ECLI:NL:RBDOR:2005:AS4892

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/087954-04
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke slachtoffers door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 1 februari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2004 te Gorinchem betrokken was bij een ernstig verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto met aanhangwagen, reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, terwijl er op dat moment een file van bijna stilstaande voertuigen was ontstaan. Door zijn roekeloze rijgedrag botste hij met volle vaart op een stilstaande personenauto, wat resulteerde in de dood van drie inzittenden van die auto, die deel uitmaakten van één gezin.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging geldig waren en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een werkstraf van 240 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte onwel was geworden en daardoor niet in staat was om tijdig te remmen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank vond dat de verdachte grove verkeersfouten had gemaakt en zeer onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/087954-04
Zittingsdatum: 18 januari 2005
Uitspraak: 1 februari 2005
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging is omschreven. Kopieën van de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlage 1 en 1A aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
{tenlastelegging:
hij op of omstreeks 15 maart 2004 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
bedrijfsauto, met aanhangwagen, merk Opel Vivaro) daarmee rijdende over de weg, [de parallelbaan) van de rijksweg A15,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, immers
heeft hij op die weg met een aanzienlijk hogere snelheid dan de op de matrixborden aangegeven maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gereden terwijl er op de hoeken van de matrixborden oranje knipperlichten brandden ter
waarschuwing voor filevorming
en/of
heeft hij toen aldaar - terwijl er op die weg een file van [bijna] stilstaande voertuigen was ontstaan - niet, althans niet tijdig, zijn motorrijtuig tot stilstand gebracht, waardoor hij met zijn motorrijtuig [in volle vaart] op de in de file opgestelde voertuigen, althans één in de file opgestelde personenauto (merk Renault, type Twingo), is ingereden,
ten gevolge waarvan de inzittenden van die personenauto (genaamd [naam slachtoffer], [naam slachtoffer] en [naam slachtoffer])werden gedood.}
[wijziging tenlastelegging:
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 maart 2004 te Gorinchem als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto met aanhangwagen, merk Opel Vivaro) daarmee rijdende over de weg, (de parallelbaan van) de rijksweg A15,
als volgt heeft gehandeld:
door toen en daar op die weg met een aanzienlijk hogere snelheid dan de op de matrixborden aangegeven maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden terwijl er op de hoeken van de matrixborden oranje knipperlichten brandden ter waarschuwing voor filevorming
en/of
door toen en daar - terwijl er op die weg een file van [bijna] stilstaande voertuigen was ontstaan - niet, althans niet tijdig, zijn
motorvoertuig tot stilstand gebracht, waardoor hij met zijn motorvoertuig [in volle vaart] op de in de file opgestelde voertuigen, althans één in de file opgesteld(e) (voertuig) personenauto (merk Renault, type Twingo), is ingereden,
door welke gedraging(en) van verdachte het gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 15 maart 2004 te Gorinchem als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto met aanhangwagen, merk Opel Vivaro) daarmee rijdende over de weg, (de parallelbaan van) de rijksweg A15 niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij verdachte de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers heeft hij toen en daar - terwijl er op die weg een file van [bijna] stilstaande voertuigen was ontstaan - niet, althans niet tijdig, zijn voertuig tot stilstand gebracht, waardoor hij met zijn motorvoertuig [in volle vaart] op de in de file opgestelde voertuigen, althans één in de file opgesteld(e) (voertuig) personenauto (merk Renault, type Twingo), is ingereden.]
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding en de de wijziging van de tenlastelegging
Bij onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie - het ten laste gelegde onder primair bewezen achtend - heeft gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, een werkstraf van 240 uur (120 dagen vervangende hechtenis) en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
3.2 De verdediging
De raadsman heeft - naast de hierna te noemen verweren - algehele vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit en een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De verweren
4.1.1
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte onwel is geworden en daardoor niet in staat is geweest ervoor te zorgen dat hij tijdig stilstond achter de auto van de latere slachtoffers. Verdachte heeft geen invloed op deze omstandigheid gehad. Hij had al de hele dag hoofdpijn gehad en had thuis, alvorens de noodlottige rit aan te vangen, koffie gedronken en een paracetamoltablet geslikt.
De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden, nog daargelaten dat de door de raadsman gestelde feitelijkheden niet zonder meer de conclusie zouden kunnen dragen dat verdachte überhaupt onwel is geweest dan wel zodanig onwel is geweest dat de schuld aan het ongeval bij verdachte heeft ontbroken.
4.1.2
Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen verwijt van het ongeval gemaakt kan worden omdat de auto van de slachtoffers de file te laat zou kunnen hebben opgemerkt en zelfstandig achterop de groene bestelbus is gereden.
De rechtbank verwerpt deze lezing van de toedracht nu deze op geen enkele wijze steun vindt in hetgeen ter terechtzitting omtrent de toedracht van het ongeval is gebleken.
4.1.3
De rechtbank verstaat het beroep van de raadsman op overmacht in het kader van dit schulddelict als een pleidooi voor vrijspraak wegens het niet bewezen zijn van het bestanddeel schuld.
Dit verweer werd hiervoor onder 4.1.1 reeds verworpen.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 15 maart 2004 te Gorinchem
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
bedrijfsauto, met aanhangwagen, merk Opel Vivaro)
daarmee rijdende over de weg, de parallelbaan van de rijksweg A15,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, immers
heeft hij op die weg met een aanzienlijk hogere snelheid dan de op de
matrixborden aangegeven maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gereden
en
heeft hij toen aldaar - terwijl er op die weg een file van
stilstaande voertuigen was ontstaan - niet zijn motorrijtuig tot stilstand gebracht, waardoor hij met zijn motorrijtuig in volle vaart op een in de file
opgestelde personenauto (merk Renault, type Twingo), is ingereden,
ten gevolge waarvan de inzittenden van die personenauto (genaamd [naam slachtoffer],
[naam slachtoffer] en [naam slachtoffer]) werden gedood.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
OVERTREDING VAN ARTIKEL 6 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994, TERWIJL HET EEN ONGEVAL BETREFT WAARDOOR EEN ANDER WORDT GEDOOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsbus een aantal grove verkeersfouten gemaakt en zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Hij heeft daardoor een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt tengevolge waarvan drie dodelijke slachtoffers uit één gezin zijn te betreuren.
Verdachte heeft rijdende in zijn bedrijfsbus met aanhanger de in werking zijnde matrixborden, remlichten van andere auto's en een file genegeerd en is met aanzienlijke snelheid ingereden op een in die file stilstaande personenauto. Deze relatief kleine en lichte personenauto is daardoor opgeduwd tegen een daarvoor stilstaande bedrijfsbus. Deze bus is vervolgens een aantal meters losgekomen van de grond en is daarna op de zijkant geland. Ook de personenauto van de slachtoffers is daarbij losgekomen van de grond. Laatstgenoemde feiten zijn illustratief voor de snelheid waarmee door verdachte moet zijn gereden en waarmee hij achterop de auto van de slachtoffers is geknald. Doordat de auto van de slachtoffers zowel aan de achterzijde - door verdachtes auto - als aan de voorzijde in elkaar is gedrukt, zijn als gevolg daarvan de drie inzittenden omgekomen.
Het verwijt dat verdachte met name te maken valt, is dat hij de ontstane verkeerssituatie in het geheel niet heeft opgemerkt, waarbij hij toen tevens, in strijd met de op dat moment door matrixborden voor zijn rijstrook aangegeven verplichte maximumsnelheid van 50 km/u, zijn snelheid niet heeft aangepast. Verdachte heeft aldus door zijn rijgedrag een voor zijn mede weggebruikers zeer levensbedreigende situatie veroorzaakt, die even goed tot nog meer dodelijke slachtoffers had kunnen leiden.
Van een weggebruiker die naar eigen zeggen beroepshalve zo'n 50.000 kilometer per jaar rijdt, mag extra oplettendheid en voorzichtigheid worden verwacht. Verdachte is zeer ernstig tekort geschoten in zijn verkeersgedrag.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de duur daarvan houdt de rechtbank tevens rekening met de mate van schuld van verdachte aan het ongeval, de fatale gevolgen van het ongeval voor de direct en indirect betrokkenen, en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de mate van schuld van verdachte. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw de bijzonder ernstige gevolgen die het handelen van verdachte tot gevolg hebben gehad en waardoor drie mensenlevens direct en velen indirect zijn verwoest.
De rechtbank acht het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een forse onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dan ook zonder meer passend en geboden. Eén en ander als nader in het dictum te melden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN NEGEN (9) MAANDEN;
EEN ONTZEGGING VAN DE BEVOEGDHEID TOT HET BESTUREN VAN MOTORRIJTUIGEN VOOR DE DUUR VAN DRIE (3) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A.C. Smid, voorzitter,
mrs. I.M.A. de Graaf en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2005.
Mr. Van Vugt is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.