ECLI:NL:RBDOR:2005:AS8707
Rechtbank Dordrecht
- Kort geding
- P.G.J. de Heij
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 24 februari 2005, is een kort geding aan de orde waarin eiser vordert tot opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde is gelegd. Het beslag is gelegd ter verzekering van een vordering tot terugbetaling van de koopprijs van een schip dat op 14 mei 2004 door eiser aan gedaagde is verkocht. Na de verkoop ontstond er een geschil over verborgen gebreken, waarna gedaagde de koopovereenkomst op 13 oktober 2004 buiten rechte ontbond. Gedaagde heeft eiser opgeroepen voor een bodemprocedure, waarin hij een verklaring voor recht vordert dat de koopovereenkomst is ontbonden, met terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding.
De voorzieningenrechter heeft in een eerdere beschikking verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag onder eiser. Eiser stelt dat er sprake is van spoedeisend belang bij de opheffing van het beslag, omdat dit beslag psychisch ongerief veroorzaakt voor hem en zijn vrouw. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van spoedeisend belang en stelt dat het beslag ongegrond is, omdat er geen gegronde vrees voor verduistering is.
De voorzieningenrechter overweegt dat de eis van spoedeisend belang ook geldt in kort geding procedures en dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een dergelijk belang. Het beslag rust op de woning van eiser, maar er is geen bewijs dat eiser de woning wil verkopen of op andere wijze wil bezwaren. De voorzieningenrechter concludeert dat het psychisch ongerief van eiser onvoldoende is om spoedeisend belang aan te nemen, waardoor eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. Eiser wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.