ECLI:NL:RBDOR:2005:AT3410

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
150366 CV EXPL 04-7234
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van kredietovereenkomst en de gevolgen van niet-naleving van de Wet op het Consumentenkrediet

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 3 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen Primeline Services B.V. en een gedaagde partij, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. Primeline vorderde betaling van een kredietbedrag van € 1.899, vermeerderd met rente, op basis van een kredietovereenkomst die was gesloten voor de aanschaf van een computer. De gedaagde heeft de vordering gemotiveerd weersproken, onder andere door te stellen dat de kredietovereenkomst nietig of vernietigbaar zou zijn vanwege het niet naleven van de voorschriften uit de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel Primeline mogelijk niet volledig heeft voldaan aan de eisen van de WCK, dit niet leidt tot de nietigheid of vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde met Primeline een kredietovereenkomst heeft gesloten en dat hij zijn verplichtingen uit deze overeenkomst niet is nagekomen. De vordering van Primeline is derhalve toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt verwezen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 150366 CV EXPL 04-7234
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 3 maart 2005 in de zaak van:
de besloten vennootschap PRIMELINE SERVICES B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch, eiseres,
gemachtigde: Maas-Delta deurwaarders,
tegen :
[…], wonende te […], gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.C. Wessels.
Partijen worden hierna aangeduid als “Primeline” en “[gedaagde]”.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 5 november 2004;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties, waarvan de producties 1, 2, 3, 4a, 4b en 5a t/m c aan de
dagvaarding zijn gehecht en de producties 6 a t/m c en 7 bij repliek zijn overgelegd.
Omschrijving van het geschil
De feiten
[gedaagde] heeft op 8 april 2003 in verband met de aanschaf bij Megapool Tilburg van een computer ten bedrage van € 1.899,-- een formulier ondertekend, waarna Primeline hem een krediet van € 1.899,-- heeft verleend.
[gedaagde] heeft ondanks aanmaning geen betalingen verricht ter aflossing van het krediet.
De vordering
Primeline vordert betaling van het krediet ten bedrage van € 1.899,-- vermeerderd met de overeengekomen rente van 20,9 % per jaar, welke rente berekend tot 5 november 2004 € 605,38 bedraagt.
Primeline legt aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag.
[gedaagde] heeft met Primeline een kredietovereenkomst gesloten met nummer 5095471536.
Bij het tot stand komen van de overeenkomst heeft Primeline een BKR toets gedaan.
Primeline heeft gewaakt voor overkreditering op basis van de door [gedaagde] verstrekte gegevens omtrent zijn beroep, te weten fulltime verzekeringsagent, in relatie tot het gevraagde krediet van € 1.899,--.
Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op de inhoud van het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij dupliek aangevoerd dat de in de dagvaarding vermelde producties niet waren gehecht aan het exemplaar van de dagvaarding dat aan [gedaagde] is betekend.
Dienaangaande geldt het volgende. Aan het ter griffie ingediende originele exploot van dagvaarding zijn de in de dagvaarding vermelde producties gehecht. Dit houdt in dat de producties tegelijk met het uitbrengen van de dagvaarding zijn meebetekend. Het deurwaardersexploot waarbij de dagvaarding wordt uitgebracht is een authentieke akte en heeft als zodanig dwingende bewijskracht, behoudens tegenbewijs. Nu [gedaagde] geen bewijs heeft aangeboden van zijn stelling dat aan de dagvaarding geen producties waren gehecht en mede in aanmerking genomen dat [gedaagde] dit processuele verweer eerst bij dupliek heeft gevoerd, zal als vaststaand worden aangenomen dat de bij dagvaarding vermelde producties met het uitbrengen van de dagvaarding aan [gedaagde] zijn meebetekend.
Primair betwist [gedaagde], bij gebrek aan wetenschap, een kredietovereenkomst met Primeline te hebben afgesloten. [gedaagde] stelt een kredietovereenkomst met nummer 5095471536 niet te kennen, althans geen exemplaar daarvan in zijn bezit te hebben.
Dit verweer wordt gepasseerd. Immers [gedaagde] heeft niet betwist dat de handtekening van de aanvrager/rekeninghouder op de door Primeline overgelegde schriftelijke kredietovereenkomst van hem is. Dat voornoemde overeenkomst het nummer 5095471536 niet vermeldt doet niet ter zake, nu Primeline onweersproken heeft gesteld dat het applicatienummer pas aan een cliënt wordt bekend gemaakt op het moment dat hij aangeschreven wordt vanwege een betalingsachterstand.
Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de kredietovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is, omdat Primeline bij de totstandkoming van de overeenkomst niet gehandeld heeft overeenkomstig art. 28 van de Wet op het Consumentenkrediet, hierna WCK, en art. 4 van de Gedragscode VFN.
[gedaagde] betwist dat Primeline genoegzame inlichtingen betreffende zijn kredietwaardigheid heeft ingewonnen. Voorts betwist [gedaagde] dat Primeline de BKR-toets heeft uitgevoerd. Hij wijst erop alleen een bijstandsuitkering te genieten.
Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Wat ervan zij dat Primeline niet gehandeld zou hebben overeenkomstig art. 28 WCK en art. 4 van de Gedragscode VFN, dit verweer kan [gedaagde] niet baten. De WCK noch de Gedragscode VFN stellen op de niet-naleving van de voorschriften in art. 28 WCK respectievelijk art. 4 van de Gedragscode VFN de sanctie van nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst die in strijd met die voorschriften is aangegaan. Voor zover [gedaagde] zich beroept op art. 3:40 lid 2 BW geldt het volgende. Nu art. 28 WCK niet de strekking heeft de geldigheid van een daarmee strijdige rechtshandeling aan te tasten, vindt art. 3:40 lid 2 BW op de voet van art. 3:40 lid 3 BW geen toepassing. Het enkele feit dat de regels van art. 28 WCK in het onderhavige geval mogelijk niet zouden zijn nageleefd, kan derhalve niet tot de gevolgtrekking leiden dat de kredietovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is.
Art. 3:40 lid 2 BW is niet van toepassing op de Gedragscode VFN, nu de term “wetsbepaling” alleen ziet op wetten in formele zin en op bepalingen die op een uitdrukkelijke delegatie door de formele wetgever berusten, zodat ook mogelijke strijd met art. 4 van de Gedragscode VFN niet tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst kan leiden.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat Primeline art. 4 van de Gedragscode VFN heeft overtreden, omdat het krediet, gelet op zijn financiële situatie, niet verstrekt had mogen worden. Daardoor heeft Primeline in strijd met haar contractuele verplichtingen dan wel onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld en is zij gehouden tot vergoeding van de schade die daaruit voortvloeit.
Primeline heeft bij repliek betwist dat zij schadeplichtig zou zijn en aangevoerd dat [gedaagde] niet heeft gesteld waaruit die schade zou bestaan.
[gedaagde] heeft bij dupliek nagelaten zijn stelling dat [gedaagde] schade heeft geleden nader te onderbouwen, zodat aangenomen wordt dat hij dat verweer niet langer handhaaft.
Nu vaststaat dat [gedaagde] met Primeline een kredietovereenkomst heeft gesloten en nietigheid dan wel vernietiging van de overeenkomst niet aan de orde is, dient [gedaagde] aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. De vordering kan derhalve worden toegewezen.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan Primeline te betalen een bedrag van € 2.504,38, vermeerderd met de overeengekomen rente van 20,9 % per jaar over € 1.899,00 vanaf 5 november 2004 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Primeline bepaald op:
aan explootkosten € 70,40
aan kosten GBA/KvK € 3,21
aan griffierecht € 190,00
aan salaris gemachtigde € 450,00
totale kosten € 713,61;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2005, in aanwezigheid van de griffier.