ECLI:NL:RBDOR:2005:AT6250
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van de Wet op het Consumentenkrediet
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 9 maart 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Rabobank Sliedrecht-Graafstroom U.A. als eiseres en twee gedaagden, die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 11.389,92, vermeerderd met wettelijke rente, op grond van de Wet op het Consumentenkrediet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden verstek hebben laten verlenen en heeft de vordering van eiseres beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de buitengerechtelijke kosten niet onder de toegestane vorm van kredietvergoeding vallen, zoals bedoeld in artikel 34 van de Wet op het Consumentenkrediet. De gevorderde incassokosten en de daarover gevorderde BTW zijn dan ook afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overige vordering van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond is, en heeft deze toegewezen, met inachtneming van de wettelijke beperkingen die aan de rente zijn verbonden. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, met de voorwaarde dat de uitvoerbaarheid bij voorraad afhankelijk is van het bieden van voldoende zekerheid door eiseres in geval van verzet door gedaagden. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is een belangrijke uitspraak in het kader van de toepassing van de Wet op het Consumentenkrediet.