ECLI:NL:RBDOR:2005:AU2843

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
31 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
59531 / FA RK 05-7627
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van vaderschap na verstrijken wettelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 31 augustus 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van vaderschap door [verweerder]. Verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1975, heeft het verzoek ingediend omdat zij recentelijk heeft ontdekt dat [verweerder] niet haar biologische vader is, maar dat dit [man] is, die op [datum] 2004 is overleden. De moeder van verzoekster was eerder gehuwd met [man] en heeft na de scheiding een relatie gehad met [verweerder], die haar op [datum] 1976 heeft erkend. Verzoekster heeft een broer en zus uit het huwelijk van haar moeder met [man].

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder het verzoekschrift en pleitaantekeningen. Tijdens de zitting op 7 juli 2005 was verzoekster aanwezig met haar advocaat, mr. M.E.H. Dumont, terwijl [verweerder] niet verschenen was. Verzoekster heeft verklaard dat zij nooit een vader-dochter relatie met [verweerder] heeft gehad en dat hij slechts kort in haar leven was. Ze heeft ook aangegeven dat ze altijd ongelukkig is geweest met haar achternaam en heeft bewijsstukken overgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek is ingediend na het verstrijken van de termijn van artikel 1:205 lid 4 BW, die drie jaar na meerderjarigheid bedraagt. De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of het vasthouden aan deze termijn een inmenging oplevert in het 'family life' zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een 'family life' tussen verzoekster en [man], aangezien verzoekster hem vanaf haar veertiende niet meer heeft gezien en er nooit een echte relatie is geweest. De rechtbank heeft daarom besloten dat de waarborging van rechtszekerheid prevaleert boven de biologische werkelijkheid en heeft het verzoek van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Zaaknummer: 59531 / FA RK 05-7627
Datum: 31 augustus 2005
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Beschikking van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
niet verschenen.
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 9 mei 2005;
- faxbericht van de advocaat van verzoekster, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 30 juni 2005;
- de ter terechtzitting overgelegde pleitaantekeningen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 juli 2005. Verschenen is verzoekster bijgestaan door haar advocaat, mr. M.E.H. Dumont.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is verweerder niet verschenen.
De feiten
De moeder van verzoekster, [vrouw], is op [datum] 1973 te [plaats] gescheiden van [man]. Na de echtscheiding bleven de moeder en [man] (hierna: [man]) een intieme relatie onderhouden waaruit verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats], Suriname.
Verzoekster heeft een broer en zus die uit het huwelijk van de moeder en [man] zijn geboren.
Na het beëindigen van deze relatie heeft de moeder een relatie gekregen met [verweerder] (hierna: [verweerder]) die op [datum] 1976 te [plaats] verzoekster heeft erkend. De moeder en [verweerder] zijn op [datum] 1976 te [plaats], Suriname, gehuwd. Op [datum] 1978 is de echtscheiding uitgesproken, welke is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] op [datum] 1980.
Het verzoek
Verzoekster verzoekt de erkenning van haar door [verweerder] te vernietigen, aangezien hij niet haar biologische vader is.
Verzoekster stelt in het verzoekschrift dat zij pas recent heeft begrepen dat [verweerder] niet haar biologische vader is maar [man]. [man] is op [datum] 2004 te [plaats] overleden. Hij heeft een testament opgemaakt waarin hij zijn kinderen uit zijn tweede huwelijk (niet zijnde het huwelijk met de moeder van verzoekster) tot erfgenamen heeft benoemd. Verzoekster wil haar kindsdeel opeisen, waarvoor noodzakelijk is dat de erkenning door [verweerder] wordt vernietigd. Zij stelt voorts dat het blijven voortbestaan van de familierechtelijke betrekking met [verweerder] niet overeenstemt met de biologische en maatschappelijke werkelijkheid.
Verzoekster voert aan dat er nooit family life is geweest tussen haar en [verweerder]. Hij is kort in haar leven geweest gedurende zijn huwelijk met haar moeder en daarna heeft zij hem nooit meer gezien. Verzoekster voert voorts aan dat zij altijd ongelukkig is geweest met haar achternaam [verweerder] en heeft ten bewijze daarvan allerlei documenten overgelegd.
De beoordeling
Ter terechtzitting heeft de advocaat van verzoekster, in afwijking van het gestelde in het verzoekschrift, meegedeeld dat verzoekster al heel lang weet dat [verweerder] niet haar biologische vader is. Zij heeft daartoe verwezen naar de overgelegde schoolrapporten uit de jaren negentig waaruit blijkt dat zij haar moeders achternaam heeft gebruikt. Indien en voor zover de wettelijke termijn van artikel 1:205 lid 4 BW een obstakel vormt voor het toewijzen van het onderhavige verzoek heeft de advocaat van verzoekster een beroep gedaan op de volgende uitspraken: Hof Den Haag van 11 december 1998 (FJR 1999,22), Hof Amsterdam van 6 oktober 2004 en HR NJ 1999/96.
Desgevraagd heeft verzoekster ter terechtzitting verklaard dat zij van jongs af aan weet dat [verweerder] niet haar biologische vader is. Zij kende haar biologische vader, [man], wel maar verzoekster heeft hem voor het laatst gezien toen zij 14 jaar was. Verzoekster heeft voorts verklaard dat zij nooit een vader-dochter relatie hebben gehad. [man] moest altijd in het geheim langskomen.
Vaststaat dat het onderhavige verzoek is ingediend na het verstrijken van de termijn die daarvoor ingevolge artikel 1:205 lid 4 BW geldt, te weten drie jaar nadat verzoekster meerderjarig is geworden. De rechtbank dient derhalve te onderzoeken of het vasthouden aan deze termijn niet een inmenging oplevert in het "family life" in de zin artikel 8 EVRM en voorts, dat zelfs als er wel sprake zou zijn van inmenging, deze niet ongerechtvaardigd zou zijn nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en ter bescherming van de belangen van het kind in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM.
Het doel van onderhavige verzoek is er in gelegen dat verzoekster na verbreking van de familierechtelijke betrekkingen met [verweerder] een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [man] kan indienen, zodat zij het kindsdeel van zijn erfenis kan opeisen.
De rechtbank is van oordeel dat het vasthouden aan de in artikel 1:205, lid 4 BW gestelde termijn in dit geval geen ongerechtvaardigde inmenging in het family life tussen verzoekster en [man] oplevert. Immers, verzoekster heeft verklaard dat zij nooit een vader-dochter relatie met [man] heeft gehad en dat zij hem vanaf haar veertiende jaar niet meer heeft gezien. Daarvoor kwam hij wel eens langs maar dat moest altijd in het geheim gebeuren. Anders dan in de door verzoekster aangehaalde uitspraken, waar er bovendien in tegenstelling tot in het geval van het hier aan de orde zijnde verzoek sprake was van een biologische vader die het kind wilde erkennen, is er in dit geval derhalve geen sprake geweest van een family life tussen verzoekster en de inmiddels overleden [man]. Onder die omstandigheden dient naar het oordeel van de rechtbank de waarborging van het rechtszekerheidsbeginsel te prevaleren boven in casu de biologische werkelijkheid. De rechtbank wijst in dit verband nog op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 15 november 2002 (NJ 2003/228).
Gelet op het voorgaande zal het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.T.J.F. Verhappen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2005.