ECLI:NL:RBDOR:2005:AU3530
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot onderhandse verkoop van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 28 september 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzoek tot onderhandse verkoop van een onroerende zaak. De verzoekster, The Governor and Company of the Bank of Scotland, had op 15 juli 2005 een verzoekschrift ingediend om goedkeuring van een notariële koopovereenkomst, ondanks dat de termijn voor indiening volgens artikel 548 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was overschreden. De openbare verkoop van de onroerende zaak was namelijk al op 6 juli 2005 aangekondigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de executiewaarde van de onroerende zaak was getaxeerd op € 171.500,--, terwijl het hoogste bod van de koper slechts € 167.500,-- bedroeg. De verzoekster stelde dat het in niemands belang was om de gehele procedure opnieuw te laten plaatsvinden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om af te wijken van de wettelijke termijn voor indiening van het verzoek.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er belanghebbenden zijn die mogelijk de voorkeur geven aan een openbare verkoop, en dat deze verkoop mogelijk een hogere opbrengst zou kunnen opleveren. Daarom werd de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot goedkeuring van de onderhandse verkoop. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.