Kenmerk: 135500 CV EXPL 04-964
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 13 oktober 2005 in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: Maas-Delta deurwaarders,
[…], wonende te […],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.D. Bakker, advocaat te Dordrecht.
Partijen worden aangeduid als Dexia en [X].
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 17 september 2003;
2. de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
3. het vonnis van de civiele sector in deze rechtbank van 28 januari 2004;
4. het exploot van oproeping van 16 februari 2004;
5. de conclusie van repliek in conventie, tevens wijziging van eis, en van antwoord in reconventie;
6. de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
7. de conclusie van dupliek in reconventie;
8. de rolbeschikking van 24 maart 2005;
9. de akte aan de zijde van [X];
10. de door partijen overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
1.1 Dexia is de rechtsopvolgster van bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de naam Legio, op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V. Deze rechtsvoorgangsters worden hierna ook Dexia genoemd.
1.2 Dexia heeft voor het sluiten van de overeenkomst gegevens over [X] opgevraagd bij Bureau Kredietregistratie te Tiel.
1.3 Dexia heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [X] een brochure gezonden, waarvan de inhoud, voor zover thans van belang, luidt:
“(…) Einde en uitbetaling
(…) Zou de verkoop van de aandelen onverhoopt minder opbrengen dan de aankoopprijs, dan zou u het verschil moeten bijbetalen. U kunt dan desgewenst gebruik maken van de verlengingsgarantie.
Verlengingsgarantie
Na de looptijd van drie jaar bent u niet verplicht om uw aandelen te verkopen. Mochten uw aandelen onverhoopt minder waard zijn geworden, dan zou u het verschil tussen de af te lossen hoofdsom en de verkoopopbrengst van uw aandelen moeten bijbetalen. Maar u hoeft uw aandelen dan niet met verlies te verkopen, want u krijgt van ons de garantie dat u uw overeenkomst altijd kunt verlengen in afwachting van betere tijden.(…)
Let op!
? Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Dat geldt ook voor beleggen met geleend geld via de WinstVerDriedubbelaar. Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u.
? De waarde van uw belegging kan fluctueren (…)
? Wij wijzen erop, dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit het verleden. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. (…)
1.4 Dexia en [X] hebben op 8 maart 2000 onder het contractnummer 74402187 een lease-overeenkomst gesloten onder de naam "Winstverdriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden waarbij [X] van Dexia een door haar aangekocht pakket aandelen/effecten met een aankoopbedrag van € 11.569,20 least voor een leasesom van € 13.996,68. Deze leasesom is opgebouwd uit het voormelde aankoopbedrag en een bedrag van € 2.427,48 aan rente.
1.5 [X] diende krachtens artikel 3 en 4 van de overeenkomst de genoemde leasesom als volgt aan Dexia te voldoen:
- gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer, een maandtermijn van € 67,43, via automatische incasso te betalen op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
- € 45,38 op of omstreeks de 35e maand;
- € 11.523,82 aan het einde van de overeenkomst, volgens de overeenkomst in principe te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen.
1.6 Artikel 5 van de overeenkomst houdt in:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
1.7 De overeenkomst is door het verstrijken van de looptijd geëindigd. Dexia heeft de onderliggende aandelen tegen de koers per 7 maart 2003 verkocht en in verband daarmee [X] een eindafrekening toegezonden ingevolge welke hij een bedrag van € 7.230,23 aan Dexia dient te voldoen.
1.8 [X] heeft het hiervoor genoemde bedrag van de eindafrekening niet betaald.
De vordering in conventie
2. Dexia vordert dat [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Dexia te betalen € 8.345,52 vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96 % per maand over € 7.230,23 vanaf 12 augustus 2003, kosten rechtens.
2.1. Dexia heeft haar eis voorwaardelijk, voor het geval de eis in reconventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, gewijzigd in die zin dat zij tevens vordert [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de betreffende effectenlease-overeenkomst, althans de waarde van deze effecten ten tijde van de verkoop daarvan.
2.2 Aan haar onvoorwaardelijke (hoofd)vordering legt Dexia nakoming van de overeenkomst (betaling van het in de eindafrekening genoemde bedrag) ten grondslag. Aan haar voorwaardelijke eis legt zij het bepaalde in art. 6:278 BW ten grondslag.
3. [X] heeft het gevorderde betwist en voert het volgende aan als verweer:
a. primair: dwaling.
[X] heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Dexia heeft hem niet duidelijk gewezen op het risico dat aan het einde van de looptijd na verkoop van de aandelen een schuld aan Dexia zou kunnen resteren.
b. subsidiair: toerekenbaar tekortschieten door Dexia.
Dexia heeft geen risicoprofiel van [X] opgemaakt. Toen [X] aan Dexia te kennen gaf dat hij een bedrag van € 67,43 per maand kon missen, ging hij er van uit dat hij in het ergste geval zijn geld kwijt zou zijn en niet dat hij ook nog een schuld zou moeten betalen. Dexia heeft daar onvoldoende op gewezen.
c. meer subsidiair: onrechtmatig handelen door Dexia.
De vordering in reconventie
4.1 In reconventie vordert [X] dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair: voor recht wordt verklaard dat de lease overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is ontbonden wegens dwaling, althans de overeenkomst bij vonnis wordt vernietigd;
subsidiair: voor recht wordt verklaard dat Dexia toerekenbaar tekort gekomen is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [X] en dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, althans de overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming van Dexia in de nakoming van haar verplichtingen wordt ontbonden;
meer subsidiair: voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en dat Dexia hoofdelijk wordt veroordeeld tot vergoeding van de door [X] geleden schade bestaande uit de restantschuld ad € 7.230,23;
kosten rechtens.
4.2 Aan zijn vorderingen legt [X] ten grondslag hetgeen hij in conventie als verweer heeft aangevoerd.
Het verweer in reconventie
5. Dexia heeft de vorderingen weersproken onder verwijzing naar haar standpunten in conventie.
Beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
6. Dwaling.
6.1 In de overeenkomst wordt melding gemaakt van een rentetermijn van € 2.427,48 en van een bedrag van € 11.569,20 als totaal aankoopbedrag, welk laatste bedrag aan het einde van de lease-overeenkomst geheel moet worden terugbetaald. Dit had voor [X], wiens stellingen erop neerkomen dat hij de inhoud van de overeenkomst niet heeft begrepen, aanleiding moeten zijn tot twijfel omtrent de strekking van de vermelding van deze bedragen in de overeenkomst en daarover nadere vragen te stellen. Dat hij dit heeft gedaan is gesteld noch gebleken. Daarom behoort, voor zover [X] onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken de overeenkomst is aangegaan, deze dwaling op de voet van art. 6:228 lid 2 BW voor zijn rekening te blijven.
7. De zorgplicht.
De navolgende overwegingen zijn grotendeels ontleend aan de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 (LJN: AS4115).
7.1 Doordat Dexia het aanbod heeft gedaan de effectenlease-overeenkomst te sluiten en [X] te kennen heeft gegeven te overwegen dit aanbod te aanvaarden, is tussen Dexia en [X] een rechtsverhouding ontstaan. Immers, ook als partijen anders dan door “onderhandelingen” betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst zijn zij tot elkaar komen te staan in een rechtsverhouding die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit (vgl. HR 31 mei 1991, NJ 1991, 647). Voorts dient bij de beoordeling van de wijze waarop in deze rechtsverhouding Dexia diende rekening te houden met de belangen van [X] tot uitgangspunt te worden genomen, dat een instelling als Dexia – als bij uitstek professioneel en deskundig op dit terrein – jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden (vgl. HR 26 juni 1998, NJ 1998, 129). Niet is gesteld of gebleken dat [X] ervaring had met beleggen.
7.2 Dexia heeft aangevoerd dat op haar in een geval als het onderhavige, waarin zij een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst, door haar omschreven als “kant-en-klaar product”, slechts een zeer beperkte zorgplicht rust. Juist is dat, zoals Dexia heeft betoogd, gradaties kunnen worden onderscheiden in de op een effectenbemiddelaar rustende verplichting tot het betrachten van zorg voor de belangen van zijn cliënt, al naar gelang de aard van de tussen hen gesloten overeenkomst. Niet valt echter in te zien dat in een geval waarin de deelnemer een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst als de onderhavige de door hem te betrachten zorg tot vrijwel nihil zou zijn gereduceerd. Ook in een geval als het onderhavige geldt dat, zoals in art. 24, aanhef en onder b, Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Bte 95) en art. 25 Nadere Regeling 1999 (hierna: NR 99) is bepaald, een effecteninstelling in het algemeen dient te handelen in het belang van zijn cliënt.
7.3 Voorts is van belang dat een effecteninstelling volgens art. 24, aanhef en onder b, Bte 95 en art. 28 lid 1 NR 99 in het belang van haar cliënten informatie inwint, onder meer, omtrent hun financiële positie, hun ervaring met beleggingen in financiële instrumenten en hun beleggingsdoelstellingen, voor zover dit redelijkerwijs relevant is bij de uitvoering van de door de effecteninstelling te verrichten diensten alsmede dat ingevolge art. 33 NR 99 op Dexia de plicht rustte [X] op passende wijze gegevens en bescheiden te verschaffen die nodig zijn voor de adequate beoordeling van de door de effecteninstelling aangeboden diensten en de financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben. Ook met betrekking tot deze beide bepalingen valt, gelet op de in het algemeen op een effecteninstelling rustende zorgplicht, niet in te zien waarom zij niet ook in een geval als het onderhavige van toepassing zouden zijn.
7.4 Uit deze bepalingen, in onderling verband en samenhang gelezen, volgt dat een effecteninstelling, voordat zij een effectenlease-overeenkomst aangaat met een wederpartij die daartoe geld van haar leent, inlichtingen dient te vragen omtrent de financiële omstandigheden van deze wederpartij. Voorts dient de effecteninstelling zich ervan te vergewissen dat deze wederpartij inzicht heeft in het gevaar dat voor haar is verbonden aan een dergelijke overeenkomst. In de genoemde bepalingen ligt besloten dat een effecteninstelling met de specifieke omstandigheden van haar wederpartij rekening dient te houden. Zijn de financiële omstandigheden van de wederpartij van dien aard dat het naar algemene maatstaven onverantwoord voorkomt de overeenkomst aan te gaan, dan dient een effecteninstelling zulks te ontraden. Een dergelijke gedragslijn kan al daarom niet als te bezwarend worden aangemerkt omdat, indien een particulier de instelling zou verzoeken hem krediet te verschaffen ter financiering van effectentransacties tot een bedrag als waarom het hier gaat, in het algemeen inlichtingen van de verzoeker zullen worden gevraagd ter beoordeling van diens kredietwaardigheid en zijn mogelijkheid om een eventueel verlies te dragen.
7.5 Niet gebleken is dat Dexia heeft geïnformeerd naar de financiële positie van [X], noch dat zij een cliëntenprofiel, hoe eenvoudig ook, heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat Dexia de specifieke omstandigheden van [X] kende. Dexia heeft daarmee dus ook geen rekening gehouden. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich ervan heeft vergewist dat [X] zich van de aan het aangaan van de overeenkomst verbonden gevaren bewust was. Dexia heeft [X] in ieder geval niet in niet mis te verstane bewoordingen gewezen op het risico dat aan het beleggen met geleend geld was verbonden. Evenmin heeft Dexia hem gewaarschuwd voor het risico van daling van de koers van de aandelen onder de vaste koers die in de overeenkomst is vermeld.
7.6 Niet gezegd kan worden dat in de overeenkomst zelf in niet mis te verstane bewoordingen tot uitdrukking is gebracht dat de wederpartij van Dexia het gevaar loopt dat bij ommekomst van de termijn waarvoor de overeenkomst is aangegaan voor hem een schuld uit hoofde van geldleen aan Dexia resteert. Daarbij is mede van belang dat in de overeenkomst is vermeld dat het restant van de lease-som in principe wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden. Deze toevoeging kan tot het misverstand aanleiding geven dat niet ervoor behoeft te worden geducht dat ten laste van de wederpartij van Dexia een schuld zal resteren.
7.7 In de aan [X] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ter beschikking gestelde folder wordt het risico van terugbetaling van de lening na het verstrijken van de looptijd weliswaar genoemd, maar beide keren wordt het risico zodanig gerelativeerd, dat ook in de brochure in dit opzicht onvoldoende duidelijkheid biedt. De in algemene bewoordingen gestelde waarschuwingen zijn evenmin voldoende in dit verband.
7.8 Indien de persoonlijke omstandigheden van [X] voor Dexia, indien zij daarvan had kennis gedragen, op grond van de bijzondere zorg die haar jegens hem betaamde ervan had behoren te weerhouden de overeenkomst aan te gaan kan sprake zijn van onrechtmatig handelen door Dexia. Hiervan kan sprake zijn indien [X] door het aangaan van de overeenkomst, gelet op zijn financiële omstandigheden, op onverantwoorde wijze zou worden blootgesteld aan de gevolgen van koersverliezen.
Geen van partijen laat zich uit over de persoonlijke omstandigheden van [X] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. De kantonrechter wenst dit punt met partijen te bespreken, voor welk doel een comparitie van partijen zal worden gelast.
8. Indien hierna vermelde datum of tijdstip partijen niet gelegen komt, kunnen zij tot uiterlijk zeven dagen vóór die datum, contact opnemen met de griffie teneinde een andere datum of tijdstip te doen bepalen. Indien een verzoek tot vaststelling van een andere datum de griffie later dan zeven dagen vóór de hierna vermelde datum bereikt zal slechts aan dat verzoek gehoor gegeven worden bij zwaarwegende redenen ter beoordeling aan de kantonrechter.
De kantonrechter wijst partijen er op dat het niet verschijnen ter zitting in het nadeel van de niet verschijnende partij kan worden uitgelegd.
in conventie en in reconventie
gelast partijen, desgewenst vergezeld van zijn/haar gemachtigde, vertegenwoordigd door een persoon die bevoegd is schikkingen voor hem/haar aan te gaan, zo deze tot stand mochten komen, te verschijnen voor de kantonrechter op 28 november 2005 te 10.30 uur, die zitting houdt in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan de Steegoversloot 36 voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2005, in aanwezigheid van de griffier.