RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Verstek
Parketnummer: 11/005609-04
Zittingsdatum : 22 september 2005
Uitspraak : 6 oktober 2005
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
Verdachte,
geboren in 1969,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering
van de officier van justitie heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3.Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd slachtoffer 2.
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van ? 7.000,- ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
.....................................................
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, MEERMALEN GEPLEEGD.
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT.
VERKRACHTING, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens zijn relatie met zijn - inmiddels ex -partner - slachtoffer 1 haar leven min of meer tot een hel op aarde gemaakt. Hij heeft haar daarbij vrijwel stelselmatig mishandeld en regelmatig verkracht. In de fase dat het slachtoffer inmiddels bij hem was vertrokken, heeft verdachte haar continu lastig gevallen en heeft hij haar in haar eigen woning verkracht. Tijdens zijn daarop volgende relatie met slachtoffer 2 heeft verdachte onder identieke omstandigheden soortgelijke delicten gepleegd. Dit slachtoffer werd eveneens min of meer stelselmatig en op brute wijze mishandeld en verkracht. Alsof dit alles nog niet genoeg was, heeft verdachte slachtoffer 2 bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft haar gedwongen op een stoel plaats te nemen en heeft haar vervolgens met benzine of terpentine overgoten. Hij heeft enkele uren met een aansteker in zijn hand om slachtoffer 2 heen gecirkeld en gedreigd haar in brand te steken. Ten einde deze bedreiging kracht bij te zetten heeft verdachte de aansteker ontstoken en heeft hij met de brandende aansteker in zijn hand een kwartier lang op korte afstand om het slachtoffer heen gelopen. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke bedreiging - die de rechtbank als uiterst laf en welhaast sadistisch karakteriseert - een bijzonder angstige ervaring voor het slachtoffer is geweest.
De gepleegde delicten hebben een enorme impact op de beide slachtoffers gehad. Het lijkt er sterk op dat de beide slachtoffers als gevolg daarvan ernstig zijn getraumatiseerd. Voor de beide slachtoffers is - naar hun eigen zeggen - hun nachtmerrie nog niet ten einde omdat zij ook thans nog dagelijks met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd. Verdachte heeft zich aan dit alles weinig gelegen laten liggen.
Naast bovengenoemde feiten heeft verdachte voorts ontucht gepleegd met twee (2) minderjarige meisjes, slachtoffer 3, de dochter van zijn vriendin, en haar vriendinnetje slachtoffer 4. De ontucht vond onder andere plaats tijdens logeerpartijen van slachtoffer 4 bij slachtoffer 3 thuis. Verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen - van zowel de slachtoffers als hun ouders - en heeft als volwassene de grenzen in de omgang met minderjarigen op zeer afkeurenswaardige manier overschreden. Verdachte heeft bij zijn handelen kennelijk uitsluitend oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens.
Met betrekking tot de door verdachte gepleegde zedendelicten merkt de rechtbank op dat het een feit is van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten vaak nog lang ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen.
De rechtbank rekent verdachte voornoemde feiten zwaar aan en is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van lange duur.
Bij de bepaling van de duur van de straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze zijn gebleken uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 18 november 2004, het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van verdachte d.d. 19 november 2004 en het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 17 augustus 2005. Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank uitdrukkelijk rekening met het feit dat verdachte reeds eerder met de strafrechter in aanraking is gekomen ter zake van onder meer openlijke geweldpleging en mishandeling.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de impact die zij hebben gehad en nog steeds hebben op de slachtoffers, het opleggen van een gevangenisstraf van na te melden duur zonder meer passend en geboden is, één en ander als nader in het dictum te melden.
7.2 De overige beslissingen
7.2.1 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij slachtoffer 2 ontvankelijk is in een deel van haar vordering, omdat aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezenverklaarde strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor het deel van de schade toegebracht door de bewezen verklaarde strafbare feiten. De rechtbank zal - nu de vordering redelijk voorkomt en rekeninghoudend met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten - de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van ? 2.500,- toewijzen met bepaling en met verwijzing in de kosten als in het dictum te melden.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van haar vordering, een bedrag van ? 5.000,-, niet-ontvankelijk verklaren, aangezien deze gevorderde schade niet een zodanig rechtstreeks gevolg is geweest van de bewezen verklaarde feiten (de verkrachtingen, de mishandelingen en de bedreiging), dat dit deel van de vordering in het strafrechtelijk kader voor vergoeding in aanmerking komt.
Naast toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ? 2.500,-zal de rechtbank als extra waarborg tevens de maatregel tot schadevergoeding ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, één en ander met bepaling als in het dictum te melden. Een en ander met dien verstande dat voldoening aan de maatregel de toegewezen civiele vordering doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de schade tot het toegewezen bedrag door verdachte, de opgelegde maatregel doet vervallen.
7.2.2 Teruggave aan verdachte van inbeslaggenomen goed
Met betrekking tot het op de lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen goed: een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur rood (genoemd op dossierpagina 1.4 van dossiernummer: PL1810/04-507822) zal de rechtbank teruggave gelasten aan de verdachte. De rechtbank merkt in dat verband nog het volgende op. Uit het proces-verbaal van politie d.d. 22 november 2004 (dossierpagina 2.1.16 van dossiernummer: PL1810/04-507822) blijkt dat er in deze telefoon pornografische foto's zijn aangetroffen. De beide slachtoffers 1 en 2 hebben verklaard dat wanneer zij (gedwongen) seks met verdachte ondergingen, verdachte daarvan (tegen hun wil) foto's maakte met genoemde mobiele telefoon. Om die reden zal de rechtbank gelasten dat de pornografische afbeeldingen en de afbeeldingen van de (gedwongen) seks met de slachtoffers 1 en 2 door de politie uit het fotobestand van de genoemde mobiele telefoon worden gewist, alvorens de mobiele telefoon aan de verdachte terug wordt gegeven.
8.De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
de artikelen 36f, 57, 242, 247 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZEVEN JAREN EN ZES MAANDEN,
beveelt, dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan slachtoffer 2 een bedrag van ?2.500,-, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.500,- ten behoeve van slachtoffer 2;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart slachtoffer 2 niet ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het bedrag van ? 5.000,- en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Ten aanzien van het inbeslaggenomen goed:
gelast teruggave aan de verdachte:
- de mobiele telefoon, merk Nokia, kleur rood.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. P.L. van Dijke en mr. R.J. Baumgardt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2005.
mr. R.J. Baumgardt is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis te ondertekenen.