ECLI:NL:RBDOR:2005:AU4763

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54624 HA ZA 04-2405
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan dakopbouw door ongeschikte bouwmaterialen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Dordrecht, ging het om een geschil tussen Industrial Timber Supply B.V. (ITS) en Kanters & van Dijk V.O.F. over schade aan een dakopbouw. De schade was veroorzaakt door DuraGyp-platen die door ITS waren geleverd, maar niet geschikt bleken voor gebruik aan de buitenzijde van de dakopbouw. Kanters c.s. stelden dat de geleverde platen, ondanks een goede voorbehandeling tegen vocht, niet voldeden aan de eisen voor buitengebruik. De rechtbank oordeelde dat het oordeel van BPB Nederland B.V., de producent van de platen, als deskundig bewijs kon worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat ITS tekort was geschoten in haar verplichtingen, waardoor zij aansprakelijk werd gesteld voor de schade aan de dakopbouw en de herstelkosten.

De rechtbank beoordeelde de bewijsstukken die door Kanters c.s. waren overgelegd, waaronder een factuur van Pro Floor B.V. voor herstelwerkzaamheden en een schriftelijke verklaring van een getuige. De rechtbank concludeerde dat Kanters c.s. in hun bewijsvoering waren geslaagd en dat de kosten van herstel, inclusief arbeidskosten, redelijk waren vastgesteld. De totale vordering van Kanters c.s. op ITS werd vastgesteld op € 10.346,22.

Daarnaast werd er een vordering van ITS op Kanters c.s. toegewezen voor een bedrag van € 2.719,28, met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat Kanters c.s. in de proceskosten moesten worden veroordeeld, evenals ITS in de kosten van het geding in reconventie. Het vonnis werd uitgesproken op 12 oktober 2005.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Industrial Timber Supply B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. C.F.W.A. Hamm,
tegen
1. de vennootschap onder firma
Kanters & van Dijk V.O.F.,
gevestigd te Dordrecht,
2. gedaagde 2 in conventie,
wonende te plaats,
3. gedaagde 3 in conventie,
wonende te plaats,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. I.C.G. Klein-Hendriks.
Partijen worden hieronder aangeduid als ITS en Kanters c.s..
Het verdere procesverloop
1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 16 februari 2005 en de daarin vermelde stukken,
- akte houdende overlegging van schriftelijke bewijsmiddelen van Kanters c.s.,
- antwoordakte van ITS,
- nadere akte van Kanters c.s.,
- antwoordakte op nadere akte van ITS,
- de door beide partijen overgelegde producties.
De verdere beoordeling van het geschil
in conventie
2. Bij voornoemd vonnis zijn Kanters c.s. toegelaten te bewijzen dat:
a. de door ITS geleverde platen, ook bij een goede voorbehandeling tegen vochtinwerking, niet geschikt waren voor toepassing aan de buitenzijde van een dakopbouw;
b. de kosten van de herstelwerkzaamheden aan de dakopbouw van de woning aan de Meranti te Dordrecht € 12.292,-- bedragen.
3. Door Kanters c.s. is overgelegd een brief van BPB Nederland B.V. van 10 maart 2005, welke voor zover hier van belang inhoudt:
“… met betrekking tot de toepassing van DuraGyp in een buitensituatie, kunnen wij u aanvullend nog het volgende meedelen.
Gipskartonplaten worden door ons te allen tijde afgeraden voor buitentoepassingen. DuraGyp is weliswaar een plaat die de beste eigenschappen heeft van alle gipskartonplaten, daarom is deze plaat gedurende langere tijd bestand tegen vocht dan gewone gipskartonplaten. Voor permanente toepassingen aan de buitenzijde is ook deze plaat functioneel ongeschikt, ook indien de plaat op enigerlei wijze wordt voorbehandeld. …”
4. ITS heeft niet bestreden dat vorenbedoelde brief afkomstig is van BPB Nederland B.V. en dat deze de producent en leverancier van de door haar aan Kanters c.s. geleverde DuraGyp-platen is. Derhalve dient het hiervoor weergegeven oordeel van BPB Nederland B.V. over die platen te worden aangemerkt als een deskundig oordeel en levert dat bewijs op van de stelling dat die geleverde platen, ook bij een goede voorbehandeling tegen vochtinwerking, niet geschikt waren voor toepassing aan de buitenzijde van een dakopbouw.
5. Door ITS is overgelegd een brief van Van Wijngaarden + co b.v. van 20 mei 2005, welke de volgende mededeling over DuraGyp-platen inhoudt:
“… Indien deze plaat kwalitatief goed wordt afgewerkt, kan deze in vrijwel alle situaties worden toegepast …”
Deze mededeling is onvoldoende om tegenbewijs van voormelde stelling op te leveren. Immers volgt uit die mededeling dat er situaties zijn waarin deze plaat niet kan worden toegepast en wordt niet uitgesloten dat permanente toepassing aan de buitenzijde ook daaronder valt. Voorts laat de mededeling in het midden wat onder goed afwerken moet worden verstaan, zodat zonder nadere toelichting van de afzender – die ontbreekt – daaruit niet kan worden afgeleid dat bij permanente toepassing aan de buitenzijde voorbehandeling tegen vochtinwerking volstaat.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Kanters c.s. in het hen opgedragen bewijs sub a zijn geslaagd. Zoals in het vonnis van 16 februari 2005 onder 7.6 is overwogen, staat daarmee vast dat ITS door de levering van DuraGyp-platen is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichten en dat ITS derhalve aansprakelijk is voor de ontstane schade aan de dakopbouw en de gemaakte kosten in het kader van de verrichte herstelwerkzaamheden. De door ITS aangevoerde omstandigheid dat Kanters c.s. om wandbekledingsplaten van de goedkoopste soort verzocht, doet er immers niet aan af dat voldaan diende te worden aan de door Kanters c.s. gestelde voorwaarde dat de platen geschikt waren voor toepassing aan de buitenzijde van de dakopbouw.
7. Ter staving van de kosten van herstel hebben Kanters c.s. een factuur van Pro Floor B.V. d.d. 10 juli 2004 ad € 5.866,22 inclusief BTW overgelegd, welke een specificatie bevat van geleverde materialen op het adres Meranti te Dordrecht. Voorts hebben Kanters c.s. overgelegd een schriftelijke verklaring van naam, wonende aan de Meranti te Dordrecht, inhoudende dat Kanters & Van Dijk v.o.f. gedurende een periode van 10 dagen bezig is geweest op het dak van zijn woonhuis om de schade die veroorzaakt is door de opbolling van de buitenbeplating te herstellen, dat de werkzaamheden zijn verricht van 21 juni 2004 tot en met 2 juli 2004 en dat beide vennoten hebben gewerkt.
8. ITS heeft niet bestreden dat de voormelde factuur afkomstig is van Pro Floor B.V.. Evenmin heeft zij bestreden dat de in deze factuur vermelde materialen ten behoeve van het vorenbedoelde herstel zijn aangewend en dat aan die materialen de in de factuur vermelde kosten zijn verbonden. De factuur volstaat derhalve als bewijs van materiaalkosten van het verrichte herstel. Kanters c.s. is derhalve in ieder geval tot het bedrag van € 5.866,22 in het opgedragen bewijs sub b geslaagd.
9. Kanters c.s. stellen dat de kosten van het verrichte herstel naast de voormelde materiaalkosten bestaan uit arbeidskosten van 2 man gedurende 10 werkdagen van 8 uur per dag tegen een uurtarief van € 40,--, zijnde € 6.400,-- in totaal. Ter staving van deze stelling beroepen Kanters c.s. zich op de voormelde schriftelijke verklaring van naam en een door hen overgelegde offerte d.d. 9 februari 2005, waaruit het door hen gehanteerde uurtarief van € 40,-- zou blijken.
10. Uit de voormelde verklaring van naam blijkt niet dat de beide vennoten gedurende 10 dagen 8 uur per dag hebben gewerkt. Die verklaring levert derhalve geen bewijs op van de door Kanters c.s. gestelde arbeidsuren.
11. Kanters c.s. hebben bij hun laatste akte getuigenbewijs van de uitgevoerde garantiewerkzaamheden aangeboden. Met het oog op de goede procesorde dient aan dat aanbod te worden voorbijgegaan, nu Kanters c.s. bij het voormeld vonnis is toegelaten het opgedragen bewijs zo nodig door middel van getuigen te leveren, zij geen valide reden hebben gesteld voor het feit dat de bedoelde getuigen niet eerder zijn voorgebracht en de rechtbank de door hen geleden schade bestaande uit de kosten van arbeid die met het verrichte herstel is gemoeid ex aequo et bono kan begroten. Niet in geschil is immers dat voor het verrichte herstel arbeid noodzakelijk was. Voorts heeft ITS niet bestreden dat Kanters c.s. een uurtarief van € 40,-- hanteert en dat zulks een redelijk tarief is. Voor de begroting van het aantal arbeidsuren zijn de arbeidsuren die zijn vermeld in de door ITS bij conclusie van antwoord in reconventie als productie 2 overgelegde offerte d.d. 24 oktober 2004 richting gevend, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat die offerte is uitgebracht nadat de bedoelde werkzaamheden waren uitgevoerd. Op grond van dit alles worden (7 dagen x 8 uur x 2 man =) 112 arbeidsuren voor de uitvoering van de onderhavige herstelwerkzaamheden redelijk geacht. De schade bestaande uit de kosten van arbeid die met het verrichte herstel is gemoeid worden derhalve ex aequo et bono op (112 x € 40,-- =) € 4.480,-- begroot. Hiermee komt de vordering van Kanters c.s. op ITS in totaal op € 10.346,22.
12. Op grond van voormelde vordering zijn Kanters c.s. bevoegd hun betalingsverplichtingen jegens ITS tot het bedrag van
€ 10.346,22 op te schorten. Nu geen van partijen zich op verrekening beroept, volgt uit dit opschortingsrecht dat de vordering van ITS dient te worden afgewezen voor zover deze het bedrag van (€ 13.065,50 - € 10.346,22 =) € 2.719,28 te boven gaat. Dit laat onverlet dat Kanters c.s. – in het geval geen verrekening tot stand komt – het meerdere verschuldigd zullen zijn vanaf het moment dat ITS hun vordering zal hebben voldaan.
13. Nu Kanters c.s. eerst op 14 juli 2003 ITS op de hoogte hebben gesteld van het feit dat schade aan de dakopbouw bij de woning Meranti te Dordrecht was ontstaan, komt hen eerst vanaf die datum voormeld opschortingsrecht toe. Kanters c.s. zijn derhalve tot die datum rente over de volledige vordering van ITS verschuldigd en vanaf die datum de rente over het voormelde bedrag van € 2.719,28 verschuldigd. Op grond van hetgeen in het vonnis van 16 februari 2005 onder 7.10 is overwogen, is die rente de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Daar niet meer kan worden toegewezen dan is gevorderd, zal die rente echter als na te melden worden toegewezen.
14. Het verweer van Kanters c.s. tegen de gevorderde beslagkosten faalt. Ingevolge artikel 706 Rv. kunnen kosten van beslag immers van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Van nietigheid van het door ITS ten laste van Kanters c.s. gelegde conservatoir derdenbeslag is geen sprake en uit de toewijzing van na te melden vordering volgt dat het beslag niet onrechtmatig is geweest. De omstandigheid dat het beslag geen doel heeft getroffen, betekent niet zonder meer dat de beslaglegging onnodig was en bijkomende omstandigheden waaruit dat zou kunnen worden afgeleid zijn niet door Kanters c.s. gesteld.
15. Als de voor dat deel in het ongelijk gestelde partij zullen Kanters c.s. worden veroordeeld in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, berekend aan de hand van het toewijsbare bedrag.
in reconventie
16. Nu in conventie is uitgemaakt dat Kanters c.s. een vordering van € 10.346,22 op ITS hebben, kan hun vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de daarover gevorderde rente, nu die voldoende steun vindt in de wet en ITS daar geen afzonderlijk verweer tegen heeft gevoerd.
17. Als de in het ongelijk gestelde partij zal ITS worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank:
in conventie
veroordeelt Kanters c.s. tot betaling aan ITS van een bedrag van € 2.719,28, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW tot een maximum van 6% per jaar over € 13.065,50 steeds vanaf 30 dagen na aanvang van de dag, volgende waarop Kanters c.s. de facturen hebben ontvangen waaruit dit bedrag is opgebouwd, tot 14 juli 2003 alsmede de voormelde rente over € 2.719,28 vanaf 14 juli 2003 tot de voldoening;
veroordeelt Kanters c.s. in de kosten van het geding, de kosten van het beslag daaronder begrepen, tot op heden aan de zijde van ITS bepaald op € 1.344,-- aan salaris van de procureur en € 662,16 aan verschotten, waarvan € 325,-- aan griffierecht;
in reconventie
veroordeelt ITS tot betaling aan Kanters c.s. van een bedrag van € 10.346,22, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juni 2004 tot de voldoening;
veroordeelt ITS in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Kanters c.s. bepaald op € 678,-- aan salaris van de procureur en nihil aan verschotten;
in conventie en in reconventie
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 oktober 2005.