ECLI:NL:RBDOR:2005:AU5700

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
145195 CV EXPL 04-5106
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon en de betekenis van de groene kaart in het kader van WAM-verzekeringen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 3 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser een vordering heeft ingesteld tegen zijn assurantietussenpersoon, gedaagde. Eiser heeft gedaagde opdracht gegeven om zijn auto te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid en cascoschade bij de Nieuw Hollandse Lloyd N.V. (NHL). Eiser stelt dat gedaagde toerekenbaar tekort is gekomen in de uitvoering van deze opdracht, waardoor hij schade heeft geleden. De kern van het geschil draait om de vraag of gedaagde tijdig de verzekering heeft afgesloten en of eiser voldoende bewijs heeft geleverd van de tekortkoming van gedaagde.

Eiser heeft op 19 april 2002 aan gedaagde opdracht gegeven om de verzekering af te sluiten, maar ontving in mei 2002 bericht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) dat zijn auto als niet verzekerd stond geregistreerd. Eiser heeft gedaagde hierover benaderd, maar gedaagde stelde dat de verzekering wel was afgesloten en dat er een administratieve achterstand bij de NHL was. Op 4 augustus 2002 raakte de auto van eiser betrokken bij een aanrijding, maar de NHL weigerde schadevergoeding te betalen omdat er volgens hen geen verzekeringsovereenkomst bestond op dat moment.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet tijdig zorg heeft gedragen voor het sluiten van de verzekering, maar dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde de gegevens niet tijdig aan de NHL heeft doorgegeven. De rechter oordeelt dat gedaagde als assurantietussenpersoon de zorgvuldigheid had moeten betrachten die van een redelijk bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht, maar dat het stilzitten van gedaagde geen nadeel voor eiser heeft opgeleverd. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van assurantietussenpersonen en de noodzaak voor cliënten om goed op de hoogte te zijn van de status van hun verzekeringen. De uitspraak biedt inzicht in de juridische interpretatie van de groene kaart en de verplichtingen van tussenpersonen in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 145195 CV EXPL 04-5106
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 3 november 2005
in de zaak van:
[…],
wonende te […],
eiser,
gemachtigde: mr. K.W. van der Fliert (DAS rechtsbijstand),
rolgemachtigde: Maas Delta Deurwaarders,
tegen:
[…],
wonende te […],
gedaagde,
zelf procederende.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 19 juli 2004;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. het tussenvonnis van 7 april 2005;
6. het proces-verbaal van de op 30 mei 2005 gehouden comparitie van partijen;
7. de akte van [eiser] ;
8. de akte van [gedaagde];
9. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
1.1 Op 19 april 2002 heeft [eiser] aan assurantietussenpersoon [gedaagde] opdracht gegeven de auto met kenteken […] (verder: de auto) te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid en cascoschade bij de Nieuw Hollandse Lloyd N.V. (verder: NHL).
1.2 [gedaagde] heeft [eiser] op diens verzoek op 20 april 2002 een zogenaamde “groene kaart” gegeven voor de auto. De groene kaart was geldig tot 19 juni 2002.
Daarnaast heeft [gedaagde] hem een formulier gegeven, welk formulier [eiser] diende in te vullen voor de NHL.
[gedaagde] heeft de opdracht van [eiser] op 23 april 2002 aan de NHL doorgegeven.
1.3 In mei 2002 kreeg [eiser] bericht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (verder RDW) dat de auto als niet verzekerd stond geregistreerd. [eiser] heeft hierover opheldering gevraagd aan [gedaagde] en tevens gevraagd waar het polisblad bleef. [gedaagde] heeft hem medegedeeld dat de auto wel verzekerd was en dat de NHL waarschijnlijk een achterstand had bij het verwerken van de administratie, waardoor de verzekering nog niet was aangemeld bij de RDW.
1.4 Op 4 augustus 2002 is de auto van [eiser] in het buitenland betrokken geraakt bij een aanrijding met een andere auto, waarbij aan beide auto’s schade is ontstaan.
1.5 De NHL stelt zich op het standpunt dat op 4 augustus 2002 geen verzekeringsovereenkomst tussen haar en [eiser] bestond en zij heeft de schade niet vergoed.
1.6 [eiser] heeft de schade aan de andere auto ad € 2.036,01 betaald aan het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars (NBM).
1.7 Op 25 september 2002 heeft [eiser] opnieuw van [gedaagde] een groene kaart voor de auto gekregen, die geldig was tot 25 januari 2003.
1.8 Op 2 oktober 2002 heeft [gedaagde] het formulier van [eiser] retour ontvangen. De NHL heeft deze gegevens op 9 oktober 2002 van [gedaagde] ontvangen.
2. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 5.000,-- met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, kosten rechtens.
2.1 Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is gekomen ten gevolge waarvan hij schade heeft geleden. In dit verband stelt hij het volgende.
[gedaagde] heeft niet tijdig zorg gedragen voor het sluiten van de verzekering voor de auto. [eiser] lijdt hierdoor schade, bestaande uit de door hem aan het NBM betaalde schade (€ 2.036,01) en de schade aan zijn eigen auto (€ 2.972,69).
3. [gedaagde] voert het volgende aan als verweer.
Op 23 april 2002 is de verzekering bij de NHL gemeld. [eiser] heeft aan de aanduiding op de groene kaart kunnen zien dat deze beperkt geldig was en hij heeft zelf het formulier pas op 2 oktober 2002 aan [gedaagde] terug gegeven.
Beoordeling van het geschil
4. [gedaagde] dient als assurantietussenpersoon bij de uitoefening van haar beroep tegenover haar opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot/vakgenoot mag worden verwacht.
4.1 Op grond van het hiervoor weergegeven algemene criterium diende [gedaagde] de NHL voldoende inlichtingen te verschaffen om de gewenste verzekering tussen [eiser] en de NHL tot stand te brengen.
4.1.1 Niet in geschil is dat [gedaagde] was gerechtigd om namens de NHL een groene kaart (WA/casco) aan [eiser] af te geven. Een groene kaart is op zichzelf geen bewijs van verzekering , maar wel mag uit dit document worden afgeleid dat voorlopige dekking (WA/casco) is verleend, nu geen van partijen feiten stelt die aan deze conclusie in de weg staan. Ook voorlopige dekking berust op een verzekeringsovereenkomst (HR 13 december 2002 LJN: AE9244).
4.1.2 [eiser] dient te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat [gedaagde] de gegevens niet tijdig aan de NHL heeft doorgegeven.
Hij stelt dat de NHL pas op 16 augustus 2002 voor het eerst in kennis werd gesteld van de verleende dekking. Uit het besprekingsverslag van 6 december 2002, dat aan het proces-verbaal van de comparitie van partijen is gehecht en welk verslag [eiser] voor inhoudelijk juist heeft ondertekend, blijkt evenwel dat […], medewerker van de NHL, tegen [gedaagde] en [eiser] heeft gezegd dat de NHL had moeten vragen aan [gedaagde] wat de bedoeling was met de oude en de nieuwe auto. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij op 15 juni 2002 aan de NHL heeft medegedeeld dat de oude auto nog meeverzekerd moest blijven. Kennelijk was dus bij de NHL bekend dat er een nieuwe auto voor de verzekering was aangemeld. Onder deze omstandigheden heeft [eiser] zijn stelling dat [gedaagde] de verzekering niet tijdig heeft aangemeld onvoldoende onderbouwd en wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
4.2.1 Vervolgens diende [gedaagde] [eiser] te begeleiden in het verkeer met de verzekeraar en uit de haar bekend geworden feiten de nodige actie ondernemen.
Op zichzelf is een melding van de RDW dat een auto niet als verzekerd geregistreerd staat geen bewijs dat geen WAM verzekering is afgesloten, maar voor een tussenpersoon dient een dergelijk signaal wel aanleiding te zijn voor een grondig onderzoek. [gedaagde] stelt niet dat zij bij de NHL heeft geïnformeerd naar de oorzaak van de melding van de RDW, terwijl dit wel van haar verwacht had mogen worden. In beginsel kan dit stilzitten een tekortkoming opleveren, indien daardoor de gewenste verzekering niet (alsnog) tot stand komt.
4.2.2 Uit het besprekingsverslag van 6 december 2002 blijkt echter dat de medewerker van de NHL heeft gezegd dat de NHL tot uitbetaling zal overgaan, nadat hij de groene kaart uit het dossier van de NHL en de originele groene kaart met elkaar had vergeleken. Door het stilzitten van [gedaagde] is derhalve geen nadeel voor [eiser] ontstaan. Gelet op deze mededeling kan evenmin worden geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende inspanningen heeft verricht om het polisblad van de NHL te verkrijgen, zoals [eiser] wellicht bedoelt te stellen.
4.3 Gelet op vorenstaande heeft [eiser] onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgekomen, zodat de vordering wordt afgewezen. Aan de beoordeling van de schade wordt niet toegekomen.
5. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [gedaagde] worden op nihil gesteld, aangezien zij zelf (en niet bij gemachtigde) procedeert.
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2005, in aanwezigheid van de griffier.