ECLI:NL:RBDOR:2005:AU8846

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
56985 / HA ZA 04-2788
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van aandeelhouders en bestuurder van gefailleerde vennootschap jegens bank en leasemaatschappij wegens onzorgvuldig handelen

In deze zaak vorderden de aandeelhouders en de bestuurder van de gefailleerde vennootschap Maas Kozijnen schadevergoeding van de Rabobank en de leasemaatschappij Lage Landen. De eisers stelden dat deze partijen onrechtmatig hadden gehandeld door overeenkomsten op te zeggen, wat zou hebben geleid tot het faillissement van Maas Kozijnen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de aandeelhouders en de bestuurder niet ontvankelijk waren, omdat dergelijke vorderingen alleen de vennootschap toekomen. De rechtbank stelde vast dat de eisers niet hadden aangetoond welke specifieke zorgvuldigheidsnormen door de gedaagden waren geschonden ten opzichte van hen als aandeelhouders en bestuurder. De rechtbank wees ook de vordering af die was gecedeerd aan de eisers, omdat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de Rabobank en Lage Landen gerechtigd waren om de overeenkomsten op te zeggen, gezien de financiële problemen van Maas Kozijnen en het dreigende bodembeslag door de fiscus. De vorderingen werden afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

rolnummer : 56985 / HA ZA 04-2788
datum : 28 december 2005
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te Tegelen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats], België,
eisers,
procureur: mr. V.J. Groot,
tegen
1. de coöperatieve Rabobank Gorinchem U.A.,
gevestigd te Gorinchem,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Lage Landen Financial Services B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagden,
procureurs gedaagden sub 1 en 2: mr. J.A. Visser, gedaagde sub 3: mr. J.H. Silfhout, gedaagde sub 4: mr. L.R.T. Peeters.
Partijen worden hieronder ook aangeduid als [eiseres sub 1], [eiseres sub 2], [eiser sub 3], [eiser sub 4], Rabobank, [gedaagde sub 2], Lage Landen en [gedaagde sub 4].
Het procesverloop
1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaardingen van 5 november en 8 november 2004,
* de door gedaagden afzonderlijk genomen conclusies van antwoord,
* conclusies van repliek,
* de door gedaagden afzonderlijk genomen conclusies van dupliek,
* de door partijen overgelegde producties,
De vaststaande feiten
2. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
3. Tussen Lage Landen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Timmerfabriek De Maas B.V. zijn in augustus 1999 en januari 2000 financial lease overeenkomsten gesloten met betrekking tot diverse machines. Bij deze overeenkomsten is pandrecht op deze machines gevestigd ten gunste van Lage Landen. In de overeenkomst van januari 2000 is in punt G opgenomen:
"Voorts zijn op de geldlening en verpanding de bijgevoegde Algemene Voorwaarden Financiële Rabolease 1998 van toepassing. Cliënt verklaart deze algemene voorwaarden te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben genomen."
4. In artikel 12 van de Algemene Voorwaarden Financiële Rabolease 1998 is opgenomen:
"Indien cliënt als schuldenaar of pandgever jegens DLL (i.e. Lage Landen, rechtbank) in verzuim is in de nakoming van of in strijd handelt met een op hem rustende verplichting, of indien
- op het Object conservatoir of executoriaal beslag wordt gelegd, of
- het Object verloren mocht gaan, door welke oorzaak ook, danwel zodanig wordt beschadigd dat dit naar het oordeel van de door assuradeuren benoemde expert de kosten van herstel hoger zijn dan de waarde van het Object, of
- redelijkerwijs kan worden aangenomen dat cliënt binnen vier maanden Nederland metterwoon zal verlaten, of zijn bedrijf naar het buitenland zal verplaatsen, of
- surseance van betaling of faillissement van cliënt is aangevraagd, danwel cliënt op enigerlei wijze de vrije beschikking over het geheel of een gedeelte van zijn vermogen verliest, of
- het Object of eventueel ten behoeve van DLL verstrekte andere zekerheden aanmerkelijk in waarde dreigen te verminderen of zijn verminderd, of
- cliënt verplicht is tot het doen van een mededeling als bedoeld in artikel 16 d van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, of
- zich andere omstandigheden voordoen die de verhaalsmogelijkheden van DLL in ernstige mate kunnen verhinderen of in gevaar kunnen brengen,
dan is al hetgeen door cliënt aan DLL verschuldigd is ineens opeisbaar. Cliënt zal dan gehouden zijn aan DLL te voldoen het totaal van de niet betaalde verschenen en nog niet verschenen termijnen, vermeerderd met de verschuldigde renten. Het door de cliënt in bedoelde gevallen verschuldigde bedrag zal terstond integraal aan DLL worden voldaan zodra DLL dit verlangt."
5. Ten aanzien van de genoemde overeenkomsten trad Rabobank op als tussenpersoon voor Lage Landen.
6. Bij overeenkomst van 16 januari 2002 heeft de besloten vennootschap De Maas Kozijnen B.V. (hierna: Maas Kozijnen) door middel van contractovername de positie van Timmerfabriek De Maas B.V. overgenomen.
7. Tussen Rabobank en Maas Kozijnen zijn in december 2001 en november 2003 geldleningovereenkomsten tot stand gekomen, waarbij Rabobank aan Maas Kozijnen begin 2004 in totaal een bedrag van circa € 205.000,-- had geleend. De aandeelhouders van Maas Kozijnen waren onder meer [eiseres sub 2] en [eiser sub 4]. Bestuurder van Maas Kozijnen was [eiser sub 3].
8. In april 2004 zijn tussen [eiser sub 3] namens Maas Kozijnen en [gedaagde sub 2] namens Rabobank, diverse gesprekken gevoerd met betrekking tot de financiële positie van Maas Kozijnen. In een van deze gesprekken is namens Maas Kozijnen naar voren gebracht dat de fiscus bodembeslag wilde leggen en dat Maas Kozijnen dit zou trachten uit te stellen.
9. In het door [eiser sub 3] opgestelde besprekingsrapport van het gesprek van 1 april 2004 is onder meer opgenomen:
"Op het kantoor van dhr. [gedaagde sub 2] is besproken dat het bijzonder moeilijk is te overleven in de markt en dat de cijfers van 2003 negatief beïnvloed zullen worden door de verdere gevolgen van het project HBB van [betrokkene] uit Nieuwegein.
[betrokkene], de aannemer van het project weigert de openstaande posten te betalen en beweert hoge kosten te hebben gekregen door een te late levering van kozijnen. Hij heeft een claim neergelegd van 103.000 euro welke wij hebben gepareerd met een claim van 153.000. De openstaande facturen waarop wij naar onze mening recht op hebben bedraagt ca. 50.000 euro. Er zal een kort geding worden gestart om [betrokkene] alsnog te dwingen tot betaling (...)"
"(...) Met het oog op een betalingsregeling wil de belastingdienst beslag komen leggen maar dit trachten wij zoveel mogelijk uit te stellen omwille van de op korte termijn op handen zijnde intreding van een MBI kandidaat(...)"
In het door [eiser sub 3] opgestelde besprekingsrapport van het gesprek van 8 april 2004 is onder meer opgenomen:
"(...)De heer [gedaagde sub 2] doet de mededeling dat hij de onderneming graag zou helpen te overleven door bespreking van een aantal scenario's. Dit in aanwezigheid van de betrokken accountant, [naam accountant]. Tevens worden de mogelijkheden en grenzen van uitbreiding van het krediet besproken indien externe stortingen plaatsvinden door een MBI kandidaat en de aandeelhouders.
Dhr. [gedaagde sub 2] deelt mee De Lage Landen te zullen informeren over de huidige stand van zaken (...)"
In het door [eiser sub 3] opgestelde besprekingsrapport van het gesprek van 13 april 2004 is onder meer opgenomen:
"(...)Vastgesteld wordt dat een scenario met een faillissement en herstart van de onderneming geen reële optie is.
Verder wordt nog gesproken over b.v. het organiseren van een crediteurenakkoord, waarbij er evenwel geld beschikbaar dient te zijn dat kan worden gebruikt om de crediteuren mee te betalen. Deze middelen zullen door alle huidige betrokkenen en de toetredende MBI-kandidaat bijeen gebracht moeten worden (...)"
10. Rabobank heeft naar aanleiding van de gesprekken met [eiser sub 3] Lage Landen op 13 april 2004 geïnformeerd over de financiële situatie van Maas Kozijnen.
11. Bij brief van 14 april 2004 heeft Lage Landen met een beroep op haar algemene voorwaarden de financial lease overeenkomst met Maas Kozijnen opgezegd. Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter heeft Lage Landen met inschakeling van [gedaagde sub 4] op 15 april 2004 de (verpande) machines in beslag genomen en weggehaald uit de macht van Maas Kozijnen. Hierna heeft er overleg plaatsgevonden tussen Maas Kozijnen en Lage Landen, waarbij Lage Landen heeft aangegeven onder voorwaarden bereid te zijn de machines terug te plaatsen. Dit overleg heeft evenwel niet tot overeenstemming geleid.
12. Op 23 april 2004 heeft de fiscus bodembeslag gelegd.
13. Bij overeenkomst van 7 mei 2004 zijn de betreffende machines en andere activa door Maas Kozijnen verkocht aan [eiseres sub 1] met betaling aan Rabobank en Lage Landen van de door Maas Kozijnen aan hen verschuldigde bedragen.
14. Bij vonnis van deze rechtbank van 7 juli 2004 is Maas Kozijnen in staat van faillissement verklaard.
15. In het eerste openbare faillissementsverslag is opgenomen:
"(...) In het eerste jaar (2002) heeft de onderneming een verlies geleden van € 339.561,--. In 2003 is een verlies geleden van € 144.185,-- (voorlopige jaarrekening). De onderneming verwachtte voor het jaar 2004 voor de eerste maal winst te maken. De cijfers over de eerste drie maanden bevestigen dit enigszins (positief resultaat van € 26.707,--).
Vanwege de verliezen in de eerste twee jaren is er een liquiditeitsprobleem ontstaan. De onderneming, bij monde van de heer [eiser sub 3], voorzag problemen met betalingen aan de fiscus en heeft de bank hierover ingelicht (...)"
De vordering
16. Eisers vorderen bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van Rabobank:
1. te verklaren voor recht dat Rabobank jegens [eiseres sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar respectievelijke verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten met Maas Kozijnen en/of dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers gezamenlijk dan wel tegen een van hen afzonderlijk, met veroordeling van Rabobank te voldoen aan (respectievelijke) eiser(s) de dientengevolge door de (respectievelijke) eiser(s) geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. als voorschot op de schadevergoeding als sub 1 bedoeld, en vooruitlopend op een schadestaat procedure, Rabobank te veroordelen aan (respectievelijke) eiser(s) te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag als door de Rechtbank
Dordrecht in goede justitie te bepalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]:
3. te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers gezamenlijk dan wel tegen een van hen afzonderlijk, met veroordeling van [gedaagde sub 2] te voldoen aan (respectievelijke) eiser(s) de dientengevolge door de (respectievelijke) eiser(s) geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van Lage Landen:
4. te verklaren voor recht dat Lage Landen jegens [eiseres sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar respectievelijke verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten met Maas Kozijnen en/of dat Lage Landen onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers gezamenlijk dat wel tegen een van hen afzonderlijk, met veroordeling van Lage Landen te voldoen aan (respectievelijke) eiser(s) de dientengevolge door de (respectievelijke) eiser(s) geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. als voorschot op de schadevergoeding als sub 4 bedoeld, en vooruitlopend op een schadestaat procedure, Lage Landen te veroordelen aan (respectievelijke) eiser(s) te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag als door de Rechtbank Dordrecht in goede justitie te bepalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van [gedaagde sub 4] en de door haar ingeschakelde deurwaarder(s) en hulppersonen:
6. te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 4] onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers gezamenlijk dan wel tegen een van hen afzonderlijk, met veroordeling van [gedaagde sub 4] te voldoen aan (respectievelijke) eiser(s) de dientengevolge door de (respectievelijke) eiser(s) geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van ieder van de gedaagden:
7. ieder van de gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaald hebbend de ander zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Zij stellen daartoe, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende.
17. Voor de opzegging van de overeenkomst door Lage Landen was geen reden; noch ten opzichte van Lage Landen, noch ten opzichte van Rabobank was er sprake van achterstand in de termijnbetaling door Maas Kozijnen. Er dreigde geen bodembeslag door de fiscus, zodat die grond voor opzegging onjuist is. De algemene voorwaarden waarop Lage Landen zich met betrekking tot de opzegging beroept, zijn niet van toepassing, want deze zijn nooit aan Maas Kozijnen overhandigd. Subsidiair dient de bepaling omtrent opeisbaarheid buiten toepassing te blijven, danwel vernietigd te worden wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Door de handelwijze van Lage Landen, Rabobank en [gedaagde sub 2] is Maas Kozijnen failliet gegaan. Dit is niet alleen onrechtmatig jegens Maas Kozijnen, maar ook jegens haar aandeelhouders en directeur. De geleden schade bestaat uit: verlies aan goodwill en compensabele verliezen, vermindering van de waarde van de aandelen, aan Maas Kozijnen verstrekte leningen die niet meer terugbetaald kunnen worden en verlies aan productie.
18. [gedaagde sub 4] heeft op onjuiste gronden een verzoek tot het leggen van beslag ingediend en heeft daardoor eveneens onrechtmatig gehandeld jegens Maas Kozijnen en ook jegens de aandeelhouders en de directeur.
19. De claim van Maas Kozijnen op Rabobank en Lage Landen is door Maas Kozijnen gecedeerd aan [eiseres sub 1], die daardoor een vorderingsrecht heeft, omdat van de cessie schriftelijk en mondeling mededeling is gedaan aan Lage Landen en Rabobank.
Tevens is door middel van het exploit van dagvaarding ook nog mededeling gedaan. Verder is de vordering van Maas Kozijnen verpand aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 4].
Het verweer
20. De conclusie van gedaagden strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eisers in de kosten van het geding. Zij voeren als verweer, kort samengevat en voorzover thans van belang, respectievelijk het volgende aan.
21. Rabobank, [gedaagde sub 2], Lage Landen en [gedaagde sub 4] stellen dat de vorderingen van de aandeelhouders niet ontvankelijk zijn, omdat een dergelijke vordering alleen de vennootschap toekomt en niet de aandeelhouders wegens waardevermindering van hun aandelen. Verder betwisten ze onrechtmatig ten opzichte van de aandeelhouders te hebben gehandeld. Door de aandeelhouders is niet specifiek aangegeven op welke wijze ze onrechtmatig jegens hen gehandeld zouden hebben.
22. Rabobank en Lage Landen voeren aan dat de cessie aan [eiseres sub 1] van de vordering die Maas Kozijnen op hen zou hebben, niet aan haar is medegedeeld, zodat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. De mededeling bij het exploit van de dagvaarding kan niet als zodanig gelden, omdat het faillissement van Maas Kozijnen toen al was uitgesproken. De verpanding aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 4] van de vordering is niet rechtsgeldig geschied, want registratie ontbreekt en tevens was Maas Kozijnen niet meer bevoegd tot verpanding omdat de vordering al was overgedragen aan [eiseres sub 1].
23. Voorzover er een rechtsgeldige cessie zou zijn, betwisten Rabobank en [gedaagde sub 2] onrechtmatig te hebben gehandeld jegens Maas Kozijnen. Zij hebben gehandeld zoals in hun relatie (van tussenpersoon) met Lage Landen kon en mocht worden verwacht. De door Rabobank aan Lage Landen verstrekte informatie was gebaseerd op informatie die van Maas Kozijnen zelf afkomstig was.
24. Voorzover wel van een rechtsgeldige cessie sprake zou blijken te zijn, stelt Lage Landen dat in de relatie met de rechtsvoorganger van Maas Kozijnen haar algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en dat zij op basis van art. 12, waarin is opgenomen dat Lage Landen in het geval zich omstandigheden voordoen die de verhaalsmogelijkheden van Lage Landen in ernstige mate kunnen verhinderen of in gevaar kunnen brengen, de overeenkomst mag opzeggen. Lage Landen is hiertoe terecht overgegaan, alsmede tot beslag op de goederen, omdat het aannemelijk was dat fiscaal bodembeslag dreigde. Volgens informatie van [eiser sub 3] zou de fiscus naar alle waarschijnlijkheid op 16 april 2004 beslag leggen.
25. [gedaagde sub 4] voert aan dat de aan [eiseres sub 1] door Maas Kozijnen gecedeerde vordering alleen de vordering op Rabobank en Lage Landen betreft en dat [eiseres sub 1] derhalve geen vordering op haar heeft.
26. Gedaagden betwisten dat eisers schade hebben geleden.
De beoordeling van het geschil
27. De rechtbank stelt voorop dat bij een vordering tot schadevergoeding die is gebaseerd op toerekenbaar tekortschieten jegens de vennootschap door een partij, danwel wegens het plegen van onrechtmatig handelen jegens de vennootschap alleen de vennootschap uit dien hoofde een vordering heeft tot vergoeding van deze aan haar toegebrachte schade. In beginsel komt aan een of meer aandeelhouders niet een vordering toe tot vergoeding van schade bestaande in vermindering van de waarde van hun aandelen of gemiste koerswinst die het gevolg is van een tekortkoming of onrechtmatige gedraging jegens de vennootschap door een derde. Dit is slechts anders indien sprake is van een gedraging die specifiek onzorgvuldig is jegens de aandeelhouder. Hetzelfde geldt voor bestuurders en schuldeisers/zakenpartners van de vennootschap.
28. Eisers hebben omstandig naar voren gebracht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van Maas Kozijnen. Zij hebben evenwel volstaan met te stellen dat de gedragingen van gedaagden onzorgvuldig waren jegens Maas Kozijnen, maar niet welke specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens ieder van de eisers afzonderlijk door gedaagden zijn geschonden. Eisers, in hun hoedanigheid van aandeelhouder, danwel bestuurder of schuldeiser/zakenpartner van Maas Kozijnen hebben daarmee onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat het handelen van gedaagden jegens hen onrechtmatig was, zodat deze grondslag van de vordering niet kan slagen.
29. [eiseres sub 2] en [eiser sub 4] hebben gesteld dat de vordering van Maas Kozijnen op 14 juni 2004 stil aan hen was verpand. Op basis van art. 3: 239 lid 1 BW dient voor een stil pandrecht evenwel sprake te zijn van een authentieke akte of een geregistreerde akte. Uit de door eisers overgelegde onderhandse akten blijkt echter niet van registratie, zodat geen sprake is van rechtsgeldige verpanding.
30. Hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 28 en 29 leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] jegens ieder van de gedaagden zullen worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor [eiseres sub 1] voorzover haar vordering is gebaseerd op haar hoedanigheid van schuldeiser/zakenpartner van Maas Kozijnen.
31. [eiseres sub 1] heeft gesteld dat zij de vorderingen die Maas Kozijnen had op Rabobank en Lage Landen, heeft overgenomen. Deze cessie betreft in ieder geval niet de vorderingen van Maas Kozijnen op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4]. [eiseres sub 1] heeft dan ook geen vorderingsrecht jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4], zodat de vorderingen van [eiseres sub 1] jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] worden afgewezen.
32. Lage Landen en Rabobank hebben betwist dat van de gestelde cessie mededeling aan hen is gedaan. Terzake is art. 3: 94 BW van toepassing zoals dat gold tot 1 oktober 2004. Op basis hiervan is voor een rechtsgeldige cessie een akte nodig en tevens mededeling aan de schuldenaar. De mededeling bij het exploit van dagvaarding kan niet als zodanig worden beschouwd, omdat die mededeling is gedaan na faillissement van Maas Kozijnen en dit afstuit op art. 35 lid 1 Fw. Nu Lage Landen en Rabobank betwisten dat er sprake is van een mededeling en daarmee een rechtsgeldige cessie, is het aan [eiseres sub 1] om zulks te bewijzen. Indien [eiseres sub 1] in dit bewijs zou slagen, zal de vordering inhoudelijk beoordeeld dienen te worden. Uit oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank de vordering reeds nu inhoudelijk bespreken.
33. Uit de overgelegde overeenkomsten met Lage Landen blijkt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en dat deze ter hand zijn gesteld aan de voorganger van Maas Kozijnen. Nu dit in een schriftelijke overeenkomst is opgenomen, is dit ex art. 157 lid 2 Rv dwingend bewijs. Hiertegen is tegenbewijs toegestaan, maar dat heeft [eiseres sub 1] niet aangeboden. Zij heeft volstaan met ontkenning van de toepasselijkheid van de voorwaarden en gesteld dat Lage Landen dient te bewijzen dat de voorwaarden ter hand zijn gesteld. Nu [eiseres sub 1] geen tegenbewijs heeft aangeboden, wordt aan haar standpunt voorbij gegaan en zal de rechtbank uitgaan van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Lage Landen. [eiseres sub 1] heeft haar standpunt ten aanzien van het buiten toepassing blijven, danwel vernietigen van de bepaling in de algemene voorwaarden omtrent opeisbaarheid, onvoldoende onderbouwd, zodat dit standpunt wordt gepasseerd.
34. In de algemene voorwaarden is in art. 12 opgenomen dat Lage Landen het recht heeft de overeenkomst op te zeggen indien -samengevat- zich omstandigheden voordoen die de verhaalsmogelijkheid van Lage Landen in gevaar brengen. Rabobank heeft Lage Landen informatie verschaft op basis van gegevens van Maas Kozijnen zelf. Deze gegevens betroffen, blijkens de door [eiser sub 3] opgestelde gespreksverslagen met Rabobank, dat het financieel slecht ging met Maas Kozijnen. Niet alleen was het jaar 2003 met een fors verlies afgesloten, dit zou ook nog negatief worden beïnvloed door een dispuut met een afnemer. Hierdoor was een liquiditeitsprobleem ontstaan. In de gesprekken is een eventueel crediteurenakkoord aan de orde geweest en is zelfs de mogelijkheid van een faillissement als oplossing onderwerp van gesprek geweest. Daarnaast had [eiser sub 3] aangegeven dat er een gevaar was dat de fiscus bodembeslag zou leggen (hetgeen uiteindelijk op 23 april 2004 ook daadwerkelijk is geschied). Indien zulks zich zou voordoen terwijl de aan Lage Landen verpande machines zich nog op de bodem van Maas Kozijnen zouden bevinden, dan zou daardoor de verhaalsmogelijkheid van Lage Landen illusoir worden, aangezien het bodemrecht een hogere rang heeft dan het pandrecht. Deze situatie bij Maas Kozijnen rechtvaardigde een mededeling van Rabobank aan Lage Landen. Van het voornemen daartoe heeft Rabobank Maas Kozijnen, blijkens de door [eiser sub 3] opgestelde gespreksverslagen, ook op de hoogte gesteld. De mededelingen van Rabobank aan Lage Landen zijn niet in strijd met de door Rabobank jegens Maas Kozijnen in acht te nemen zorgvuldigheid, zodat van onrechtmatig handelen van Rabobank jegens Maas Kozijnen geen sprake was. De vorderingen van [eiseres sub 1] jegens Rabobank zullen dan ook worden afgewezen.
35. Op basis van de gegevens die Lage Landen van Rabobank ontving, kon en mocht zij ervan uitgaan dat haar onderpand in gevaar verkeerde in de zin van art. 12 van haar algemene voorwaarden en was zij gerechtigd terzake maatregelen te treffen, waaronder opzegging van de overeenkomst en het uit de macht van Maas Kozijnen halen van de machines. Dat Maas Kozijnen geen achterstand had in de betalingen aan Lage Landen doet daaraan niet af, nu zulks geen constitutief vereiste is voor de toepassing van art. 12. In het licht van het overleg dat ten tijde van de beslaglegging en ook daarna tussen partijen is gevoerd en het gegeven dat Maas Kozijnen de door Lage Landen gestelde voorwaarden (het stellen van zekerheid, danwel een verklaring van de fiscus dat geen bodembeslag zou worden gelegd) niet kon vervullen, zijn de genomen maatregelen door Lage Landen niet onbegrijpelijk en niet in strijd met de jegens Maas Kozijnen in acht te nemen zorgvuldigheid en derhalve niet onrechtmatig. De vorderingen van [eiseres sub 1] jegens Lage Landen zullen dan ook worden afgewezen.
36. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal dus ook indien [eiseres sub 1] zou slagen in het bewijs van de mededeling van de cessie, zulks niet leiden tot toewijzing van de vorderingen. Dit brengt met zich dat bewijslevering achterwege kan blijven.
37. De slotsom is dat de vorderingen worden afgewezen en dat eisers als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Rabobank en [gedaagde sub 2] gezamenlijk bepaald op € 904,-- aan salaris van de procureur en € 241,-- aan griffierecht en voor wat betreft de Lage Landen en [gedaagde sub 4], ieder afzonderlijk, bepaald op € 904,-- aan salaris van de procureur en € 241,-- aan griffierecht;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling van eisers jegens [gedaagde sub 4] uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 december 2005.