RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500705-05
Zittingsdatum: 13 april 2006
Uitspraak : 27 april 2006
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. PRIMAIR
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meerdere malen, althans éénmaal,
- die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, handen bij haar keel heeft gepakt en/of
- (vervolgens) (met kracht) de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of
- (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor zij geen adem meer kon halen en/of
- (vervolgens) met een (grote kunststof) stok op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1](zijnde zijn, verdachtes, echtgenote)) meerdere malen, althans éénmaal,
- met zijn, verdachtes, handen bij haar keel heeft gepakt en/of
- (vervolgens) (met kracht) in haar keel heeft geknepen en/of
- (vervolgens) met een (grote kunststof) stok op haar hoofd en/of rug, althans tegen haar lichaam, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. PRIMAIR
op of omstreeks 21 oktober 2005 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (zijnde zijn, verdachtes, dochters) van het leven te beroven, met dat opzet, en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] chloor, althans een ander (giftig) (schoonmaak)middel, dat niet bestemd is voor consumptie, heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 21 oktober 2005 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan twee personen
genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (zijnde zijn, verdachtes, dochters), opzettelijk zwaar lichamelijk letstel toe te brengen, met dat opzet,
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] chloor, althans een ander (giftig) (schoonmaak)middel, dat niet bestemd is voor consumptie, heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 21 oktober 2005 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend twee personen (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (zijnde zijn, verdachtes, dochters)) chloor, althans een ander (giftig) (schoonmaak)middel, dat niet bestemd is voor consumptie, heeft toegediend, waardoor deze letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd. De officier van justitie heeft - het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. Eén en ander met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van hetgeen onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste is gelegd vrijspraak bepleit. Ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
4.1 De vrijspraak
De rechtbank heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat het verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen aanwezig zijn om bewezen te achten dat het verdachte is geweest die chloor, althans een ander middel dat niet bestemd is voor consumptie, aan zijn dochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft toegediend.
Zo acht de rechtbank de voor verdachte belastende verklaring van [slachtoffer 1] voortkomend uit een studioverhoor onvoldoende betrouwbaar om aan te nemen dat het verdachte is geweest die haar en haar zusje een middel heeft toegediend.
Uit de verklaringen van de getuige [naam getuige], zoals deze bij de politie en de rechter-commissaris zijn afgelegd, valt evenmin concreet af te leiden dat verdachte zijn kinderen een middel heeft toegediend.
Het enkele feit dat verdachte zich gedurende een bepaalde tijd alleen met zijn dochters in de woning bevond acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat verdachte zich aan het onder feit 2 ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
De verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1. PRIMAIR
op 21 oktober 2005 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven te beroven met dat opzet, meerdere malen
- die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, handen bij haar keel heeft gepakt en
- vervolgens met kracht de keel van die [slachtoffer 1] dicht heeft geknepen en
- vervolgens de keel van die [slachtoffer 1] dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor zij geen adem meer kon halen en
- met een stok op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair
POGING TOT DOODSLAG.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van het Pro Justitia rapport, opgemaakt door het Psychologisch adviesbureau Van der Weele d.d. 15 februari 2006 en het Pro Justitia rapport, opgemaakt door psychiater B.A. Blansjaar, d.d. 23 januari 2006.
Uit de conclusies van voornoemde rapporten blijkt onder meer het navolgende:
- bij verdachte bestond tijdens het begaan van het hem ten laste gelegde geen gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van geestvermogens, althans niet in structurele zin;
- betrokkene kan als volledig toerekeningsvatbaar worden aangemerkt;
- aanbevolen wordt om verdere begeleiding van het gezin binnen een verplicht reclasseringstoezicht te laten verlopen.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar voor het door hem gepleegde feit.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd zijn echtgenote van het leven te beroven door krachtig haar keel dicht te knijpen. Daarmee heeft hij de lichamelijke integriteit en de gezondheid van zijn echtgenote ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank acht het handelen van verdachte ontoelaatbaar en is van oordeel dat tegen dit handelen streng dient te worden opgetreden. Verdachte dient verantwoordelijk te worden gehouden voor de onveiligheidsgevoelens van het slachtoffer in haar relatie en woning en de mogelijke gevolgen van het huiselijk geweld op de kinderen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op diens persoonlijke omstandigheden zoals ter terechtzitting en de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten omtrent de verdachte. De rechtbank kan zich met de inhoud daarvan verenigen, zodat zij de bijzondere voorwaarde van het verplicht reclasseringscontact zal opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 Inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de goederen vermeld op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte beslaglijst verbeurd verklaren, nu het voorwerpen betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan, dan wel niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIJFTIEN (15) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten vijf (5) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde
De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, werkeenheid Dordrecht, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt; met opdracht aan die instelling overeenkomstig het in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht bepaalde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
VERKLAART VERBEURD de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. de Graaf, voorzitter,
mr. M.R.J. Schönfeld en mr. drs. Th.E.M. Wijte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.D. Nizamoeddin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2006.
Mr. M.R.J. Schönfeld en mr. drs. Th.E.M. Wijte zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.