ECLI:NL:RBDOR:2006:AY7076

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
48014 / HA ZA 03-2118
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van een koopovereenkomst en opschorting van verplichtingen

In deze zaak heeft eiser in conventie, Maison Louterbach B.V., een bedrijf verkocht aan gedaagde in conventie, die zich beroept op opschorting van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Gedaagde stelt dat hij niet aan alle verplichtingen heeft voldaan vanwege het ontbreken van inventaris. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat gedaagde gecompenseerd zou worden voor de ontbrekende inventaris door een latere ingangsdatum van de rente over de resterende koopsom. Eiser is echter niet geslaagd in deze bewijslevering, waardoor de rechtbank concludeert dat gedaagde terecht zijn verplichtingen heeft opgeschort.

Daarnaast heeft gedaagde geprobeerd te bewijzen dat eiser ermee heeft ingestemd dat de omzetcijfers rechtstreeks aan haar zouden worden toegezonden, maar ook hier heeft gedaagde geen overtuigend bewijs geleverd. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij zich aan de contractuele verplichtingen heeft gehouden.

De rechtbank heeft in het vonnis van 23 augustus 2006 geoordeeld dat de contractuele boete niet verschuldigd is en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft gedaagde opgedragen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de omzetcijfers aan Maison Louterbach ter hand te stellen, met een dwangsom van € 100,- per dag indien hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 48014 / HA ZA 03-2118
vonnis van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Maison Louterbach B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. V.J. Groot,
advocaat: mr. M. van Schie te Amsterdam
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. Maison Louterbach,
wonende te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie.
Partijen worden hieronder aangeduid als Maison Louterbach en [gedaagde].
1. Het verdere procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 17 december 2003;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 maart 2004;
- de mededeling van de curator van [gedaagde] dat de rechtbank te 's-Gravenhage [gedaagde] op 14 juli 2004 failliet heeft verklaard;
- de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 december 2005 waarbij het faillissement van [gedaagde] is opgeheven;
- het proces-verbaal van inlichtingen van 6 juli 2006;
- de aantekening ter zitting van 12 juli 2006 dat [gedaagde] geen procureur heeft gesteld.
4. De verdere beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie
De procureur van [gedaagde] heeft medegedeeld dat hij zich aan de zaak heeft onttrokken. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld een nieuwe procureur te stellen, maar heeft dit nagelaten. Als gevolg hiervan is [gedaagde] in de onmogelijkheid om nog langer proceshandelingen te verrichten en zal derhalve eindvonnis worden gewezen.
In conventie
Bij tussenvonnis van 17 december 2003 is Maison Louterbach in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] aldus voor de ontbrekende inventaris zou worden gecompenseerd dat de rente over de (resterende) koopsom zou ingaan per 31 mei 2002 in plaats van de overeengekomen datum van 28 februari 2002 en dat partijen voor de voorraden een prijs van € 23.784,89 zijn overeengekomen.
Maison Louterbach heeft als de heer [naam getuige ], hierna [getuige 1], en de heer [naam getuige], hierna [getuige 2], laten horen als getuigen.
De rechter ten overstaan van wie de getuigen zijn gehoord is niet in staat om eindvonnis te wijzen, nu hij niet meer werkzaam is bij deze rechtbank.
Zowel [getuige 1] als [getuige 2] hebben verklaard dat met [gedaagde] tijdens een bespreking is overeengekomen dat [gedaagde] vanaf 1 juni [2002] de rente zou gaan betalen. Aangezien [getuige 2] heeft verklaard zich niet te herinneren of er gesproken is over de inventaris en [getuige 1] heeft verklaard dat [gedaagde] niet met zoveel woorden heeft gezegd dat hij het probleem met de inventaris zou laten voor wat het was, wordt geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] voor de ontbrekende inventaris zou worden gecompenseerd (enkel) door een latere ingangsdatum van de rentebetalingen.
Maison Louterbach is derhalve niet geslaagd in de bewijslevering op dit punt. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde] gerechtigd was zijn verplichtingen uit de overeenkomst op te schorten. De contractuele boete is [gedaagde] dan ook niet verschuldigd.
Nu vaststaat dat [gedaagde] terecht een beroep op opschorting heeft gedaan, kan de vraag welke prijs is overeengekomen voor de voorraden in deze procedure in het midden blijven.
[gedaagde] is bij voormeld tussenvonnis in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat Maison Louterbach ermee heeft ingestemd dat de omzetcijfers rechtstreeks aan haar zouden worden toegezonden en dat hij dat telkens maandelijks heeft gedaan.
[gedaagde] heeft geen bewijsstukken overgelegd, noch getuigen laten horen. Uit de verklaring van [getuige 2] is enkel op te maken dat tijdens een bespreking wellicht is afgesproken dat [gedaagde] de omzetcijfers rechtstreeks aan Maison Louterbach mocht toezenden. Dit is onvoldoende bewijs van de stelling van [gedaagde] dat partijen dit zijn overeengekomen. Bovendien is niet komen vast te staan dat [gedaagde] dit ook maandelijks heeft gedaan. [getuige 1] heeft verklaard dat [gedaagde] slechts éénmaal een A4-tje met een maandomzet heeft toegestuurd. Nu [gedaagde] geen nader bewijs heeft geleverd, wordt ervan uitgegaan dat hij zich niet aan de contractsbepaling met betrekking tot de omzetgegevens heeft gehouden. De vordering van Maison Louterbach met betrekking tot de afgifte van de omzetcijfers wordt derhalve toegewezen met dien verstande dat aanleiding wordt gezien de dwangsom te matigen tot € 100,- per dag, met een maximum van € 5.000,-.
In reconventie
[gedaagde] is bij het tussenvonnis van 17 december 2003 in de gelegenheid gesteld de hoogte van de door hem gestelde schade als gevolg van de verplichtingen ten aanzien van een (voormalige) werknemer te specificeren en met bewijsstukken te onderbouwen. [gedaagde] heeft geen specificatie of bewijsstukken overgelegd zodat dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen.
In conventie en in reconventie
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
gebiedt [gedaagde], op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 100,- per dag indien [gedaagde] in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-:
a. binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, over te gaan tot het aan Maison Louterbach ter hand stellen van de door een registeraccountant te bepalen omzetcijfers van de door Maison Louterbach aan [gedaagde] verkochte onderneming, vanaf februari 2002 tot en met januari 2003, als bedoeld in artikel 2b van de koopakte de dato 27 december 2001/8 januari 2002, en de daaraan gehechte bijlage
b. zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 2b van de koopakte de dato 27 december 2001/8 januari 2002, en de daaraan gehechte bijlage, met ingang van 28 februari 2003, en zo vervolgens per maand, iedere laatste dag van de maand, stipt na te komen;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
verklaart voor recht dat Maison Louterbach toerekenbaar jegens [gedaagde] is tekortgeschoten;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en reconventie
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2006.