ECLI:NL:RBDOR:2006:AY8335

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
14 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179616 CV EXPL 06-2600
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzekerheid over contractspartij bij huurovereenkomsten tussen TTL Equipment Management B.V. en drie gedaagden

In deze zaak heeft eiseres, TTL Equipment Management B.V., drie ondernemingen gedagvaard omdat zij niet duidelijk kon maken met wie van hen zij een contract had gesloten. De kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht heeft op 14 september 2006 uitspraak gedaan in deze kwestie. TTL vorderde een bedrag van € 2.751,67 met rente en kosten van de gedaagden, die bestonden uit Van Papendrecht-Kwint, Kwint Business Service Limited en KBS B.V. De rechter oordeelde dat het niet de taak van de kantonrechter was om uit te zoeken wie de contractpartij was; dit was aan TTL zelf om te onderzoeken. TTL had onvoldoende bewijs geleverd dat zij met een van de gedaagden een overeenkomst had gesloten.

De procedure begon met een dagvaarding op 1 mei 2006, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek van de gedaagden. TTL had in het verleden een handelsrelatie met Van Papendrecht-Kwint en had huurcontracten gesloten, maar de rechter concludeerde dat de overeenkomsten niet door Van Papendrecht-Kwint waren gesloten. TTL had ook niet aangetoond dat de andere gedaagden, Kwint Business en KBS, betrokken waren bij de overeenkomsten.

De kantonrechter wees de vorderingen van TTL af en veroordeelde haar in de proceskosten. De rechter benadrukte dat TTL zelf verantwoordelijk was voor het vaststellen van haar contractspartij en dat zij niet kon verwachten dat de rechter dit voor haar zou uitzoeken. De reconventionele vordering van KBS werd ook afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het vonnis werd uitgesproken door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 179616 CV EXPL 06-2600
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 14 september 2006
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TTL Equipment Management B.V. als rechtsopvolgster van Transamerica trailer leasing B.V.,
gevestigd te [adres],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde Maas-Delta Deurwaarders, deurwaarders te Rotterdam,
tegen:
1. [voorletters] Van Papendrecht-Kwint, voorheen handelend onder de naam [voorletters] Kwint Business Service,
wonende te [adres],
gedaagde sub 1,
gemachtigde mw. mr. N.M. Graham, advocaat te Dordrecht
2. de vennootschap naar buitenlands recht private limited company Kwint Business Service Limited,
gevestigd te [adres],
gedaagde sub 2,
gemachtigde mw. mr. N.M. Graham, advocaat te Dordrecht
3. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KBS B.V.
gevestigd te [plaatsnaam], kantoorhoudend te [adres]
gedaagde sub 3 in conventie, eiseres in reconventie,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als TTL, Van Papendrecht-Kwint, Kwint Business en KBS.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 1 mei 2006;
2. de conclusie van antwoord zijdens Van Papendrecht-Kwint en Kwint Business;
3. de conclusie van antwoord in conventie, conclusie van eis in reconventie zijdens KBS;
4. de conclusie van repliek jegens Van Papendrecht-Kwint en Kwint Business;
5. de conclusie van repliek in conventie, conclusie van antwoord in reconventie jegens KBS;
6. de conclusie van dupliek zijdens Van Papendrecht-Kwint en Kwint Business;
7. de aantekening ter zitting van 24 augustus 2006 dat KBS geen conclusie van dupliek in conventie, conclusie van repliek in reconventie heeft genomen, noch om uitstel heeft verzocht;
8. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De vaststaande feiten
1. Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.
2. Tussen TTL en Van Papendrecht-Kwint heeft in 2002 een handelsrelatie bestaan ten aanzien van de verhuur en huur van trailers.
3. Van augustus 2004 tot en met oktober 2004 heeft (de rechtsvoorganger van) TTL 5 huur-overeenkomsten gesloten ten aanzien van de verhuur van trailers. Bij het kopje “huurder” in de vier overgelegde huurovereenkomsten is in drie daarvan vermeld: Kwint Business Service, [adres] en bij één: Kwint, [plaatsnaam]. Onderaan de overeenkomsten is een bedrijfsstempel geplaatst met de naam “ Kwint Transport” met adres [adres] met daarnaast bij drie een onleesbare handtekening en bij één de leesbare handtekening “ [naam]”.
4. De rechtsvoorganger van TTL heeft (kennelijk betreffende de genoemde huurovereenkomsten) facturen gezonden aan S.J. Kwint Business Service, [adres] voor, na verwerking van creditfacturen, in totaal € 1.772,80. Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
De vordering/vordering in conventie ten aanzien van KBS
5. TTL heeft gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Van Papendrecht-Kwint. Kwint Business en KBS, des de ene betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan TTL te voldoen een bedrag van € 2.751,67 met rente en kosten.
Zij legt hieraan, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende ten grondslag.
6. Het is TTL niet duidelijk wie als contractpartij dient te gelden. De huurovereenkomsten staan op naam van “ Kwint Business Service” en dit zijn handelsnamen van Van Papendrecht-Kwint en van KBS. Bij ondertekening van de overeenkomsten is vermeld “Kwint Transport” en dit is eveneens een handelsnaam van Van Papendrecht-Kwint. Met Van Papendrecht-Kwint bestond een handelsrelatie en zij heeft in 2004 nog een doorlopende machtiging afgegeven. De onderneming van Van Papendrecht-Kwint is overgenomen door Kwint Business. TTL betrekt alle gedaagden in rechte, omdat zij elkaar de zwarte piet toespelen met de kennelijke bedoeling de vordering van TTL illusoir te maken. Voorzover er sprake is van een overeenkomst met de onderneming van de inmiddels in staat van faillissement verkerende [naam], dient dit te worden toegerekend aan gedaagden.
Het verweer
7. Van Papendrecht-Kwint en Kwint Business hebben geconcludeerd de vordering af te wijzen. Zij hebben daartoe het volgende, kort samengevat en voorzover thans van belang, aangevoerd.
8. De overeenkomsten zijn niet door Van Papendrecht-Kwint gesloten en de ondertekening is niet van Van Papendrecht-Kwint. De onderneming met de naam “Kwint Transport” werd gedreven door de heer [naam] en op één van de overeenkomsten is zijn handtekening vermeld. [naam] heeft dit ook schriftelijk verklaard. Thans verkeert hij in staat van faillissement. De machtiging van 2004 is niet door Van Papendrecht-Kwint ondertekend. Kwint Business is niet betrokken geweest bij de overeenkomsten.
Het verweer in conventie van KBS
9. KBS heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij heeft daartoe, samengevat en voorzover van belang, het volgende aangevoerd.
10. KBS is pas werkzaam sedert 2005 en heeft dus in 2004 geen overeenkomsten gesloten.
De vordering in reconventie
11. KBS vordert TTL te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 350,--. Zij legt hieraan ten grondslag dat zij aan deze zaak tijd heeft besteed en reiskosten heeft gemaakt.
Het verweer in reconventie
12. TTL heeft geconcludeerd de vordering af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij KBS terecht in rechte heeft betrokken en dat de vordering van KBS niet is gespecificeerd.
Beoordeling van het geschil zowel in conventie als in reconventie
13. TTL heeft gesteld dat het haar niet duidelijk is wie van de drie gedaagden als haar contractpartij dient te gelden. Voorzover TTL hiermee bedoelt te stellen dat de kantonrechter zulks maar dient uit te zoeken, miskent zij dat zulks niet de taak is van de kantonrechter. Tevens miskent zij dat er mogelijk is gecontracteerd met een partij die niet tot de kring van de gedaagden behoort. TTL had zelf op basis van haar administratie en overige gegevens dienen uit te zoeken met wie zij de overeenkomsten sloot en haar stellingen deugdelijk dienen te onderbouwen. Van dit laatste is onvoldoende sprake.
14. Het gaat erom met wie (de rechtsvoorganger van) TTL de overeenkomsten heeft gesloten, waarbij het niet zozeer aankomt op de enkele naamvermelding van de huurder in de aanhef van de overeenkomsten, maar veeleer wie namens welke onderneming een verplichting is aangegaan. Op alle overgelegde overeenkomsten is bij ondertekening de naam “ Kwint Transport” vermeld. Anders dan de stelling van TTL in dit kader is de naam “ Kwint Transport” niet vermeld als (mede)handelsnaam op het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de onderneming van Van Papendrecht-Kwint. Bij het retour komen van de overeenkomsten had TTL kunnen constateren dat de naam van ondertekening afweek van de naam in de aanhef van de overeenkomst en terzake actie kunnen ondernemen teneinde een en ander uit te zoeken. Het nalaten hiervan kan niet worden toegerekend aan een vermeende contractspartij. Of er in 2004 al dan niet een machtiging is afgegeven door Van Papendrecht-Kwint (hetgeen deze betwist) kan in het midden blijven, omdat zulks voor het bestaan van de onderhavige overeenkomsten niet maatgevend is. Het standpunt van TTL dat zelfs indien de heer [naam] de overeenkomsten heeft ondertekend, dit dan voor rekening van Van Papendrecht-Kwint dient te komen, faalt. Niet gebleken is van enige volmacht door Van Papendrecht-Kwint aan de heer [naam] of van door Van Papendrecht-Kwint opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Nu de vordering jegens Van Papendrecht-Kwint onvoldoende is onderbouwd, zal deze worden afgewezen, met veroordeling van TTL in de kosten van het geding.
15. Kwint Business is door TTL kennelijk in rechte betrokken omdat deze de onderneming van Van Papendrecht-Kwint heeft voortgezet. Nu niet is gebleken dat de huurovereenkomsten zijn aangegaan met Van Papendrecht-Kwint en evenmin is gebleken van het aangaan van de overeenkomsten door Kwint Business, wordt de vordering jegens Kwint Business afgewezen, met veroordeling van TTL in de kosten van het geding.
16. TTL heeft het standpunt van KBS dat zij eerst in 2005 zaken doet, niet, althans onvoldoende, weersproken. Uit het door TTL overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat KBS voor het eerst op 1 januari 2005 is ingeschreven en haar onderneming drijft sedert 9 februari 2005. Gesteld noch gebleken is dat KBS voorafgaande aan 1 januari 2005 al zaken deed, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat KBS in 2004 geen overeenkomsten heeft gesloten. De vordering jegens KBS wordt derhalve eveneens afgewezen, met veroordeling van TTL in de kosten van het geding.
17. De reconventionele vordering van KBS is niet gespecificeerd en ook overigens onvoldoende onderbouwd, zodat deze wordt afgewezen, met veroordeling van KBS in de kosten van het geding in reconventie.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie en in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt TTL in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Van Papendrecht-Kwint en Kwint Business gezamenlijk bepaald op € 350,-- aan salaris gemachtigde en aan de zijde van KBS op nihil;
veroordeelt KBS in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van TTL bepaald op nihil;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2006, in aanwezigheid van de griffier.