ECLI:NL:RBDOR:2006:AY8804

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
13 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62445 / HA ZA 05-2852
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. Westenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een boete op grond van relatiebeding door voormalig statutair directeur

In deze zaak vorderen de eiseressen, bestaande uit Foundation ICT Group B.V., Foundation ICT Solutions B.V., Foundation Educational Services B.V. en Unit4 Agresso N.V., betaling van een boete van € 100.000,- door de gedaagde, de voormalig statutair directeur van de eiseressen. De vordering is gebaseerd op een relatiebeding in een overeenkomst tussen partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op non-actief was gesteld, wat betekende dat hij niet langer als contactpersoon voor de eiseressen mocht optreden. De eiseressen stellen dat de gedaagde een werknemer heeft gesommeerd om geen contact meer op te nemen met een klant, wat ondersteunend bewijs kan opleveren voor de overtreding van het relatiebeding. De rechtbank heeft de eiseressen opgedragen bewijs te leveren van deze stellingen. De zaak is behandeld in eerste aanleg door de Rechtbank Dordrecht, die op 13 september 2006 vonnis heeft gewezen. De rechtbank heeft de eiseressen in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen en getuigen te noemen. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 62445 / HA ZA 05-2852
Vonnis van 13 september 2006
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOUNDATION ICT GROUP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOUNDATION ICT SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOUNDATION EDUCATIONAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. de naamloze vennootschap
UNIT 4 AGRESSO N.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
eiseressen,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur: mr. J.H. Silfhout.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk aangeduid als "Foundation ICT Group", "Foundation ICT Solutions", "Foundation Educational Services" en "Unit4". Met "Foundation" worden hierna eiseressen 1 tot en met 3 - in enkelvoud - gezamenlijk aangeduid. Met "Foundation c.s." worden hierna eiseressen - in meervoud - gezamenlijk aangeduid. Gedaagde wordt hierna aangeduid als "[gedaagde]".
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 23 november 2005, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met één productie;
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Foundation is in 2002 opgericht door [gedaagde] en een zekere [medeoprichter Foundation] (hierna: [medeoprichter]).
2.2. Foundation ICT Group is de holdingmaatschappij van de werkmaatschappijen Foundation ICT Solutions en Foundation Educational Services.
2.3. [gedaagde] is op 10 mei 2002 in dienst getreden als statutair directeur van Foundation ICT Group en Foundation ICT Solutions.
2.4. Foundation maakt thans deel uit van de Unit4 Agresso Groep waarvan Unit4 het moederbedrijf is.
2.5. Unit4 heeft (in ieder geval) in de jaren 2003 en 2004 gelden geleend aan Foundation c.s., onder meer bij schriftelijke overeenkomst d.d. 13 januari 2005, gesloten tussen onder andere Unit4, Foundation ICT Group en [gedaagde] (hierna: de overeenkomst).
2.6. In de overeenkomst, waarin [gedaagde] en [medeoprichter] onder meer gezamenlijk worden aangeduid als "het Management", Foundation ICT Group als "Foundation" en Unit4 als "U4A", is onder meer het volgende bepaald:
9.2. Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van U4A zullen zowel het Management als de Verkopers gedurende hun dienstverband met Foundation (voor zover van toepassing) alsmede voor een periode van 2 jaren na het beëindigen van hun dienstverband, hetzij direct, hetzij indirect, niet in Nederland:
(...)
d. werknemers of opdrachtnemers van Foundation of een bedrijf binnen de Unit 4 Agresso groep in dienst nemen en/of klanten, leveranciers of andere relaties die met Foundation of een bedrijf binnen Unit 4 Agresso groep zaken doen ertoe bewegen of trachten te bewegen hun contacten met hen geheel of gedeeltelijk te verbreken.
(...)
9.5. Bij overtreding van de verplichtingen zoals opgenomen onder (...) 9.2., zal de overtreder zonder dat daarvoor een aankondiging of een ingebrekestelling vereist is, een direct opeisbare boete verbeuren van ? 100.000,-- voor elke aldus begane overtreding (...).
(...)
2.7. Op 1 juli 2005, althans 4 juli 2005, is [gedaagde] door Unit4 op non-actief gesteld.
2.8. Op 17 augustus 2005 hebben Foundation c.s., na daartoe op 10 augustus 2005 verkregen verlof, ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de coöperatie Coöperatieve Rabobank Harderwijk-Ermelo-Putten U.A., gevestigd te Harderwijk.
3. Het geschil
3.1. Foundation c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Foundation c.s. van een bedrag van EUR 101.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 100.000,- vanaf 7 juli 2005 tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het gelegde conservatoire beslag daaronder begrepen.
3.2. Aan haar vordering leggen Foundation c.s. - samengevat - de volgende stellingen ten grondslag. [gedaagde] is in gebreke gebleven met de betaling van de boete van EUR 100.000,- die [gedaagde] op grond van artikel 9.5. van de overeenkomst aan Foundation c.s. verschuldigd is. [gedaagde] heeft namelijk in strijd gehandeld met het relatiebeding van artikel 9.2. van de overeenkomst. [gedaagde] heeft immers een opdrachtgever c.q. relatie van Foundation benaderd met het doel deze geen contact te laten houden met Foundation c.q. de door Foundation aan te wijzen personen die zouden optreden namens Foundation. Dit laatste blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
3.3. Het besluit van 1 juli 2005 om [gedaagde] op non-actief te stellen had tot gevolg dat [gedaagde] geen contacten meer mocht onderhouden met klanten van Foundation. [gedaagde] was het niet eens met dit besluit. [gedaagde] heeft op 7 juli 2005 vanuit het buitenland, zijnde zijn vakantieadres in Frankrijk, om 13.46 uur, gebeld met het nummer 0031 6 53 40 61 19. Dit is het nummer van de heer [werknemer GTI N.V.] (hierna: [werknemer GTI]), werkzaam bij de naamloze vennootschap GTI NV (hierna: GTI), de op één na grootste klant van Foundation. Kort na 13.46 uur heeft [werknemer GTI] gebeld met [gedaagde] en kennelijk een bericht achtergelaten op de voicemail van [gedaagde]. Uiteindelijk probeerde [werknemer GTI] het daarna nogmaals om 13.51 uur. [gedaagde] en [werknemer GTI] spraken 6.49 minuten met elkaar. [werknemer GTI] zat op dat moment in de auto met de heer [manager GTI], werkzaam als manager projecten bij GTI. [gedaagde] heeft in het telefoongesprek aan [werknemer GTI] medegedeeld dat [gedaagde] de enige contactpersoon van Foundation was voor [werknemer GTI] en dat er niet gesproken diende te worden met andere medewerkers en/of andere managers van Foundation. Door deze mededeling heeft [gedaagde] getracht GTI af te houden van contacten met Foundation.
3.4. Het vorenstaande wordt volgens Foundation c.s. onderstreept door het feit dat [gedaagde] kort na 1 juli 2005 met een zekere [werknemer Foundation B.V.] (hierna: [werknemer Foundation]) werkzaam bij Foundation, contact heeft opgenomen. Hierbij heeft [gedaagde] [werknemer Foundation] verboden contact op te nemen met GTI. Vervolgens heeft [gedaagde] een SMS-bericht gestuurd aan [werknemer Foundation] waarin deze dringend werd geadviseerd de instructies van [gedaagde] op te volgen. Door deze mededelingen heeft [gedaagde] getracht het contact tussen GTI en de medewerkers van Foundation niet in stand te houden.
3.5. Foundation c.s. vorderen daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van EUR 1.200,-.
3.6. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De beoordeling
4.1. In dit geschil dient allereerst de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het relatiebeding als bedoeld in artikel 9.2 van de overeenkomst, zoals Foundation c.s. stellen en [gedaagde] betwist.
4.2. Anders dan [gedaagde], leest de rechtbank in de stellingen van Foundation c.s. niet dat [gedaagde], na op non-actief te zijn gesteld, op grond van het relatiebeding geen contact meer mocht opnemen met klanten van Foundation. Wel betekende het feit dat [gedaagde] op non-actief was gesteld op zichzelf reeds dat [gedaagde] niet langer als (de enige) contactpersoon van Foundation mocht optreden.
4.3. Met [gedaagde] is de rechtbank van mening dat de stelling van Foundation c.s. als weergegeven in punt 3.3., - kort gezegd - inhoudende dat [gedaagde] [werknemer Foundation] heeft gesommeerd geen contact meer op te nemen met GTI, op zichzelf geen overtreding van het relatiebeding inhoudt, nu [werknemer Foundation] een werknemer is van Foundation. Wel kan dit contact, indien de door Foundation c.s. gestelde - en door [gedaagde] betwiste - inhoud komt vast te staan, ondersteunend bewijs opleveren voor de stelling dat [gedaagde] heeft getracht GTI te bewegen haar contacten met Foundation te verbreken. Met de door Foundation c.s. bij repliek overgelegde schriftelijke verklaring van [werknemer Foundation] (productie 5) is nog niet het bewijs geleverd van het gestelde contact tussen [gedaagde] en [werknemer Foundation].
4.4. Vaststaat dat [gedaagde] op 7 juli 2005 op het door Foundation c.s. gestelde tijdstip telefonisch met [werknemer GTI] heeft gesproken. Met de door Foundation c.s. bij dagvaarding overgelegde verklaringen (productie 2 en 3), die bovendien "van horen zeggen" zijn, is nog niet het bewijs geleverd dat [gedaagde] bij voormeld gesprek [werknemer GTI] heeft medegedeeld dat [gedaagde] de enige contactpersoon van Foundation was voor [werknemer GTI] en dat er niet gesproken diende te worden met andere medewerkers en/of andere managers van Foundation. Op Foundation c.s. rust ter zake de bewijslast.
4.5. Gelet op hetgeen in 4.3. en 4.4. is overwogen zal de rechtbank Foundation c.s., overeenkomstig hun aanbod, toelaten te bewijzen dat:
- [gedaagde] kort na 1 juli 2005 [werknemer Foundation] heeft gesommeerd geen contact meer op te nemen met GTI;
- [gedaagde] op 7 juli 2005 [werknemer GTI] heeft medegedeeld dat [gedaagde] de enige contactpersoon van Foundation was voor [werknemer GTI] en dat er niet gesproken diende te worden met andere medewerkers en/of andere managers van Foundation.
4.6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
De rechtbank
I. laat Foundation c.s. toe te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen, dat
a. [gedaagde] kort na 1 juli 2005 [werknemer Foundation] heeft gesommeerd geen contact meer op te nemen met GTI;
b. [gedaagde] op 7 juli 2005 [werknemer GTI] heeft medegedeeld dat [gedaagde] de enige contactpersoon van Foundation was voor [werknemer GTI] en dat er niet gesproken diende te worden met andere medewerkers en/of andere managers van Foundation;
II. verwijst de zaak naar de rolzitting van 11 oktober 2006 om Foundation c.s. in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen en/of de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
III. bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor een nog nader aan te wijzen rechter, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
IV. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Westenberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.