Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 68210 / KG ZA 07-12
vonnis in kort geding van 1 februari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat en procureur mr. J.R. van Manen,
tegen
[gedaagde man] en [gedaagde vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat en procureur mr. P. Schrauwen.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [gedaagden]
1. Het procesverloop
De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 18 januari 2007 kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 10 januari 2007,
pleitnotities van mr. J.R. van Manen, voornoemd,
pleitnotities van mr. P. Schrauwen, voornoemd,
de door beide partijen overgelegde producties.
Er is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1 In de woning van [eiser] is lek- en waterschade ontstaan welke zich thans nog voortzet.
2.2 [eiser] en [gedaagden] wonen beiden in de [straatnaam] te [woonplaats]. [eiser] woont op [huisnummer] en [gedaagden] woont op [huisnummer]. Zij zijn derhalve elkaars buren.
2.3 Beide woningen beschikken over een plat dak. Deze daken bevonden zich voor 12 november 2005 op gelijke hoogte.
2.4 [gedaagden] heeft op 12 november 2005 werkzaamheden aan zijn dak laten uitvoeren. Door derden is isolatie aangebracht en de dakbedekking vernieuwd. Hierbij is de nieuwe dakbedekking over de oude aangebracht, zodat het huidige dak van [gedaagden] vijf tot acht centimeter hoger ligt dan de overige daken, waaronder die van [eiser].
2.5 [gedaagden] heeft op 19 november 2005 de voegen in de muur van [eiser] geheel uitgefreesd en opnieuw voorzien van loodslabben.
2.6 [eiser] heeft vanwege nadien geconstateerde lekkages inspecties aan zijn dak laten uitvoeren door Klijn Dakbedekkingen B.V. (hierna te noemen Klijn) en Bouwtechniek Ter Stege B.V. (hierna te noemen ter Stege). Naar aanleiding van deze -onafhankelijk van elkaar uitgevoerde- inspecties zijn uitgebreide en gedetailleerde rapportages opgesteld.
2.7 Op grond van de inspectie van 18 november 2005 concludeert Klijn in zijn rapportages d.d. 10 januari 2006 en 19 januari 2006 dat [gedaagden] de aansluiting van de dakbedekking op de aan [eiser] toebehorende gevel niet correct heeft aangebracht. Tevens concludeert Klijn dat [gedaagden] de loodslabben in de muur van [eiser] niet deugdelijk heeft aangebracht.
2.8 Hetgeen Klijn concludeert ten aanzien van de loodslabben wordt bevestigd in de rapportages van Ter Stege d.d. 19 januari 2006 en 10 maart 2006. Tevens concludeert Ter Stege in zijn rapportage d.d. 10 maart 2006 dat [gedaagden] heeft nagelaten een keerrand aan te brengen. Als gevolg hiervan heeft het dak van [eiser] met een groter wateraanbod te maken dan voorafgaand aan de uitgevoerde werkzaamheden, hetgeen leidt tot lekkages in zowel de woning van [eiser] als [gedaagden], aldus Ter Stege.
2.9 [gedaagden] heeft op 28 maart 2006 een keuring laten uitvoeren door LW Advies. Deze concludeert dat de werkzaamheden aan het dak van [gedaagden] geen groter risico op lekkage voor [eiser] met zich mee brengen dan voorheen.
2.10 Ter Stege heeft in een rapportage d.d. 17 juli 2006 de stellingen van LW Advies uitgebreid weersproken en verworpen. Ter Stege blijft vervolgens bij zijn conclusies zoals in zijn rapportage van 28 maart 2006 getrokken.
2.11 In de rapportage d.d. 27 november 2006 concludeert Ter Stege nogmaals dat de werkzaamheden bij [gedaagden] de hemelwaterafvoer voor [eiser] nadelig hebben veranderd en de lekkages hebben veroorzaakt.
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert (kort samengevat), uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen binnen twee weken na betekening van het vonnis met de in de dagvaarding genoemde werkzaamheden te beginnen en deze uit te voeren als aanbevolen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) wanneer [gedaagden] hieraan niet voldoet, alsmede met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3.2 De grondslag van deze vordering komt neer op het volgende. Sinds de door [gedaagden] uitgevoerde dakwerkzaamheden, heeft [eiser] te maken met lekkages als gevolg waarvan hij schade lijdt. [gedaagden] handelt dan ook jegens [eiser] onrechtmatig op grond van artikel 5:52 BW.
4. Het verweer
4.1 De conclusie van [gedaagden] strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiser] in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van zijn vordering met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
4.2 De kern van het verweer komt neer op het volgende. Er bestaat geen direct causaal verband tussen de in [eiser] zijn woning opgetreden dan wel thans optredende water- en lekschade en de op 12 november 2005 door [gedaagden] verrichte dakwerkzaamheden.
5. De beoordeling
5.1 Voor toewijzing van de vordering in kort geding moet het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig moet zijn. Het spoedeisend belang vindt zijn bestaan in de reeds bij [eiser] ontstane en nog altijd voortschrijdende water- en lekschade.
5.2 In dit geschil dient te worden vastgesteld of een causaal verband bestaat tussen de reeds opgetreden dan wel thans optredende water- en lekschade bij [eiser] en de werkzaamheden aan het dak van [gedaagden] op 12 november 2005.
5.3 Hetgeen [eiser] heeft gesteld, vindt uitgebreid en gedetailleerd ondersteuning in de onafhankelijk van elkaar opgestelde rapportages van Klijn (d.d. 10 en 19 januari 2006) en Ter Stege (d.d. 10 maart 2006, 17 juli 2006 en 27 november 2006). In deze rapportages is met voldoende mate van gedetailleerdheid vastgesteld dat de water- en lekschade bij [eiser] het gevolg is van optrekkend vocht, dat wordt veroorzaakt door ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden aan het dak van [gedaagden] De stellingen van [gedaagden] dat het -buiten zijn aanwezigheid- visueel inspecteren van zijn dak onvoldoende is om ondeugdelijkheden vast te stellen, dat het verhoogde dak het hemelwater van ander daken juist tegenhoudt en dat ondeugdelijk geplaatste loodslabben juist bij [gedaagden] voor lekkage zouden zorgen (wat ze niet doen), doen hier niet aan af.
5.4 [gedaagden] heeft deze rapportages betwist en zijn weren deels geadstrueerd middels een rapportage van LW Advies d.d. 28 maart 2006. Hiertegen heeft [eiser] een zeer uitgebreide rapportage van Ter Stege d.d. 17 juli 2006 in het geding gebracht, waarin de punten van LW Advies stapsgewijs en uitgebreid gemotiveerd worden weersproken. Daartegen heeft [gedaagden] niet specifiek verweer gevoerd. Derhalve heeft [gedaagden] de tegenrapportage van Ter Stege onvoldoende gemotiveerd betwist en moet de rapportage van LW Advies evenzeer als een onvoldoende gemotiveerde reactie op de rapporten van de zijde van [eiser] worden beschouwd.
5.5 Het verweer van [gedaagden] dat [eiser] al v??r de in geschil zijnde werkzaamheden last had van lekkages, kan evenmin tot afwijzing van het gevorderde leiden. [eiser] heeft immers onweersproken gesteld dat deze eerdere lekkage niet is veroorzaakt door optrekkend vocht, maar door van bovenaf doorlekkend hemelwater. Dat thans wel sprake is van waterschade door optrekkend vocht en dat dit optrekkend vocht wordt veroorzaakt door de werkzaamheden die [gedaagden] aan zijn dak heeft verricht, is voldoende aannemelijk door de eerder genoemde rapportages.
5.6 Op grond van de door [eiser] in het geding gebrachte rapportages, en dan met name de onvoldoende door [gedaagden] weersproken tegenrapportage van Ter Stege, is het door [eiser] gestelde voorshands voldoende aannemelijk. De vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt verbonden zoals hierna vermeld.
5.7 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagden] worden veroordeeld in de proceskosten.
6. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagden], hoofdelijk, binnen twee weken na betekening van dit vonnis de in de dagvaarding onder 21 t/m 23 genoemde werkzaamheden aan te vangen en uit te voeren als aanbevolen in de rapportages van Ter Stege d.d. 17 juli 2006 en 27 november 2006;
bepaalt dat [gedaagden] een dwangsom zal verbeuren van € 500,- voor iedere werkdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij in gebreke zal blijven aan dit vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 25.000,-;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] bepaald op € 816,- aan salaris van de procureur en € 332,31 aan verschotten, waarvan € 248,- aan griffierecht;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2007.