ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ8686

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
59785 / HA ZA 05-2411
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een incidentele vordering tot toewijzing van een geldbedrag in faillissementszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 7 februari 2007, vorderde de curator in het faillissement van een besloten vennootschap een deel van de vordering van € 243.685,87 vast toe te wijzen, ondanks dat de procedure nog niet was afgerond. De curator stelde dat er een spoedeisend belang was, omdat de gedaagde steeds minder verhaal leek te bieden. De rechtbank oordeelde echter dat de curator onvoldoende had onderbouwd dat de gedaagde daadwerkelijk minder verhaal bood, vooral gezien het feit dat er beslag was gelegd op het woonhuis en bankrekeningen van de gedaagde. De rechtbank benadrukte het belang van proceseconomie en het voorkomen van versnipperd hoger beroep, en wees de vordering van de curator af. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien de gedaagde en de gefailleerde gewezen echtgenoten waren. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 59785 / HA ZA 05-2411
vonnis in het incident van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MR. WILLEM MARTINUS VAN DEN POL,
wonende te [woonplaats],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[gefailleerde],
eiser in de hoofdzaak en in het incident,
procureur: mr. S. Meeuwsen,
tegen
[gedaagde hoofdz. / verweerster incident],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak
verweerster in het incident,
procureur: mr. V.J. Groot.
Partijen worden hieronder aangeduid als de curator en [gedaagde].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- tussenvonnis van 18 oktober 2006 en de daarin genoemde stukken,
- akte van de curator in de hoofdzaak, tevens incidentele (provisionele) vordering,
- conclusie van antwoord in het incident.
2. De incidentele vordering
De curator vordert dat gedaagde wordt veroordeeld bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan de curator te betalen € 243.685,87 met de wettelijke rente daarover vanaf 4 januari 2005, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
De curator stelt in dit verband het volgende.
In rechtsoverweging 4.15 van het tussenvonnis is vastgesteld dat de vordering van de curator van € 243.685,87 en de daarover gevorderde rente voor toewijzing gereed ligt. De curator heeft een spoedeisend belang om op korte termijn een uitspraak te krijgen waarin dit bedrag in het dictum van het vonnis wordt toegewezen, aangezien [gedaagde] steeds minder verhaal lijkt te bieden. Nu reeds staat vast dat een aanzienlijk deel van de vordering wordt toegewezen, terwijl een eindvonnis in deze zaak nog geruime tijd op zich laat wachten, omdat (deskundigen)bewijs geleverd moet worden.
3. Het verweer in het incident
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering. Zij voert het volgende aan. De curator heeft beslag laten leggen op het woonhuis van [gedaagde] en op 4 van haar bankrekeningen (zie de als produktie 6 overgelegde beslagstukken), zodat geen verhaalsmogelijkheden van de curator beperkt worden.
4. De beoordeling van de incidentele vordering
De curator heeft, zo blijkt uit de door hem overgelegde beslagstukken, beslag doen leggen op het woonhuis en bankrekeningen van [gedaagde]. Zijn stelling "dat zij steeds minder verhaal lijkt te bieden" heeft de curator gelet op deze beslagen onvoldoende onderbouwd. Bovendien zal binnen afzienbare tijd een eindvonnis kunnen worden gewezen, zodat over alle vorderingen tegelijk beslist kan worden, hetgeen uit oogpunt van proceseconomie (waaronder valt het voorkomen van de mogelijkheid dat versnipperd hoger beroep wordt ingesteld) de voorkeur verdient. De gevraagde voorziening wordt afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien [gefailleerde] en [gedaagde] gewezen echtgenoten zijn.
5. De beslissing
De rechtbank:
in het incident
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van 7 maart 2007 voor akte aan de zijde van [gedaagde];
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 februari 2007.