ECLI:NL:RBDOR:2007:BA1994

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
60949 / HA ZA 05-2626
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot schadevergoeding in een schadestaatprocedure tegen TNT Nederland B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, heeft eiser een schadestaatprocedure aangespannen tegen TNT Nederland B.V. De rechtbank heeft op 28 maart 2007 uitspraak gedaan in deze procedure, waarin eiser vorderde dat TNT zou worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.125.970,55, dan wel € 708.429,39, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De vordering was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 17 maart 2004, waarin TNT was veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser wegens het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Eiser had een schadestaat betekend, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd hoe de gevorderde schade was ontstaan.

De rechtbank constateerde dat eiser in zijn onderbouwing van de schade niet had voldaan aan zijn bewijsaandraagplicht. Eiser had een overzicht overgelegd van het aantal colli dat hij had vervoerd, maar de rechtbank vond de onderbouwing van de schade niet voldoende. Eiser had niet duidelijk gemaakt hoe hij tot het aantal van 122.558 zendingen was gekomen en had zijn stellingen over de gemiddelde winst per colli niet gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat eiser geen gebruik had gemaakt van de gelegenheid tot herstel die hem eerder was geboden, en dat de betekende schadestaat te summier was om TNT in haar verdediging niet onredelijk te benadelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van TNT, die op dat moment waren begroot op € 4.584,- aan griffierecht en € 8.027,50 aan salaris van de procureur. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van schadevorderingen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 60949 / HA ZA 05-2626
Vonnis van 28 maart 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H.W.F. Klarenaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Houten,
gedaagde,
procureur mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eiser] en TNT genoemd worden.
1.De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2006 en de daarin genoemde stukken,
- een akte aan de zijde [eiser] van 30 augustus 2006,
- een akte aan de zijde van TNT,
- de door Bijvoet overgelegde stukken.
2. De verdere beoordeling
2.1. Zoals reeds in het vonnis van 2 augustus 2006 is aangehaald, heeft deze rechtbank op 17 maart 2004 tussen partijen een vonnis (zaaknummer/rolnummer 41481/HA ZA 01-2860) gewezen waarbij TNT in reconventie is veroordeeld tot vergoeding aan [eiser] van de schade welke hij heeft geleden door het niet nakomen door TNT van haar verbintenissen onder de (nadere) overeenkomst tussen partijen tot het verstrekken van uitgebreidere opdrachten aan [eiser] voor De Nederlandse Wijnbeurs (verder: DNW), zoals in het faxbericht van 19 juli 2000 beschreven, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.2. [eiser] heeft aan TNT een schadestaat betekend en vordert in deze procedure, samengevat, veroordeling van TNT tot betaling van € 1.125.970,55, danwel € 708.429,39, zoals gespecificeerd in de betekende schadestaat, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten. TNT heeft, onder meer en voor zover thans van belang, als verweer aangevoerd dat de betekende schadestaat niet althans onvoldoende gespecificeerd is en dat zij daardoor wordt bemoeilijkt in haar verdediging.
2.3. In het tussenvonnis heeft de rechtbank in rechtsoverweging 3.9., voor zover thans van belang, als volgt overwogen:
Uit het vorenstaande volgt dat de gederfde winst die door TNT dient te worden vergoed, begroot dient te worden over de periode van week 34 van 2000 tot de datum waarop de overeenkomst tussen DNW en TNT is geëindigd en wel over het aantal zendingen wijn vanaf 5 colli waarvan TNT in die periode voor DNW het vervoer in Nederland heeft verzorgd, verminderd met het deel daarvan dat door [eiser] is vervoerd. (...)
In rechtsoverweging 3.14 heeft de rechtbank verder overwogen:
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat TNT door de summiere inhoud van de betekende schadestaat niet onredelijk in haar verdediging is benadeeld. Dit laat onverlet dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn bewijsaandraagplicht en dat in het geval dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel daarvan dat hierna wordt geboden de rechtbank de gevolgen daaraan kan verbinden die haar geraden voorkomt.
Voorts heeft de rechtbank heeft rechtsoverweging 3.15. het volgende overwogen:
Uit proceseconomische redenen zal, alvorens TNT tot het onder 3.7. genoemde tegenbewijs zal worden toegelaten, [eiser] in de gelegenheid worden gesteld de door hem gederfde winst, rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen, nader te begroten en die nadere begroting gespecificeerd, gemotiveerd en met bescheiden onderbouwd in het geding te brengen. Voorts zal [eiser] daarbij dienen te vermelden over welke (verdere) bewijsmiddelen hij beschikt. TNT zal daarbij bij akte op de nadere begroting van [eiser] kunnen reageren.
2.4. [eiser] heeft zijn (primair gevorderde) schade als volgt nader onderbouwd. [eiser] heeft een door DNW verstrekt overzicht overgelegd. Uit dit overzicht kan volgens [eiser] worden afgeleid dat het aantal colli vanaf 5 in de periode van augustus 2000 tot 1 juli 2001 in totaal 122.558 bedraagt. [eiser] is bij de categorie "24 colli en meer" uitgegaan van een gemiddelde van 75. Voorts heeft [eiser] zijn eerdere stelling herhaald dat de gemiddelde winst 10% van de gemiddelde prijs per colli had kunnen bedragen, ofwel € 0,45 per colli. Omdat [eiser] inmiddels veel ervaring met wijntransporten had opgedaan, had hij nagenoeg altijd met zo veel mogelijk gevulde wagens kunnen rijden, zodat het genoemde percentage van 10 alleszins reëel is. Het vorenstaande betekent dat de gederfde winst in totaal € 55.151,10 bedraagt. Voor zover de rechtbank nog nader bewijs wenst over het genoemde gemiddelde bedrag aan winst per colli, biedt [eiser] bewijs aan door benoeming van een deskundige. Volgens [eiser] is het niet reëel om van de omzetgegevens van de voorgaande jaren uit te gaan nu daarin ook andere transporten zijn verwerkt met eigen prijsstellingen en bijzonderheden.
2.5. TNT heeft het volgende aangevoerd. [eiser] heeft - wederom - de (omvang van de) schade niet inzichtelijk heeft gemaakt, hij heeft niet voldaan aan zijn bewijsaandraagplicht en hij heeft geen gebruik gemaakt van de hem in het tussenvonnis geboden gelegenheid tot herstel.
2.6. Met TNT is de rechtbank van mening dat [eiser] geen gebruik heeft gemaakt van de hem in het tussenvonnis geboden gelegenheid tot herstel. Immers, niet althans onvoldoende duidelijk is hoe [eiser] op grond van het door DNW verstrekte overzicht tot een totaal aantal zendingen van 122.558 van meer dan 5 colli komt. Voorts is niet kenbaar of [eiser] de zendingen die door hem zijn verzorgd daarop in mindering heeft gebracht, zoals de rechtbank in de hiervoor aangehaalde r.o. 3.9. heeft aangegeven. Verder heeft [eiser] zijn stelling dat bij de categorie "24 colli en meer" moet worden uitgegaan van een gemiddelde van 75 niet gemotiveerd. Dit laatste geldt ook voor [eiser] stelling dat de gemiddelde winst 10% van de gemiddelde prijs per colli had kunnen bedragen, ofwel € 0,45 per colli. Over dit laatste punt wenst [eiser] voorts bewijs aan te dragen door het benoemen van een deskundige. Echter, nu aan het leveren van bewijs eerst wordt toegekomen nadat stellingen voldoende gemotiveerd zijn onderbouwd, hetgeen [eiser] niet heeft gedaan, zal het bewijsaanbod worden gepasseerd.
2.7. Ten aanzien van het subsidiair gevorderde heeft de rechtbank in het tussenvonnis onder 3.13 overwogen dat die vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat voor de schadevergoeding moet worden uitgegaan van kosten en dat van een dergelijk oordeel vooralsnog geen sprake was. De rechtbank ziet in het feit dat de primaire vordering wegens onvoldoende onderbouwing is afgewezen, geen aanleiding om van dit eerdere oordeel af te wijken. Immers, de rechtbank is niet afgeweken van haar oordeel dat schadevergoeding op basis van het positief contractsbelang in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog ten aanzien van de (subsidiair) opgevoerde directe kosten dat [eiser] ook die schadeposten op geen enkele wijze heeft onderbouwd en daarmee reeds niet heeft voldaan aan zijn bewijsaandraagplicht op dit punt.
2.8. Gelet op het vorenstaande zullen de op de schadestaat opgevoerde posten te worden afgewezen.
2.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vordering af,
3.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van TNT tot op heden begroot op € 4.584,- aan griffierecht en € 8.027,50 aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.