ECLI:NL:RBDOR:2007:BA5182

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
189907 CV EXPL 06-6986
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onverschuldigde betaling in arbeidsovereenkomst met CAO-verwijzing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 3 mei 2007, gaat het om een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [opposante], en haar werkgever, de besloten vennootschap Etos Walburg B.V. De arbeidsovereenkomst tussen partijen bevatte geen specifiek salaris, maar verwees naar de richtlijnen van de toepasselijke CAO. Gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst, van 16 maart 2004 tot 16 januari 2005, ontving [opposante] een salaris dat gebaseerd was op een fulltime werkweek van 37 uur, terwijl haar contract slechts 30 uur per week omvatte. Dit leidde tot een onterecht hogere uitbetaling aan [opposante].

Etos vorderde in eerste instantie betaling van een bedrag van € 1.003,62, dat zij als onverschuldigde betaling beschouwde. [opposante] voerde echter aan dat zij geen inzicht had in de foutieve urenregistratie en dat zij ervan uitging dat het ontvangen salaris correct was. De kantonrechter oordeelde dat [opposante] niet had kunnen weten dat zij te veel salaris ontving, aangezien de arbeidsovereenkomst geen specifiek salaris vermeldde en de loonstroken gedurende een reeks maanden consistent waren. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever, Etos, verantwoordelijk was voor de foutieve uitbetaling.

De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vordering van Etos af, met veroordeling van Etos in de kosten van het geding. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om correcte informatie te verstrekken over salaris en arbeidsvoorwaarden, en bevestigt dat werknemers niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor fouten die zij niet konden voorzien.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 189907 CV EXPL 06-6986
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 3 mei 2007
in de zaak van:
[naam],
wonende te [adres],
opposante,
gemachtigde mr. H.C. Ch. Kneuvels, advocaat te Dordrecht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Etos Walburg B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 3332 EH Zwijndrecht, Hof van Holland 80,
geopposeerde,
gemachtigde J.Th. Smiesing, gerechtsdeurwaarders te Gorinchem.
Partijen worden hierna aangeduid als [opposante] en Etos.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de oorspronkelijke dagvaarding van 30 augustus 2006
2. het verstekvonnis van 28 september 2006;
3. de dagvaarding in oppositie van 1 december 2006;
4. de conclusie van antwoord in oppositie;
5. de conclusie van repliek in oppositie;
6. de door partijen overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De vaststaande feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van producties, voorzover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2. [opposante] is van 16 maart 2004 tot 16 januari 2005 werkzaam geweest bij Etos.
3. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is opgenomen:
Artikel 6
Het salaris wordt naar de richtlijnen van de CAO Drogisterijbranche bepaald.
Artikel 7
De werkneemster werkt fulltime, 30 uur per week.
De oorspronkelijke vordering
4. Etos heeft gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [opposante] te veroordelen tot betaling van € 1.003,62, met rente en kosten. Zij heeft hieraan, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
5. [opposante] had een contract van 30 uur per week, maar heeft abusievelijk een salaris op basis van 37 uur per week uitbetaald gekregen. Er is sprake van onverschuldigde betaling. Na het opmerken van de vergissing heeft Etos de loonstroken gecorrigeerd en deze aan [opposante] toegezonden. [opposante] is het teveel betaalde ad € 853,62 verschuldigd, alsmede de wettelijke rente over dit bedrag. In verband met de werkzaamheden buiten rechte van de gemachtigde van Etos is een bedrag van
€ 150,-- verschuldigd.
De vordering in oppositie
6. [opposante] vordert bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. voor recht te verklaren dat het door Etos gevorderde bedrag van € 1.003,62 iedere
rechtsverhouding of rechtsgrond mist en er geen sprake kan zijn van een aan [opposante]
toerekenbare onverschuldigde betaling;
b. te bepalen dat het in het betekeningsexploit van 8 november 2006 geëiste bedrag ad
€ 1.493,49 met vermindering hierbij van de hoofdsom ad € 1.003,62 door Etos dient te
worden voldaan;
subsidiair
de vordering van Etos ad € 1.493,49 ongegrond danwel niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende aangevoerd.
7. [opposante] heeft geen inzicht in hoeverre Etos abusievelijk foutieve uren in de loonadministratie heeft opgenomen. Pas nadat zij uit dienst was werd zij geconfronteerd met gewijzigde loonstroken. [opposante] gaat ervan uit dat zij het juiste aantal uren heeft uitbetaald gekregen en zo niet, dat iedere fout in dit kader voor rekening komt van Etos. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling, aangezien de arbeidsverhouding voldoende rechtsverhouding is om de betaling te rechtvaardigen. [opposante] beroept zich tevens op art. 6:204 BW; zij behoefde geen rekening te houden met een verplichting tot teruggave omdat er toen geen sprake was van vaststelling van foutief genoteerde werkuren.
Het verweer tegen de vordering in oppositie
8. Etos heeft primair geconcludeerd tot handhaving van het uitgesproken verstekvonnis, subsidiair de vorderingen van [opposante] af te wijzen en meer subsidiair de eventueel onjuiste rechtsgrond ambtshalve aan te vullen. Zij voert hiertoe, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende aan.
9. Uit het gegeven dat [opposante] een contract had voor 30 uur en betaald werd voor 37 uur, vloeit voort dat Etos een teveel aan gelden aan haar heeft overgemaakt. [opposante] had moeten begrijpen dat zij teveel salaris kreeg.
Beoordeling van het geschil
10. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geen salaris opgenomen, maar wordt verwezen naar de richtlijnen van de toepasselijke CAO. Aangezien [opposante] op 16 maart 2004 in dienst trad, gaf de loonstrook over die maand geen volledig inzicht in haar salaris. In april 2004 heeft [opposante] voor het eerst salaris over de gehele maand ontvangen en een loonstrook, die toen al hoger was dan het bedrag waarop [opposante] volgens Etos recht had. Vervolgens is over een reeks van maanden, behoudens een enkele afwijking zowel het betaalde salaris als het salaris op de loonstrook gelijk gebleven. Nu in de arbeidsovereenkomst geen bedrag aan salaris is opgenomen en niet is gebleken dat [opposante] de genoemde richtlijnen ter hand zijn gesteld, valt niet in te zien hoe [opposante] kon weten dat zij een te hoog salaris kreeg. Zij kon en mocht er dan ook van uitgaan dat het door haar ontvangen, met de loonstrook corresponderende, salaris juist was, temeer nu het verschil niet van dien aard is dat [opposante] dit zelf had moeten opvallen. Dat Etos terzake wellicht een fout heeft gemaakt dient op grond van hetgeen hiervoor is overwogen voor haar rekening te blijven.
11. Het voorgaande brengt met zich dat het verzet gegrond is. De kantonrechter begrijpt de vordering van [opposante] aldus dat zij bedoelt te vorderen dat de oorspronkelijke vordering van Etos zal worden afgewezen. Deze vordering, zo verstaan, zal worden gehonoreerd, met veroordeling van Etos in de kosten van het verzet.
Beslissing
De kantonrechter:
in oppositie:
vernietigt het verstekvonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 28 september 2006.
Opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering af;
veroordeelt Etos in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [opposante] bepaald op:
aan explootkosten € 84,87
aan salaris gemachtigde € 200,00
totale kosten € 284,87
Dit vonnis is gewezen door mr B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2007, in aanwezigheid van de griffier.