RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500065-07
Zittingsdatum : 8 mei 2007
Uitspraak : 22 mei 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 6 juli 2005 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer]
(geboren op 6 juli 1993), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of
- de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en/of borst(en)
en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken;
art 244 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 6 juli 2005 te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, met iemand beneden de leeftijd van 16 jaar, te weten [slachtoffer] (geboren op 6 juli 1993), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het:
- in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, tong en/of
- strelen/betasten van de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en/of borsten en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zichzelf in het bijzijn van die [slachtoffer] aftrekken."
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2005 tot en met 26 januari 2007 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer]
(geboren op 6 juli 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of
- de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en/of borst(en)
en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken;
art 245 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2005 tot en met 26 januari 2007 te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, met iemand beneden de leeftijd van 16 jaar, te weten [slachtoffer] (geboren op 6 juli 1993), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het:
- in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, tong en/of
- strelen/betasten van de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en/of borsten en of be(e)n(en) van die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zichzelf in het bijzijn van die [slachtoffer] aftrekken."
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het telkens primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 6 juli 2005 te
Dordrecht, meermalen, telkens met [slachtoffer]
(geboren op 6 juli 1993), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en
- de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en borst(en)
van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken;
in de periode van 6 juli 2005 tot en met 26 januari 2007 te Dordrecht, meermalen, telkens met [slachtoffer]
(geboren op 6 juli 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte telkens
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of
- de (ontblote) vagina en/of venusheuvel en/of schaamstreek en/of borst(en)
en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD.
2. primair
MET IEMAND, DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Uit het door drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 16 april 2007, komt onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO en van een licht verstandelijke handicap. Daarnaast zijn er enige aanwijzingen gevonden voor pedofilie (uitgestelde diagnose).
Het ten laste gelegde feit is in enige mate gerelateerd aan de gebrekkige ontwikkeling en de mogelijke ziekelijke stoornis van de geestvermogens van betrokkene.
Betrokkene kan in staat worden geacht het ongeoorloofde van zijn handelen in te zien, maar hij kan er onvoldoende naar handelen, gezien eerder genoemde gebrekkige ontwikkeling en mogelijke ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Derhalve kan hij voor dit feit enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van twee jaar meerdere malen ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige. Het slachtoffer, een buurmeisje van verdachte, kwam al lange tijd bij verdachte in huis. Op het moment dat verdachte begon met de ontuchtige handelingen was het slachtoffer nog geen twaalf jaar.
Verdachte heeft onder meer zijn tong in de mond van het slachtoffer geduwd, zijn vingers in haar vagina gebracht, haar vagina en borsten betast en zich door haar laten aftrekken.
De handelingen vonden telkens plaats in de woning van verdachte.
Verdachte heeft door het plegen van de bewezen verklaarde feiten het vertrouwen van het slachtoffer, haar omgeving en zijn eigen gezin ernstig beschaamd. Hij heeft zich kennelijk niet bekommerd om de schade die hij met zijn handelen aanrichtte en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen lustgevoelens. De ervaring leert dat slachtoffers vaak langdurig, soms onherstelbaar hebben te lijden van de gevolgen van dergelijke handelingen.
De rechtbank rekent het verdachte extra zwaar aan dat hij wist dat het slachtoffer eerder seksueel misbruikt was en hij het slachtoffer onder druk heeft gezet door haar onder meer te negeren en boos op haar te worden als hij zijn zin niet kreeg.
De aard van de feiten rechtvaardigt dan ook een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, voornoemd deskundigenrapport van M.H. Keppel en het uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2007, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De Reclassering heeft geadviseerd verdachte een straf op te leggen die in ieder geval reclasseringstoezicht mogelijk maakt, in het kader waarvan hij zich na detentie voor opvang dient te melden bij Exodus en voor therapie bij “Het Dok”.
Indien mogelijk lijkt het de Reclassering wenselijk voorwaarden te stellen aan verdachtes bewegingsvrijheid waar het gaat om zijn aanwezigheid in de directe woonomgeving van het slachtoffer.
De rapporteur van de Reclassering acht de kans op herhaling zonder meer hoger dan gemiddeld, aangezien verdachte een simpele, erg op zichzelf gerichte en dermate afhankelijke man lijkt, dat hij veel moeite zal hebben met het aangaan van volwassen relaties.
Daarnaast blijkt uit het rapport van de deskundige dat de kans op recidive, zeker op termijn, aanwezig geacht moet worden, mede gezien het feit dat verdachtes echtgenote van hem gaat scheiden en hij momenteel met niemand uit zijn directe omgeving contact heeft, waardoor hij ernstig geïsoleerd is geraakt.
De deskundige M.H. Keppel heeft zich tevens uitgelaten over de afdoening van de zaak.
Uit het rapport van deze deskundige komt onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren:
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, de ernst van de problematiek van betrokkene en om de recidivekans op termijn te verkleinen, is behandeling geïndiceerd. Een dagbehandeling wordt noodzakelijk geacht, gezien de ernst van de problematiek, het recidiverisico, de nodige structuur en het ontbreken van probleeminzicht. Dit zou kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij strafoplegging en gerealiseerd kunnen worden bij de forensisch psychiatrische polikliniek “het DOK” te Rotterdam.
De behandeling zal vooral steunend en structurerend van aard moeten zijn en zal zich onder andere moeten richten op het delictgedrag, zelfredzaamheid, sociale vaardigheden, copingvaardigheden, agressieregulatie en egoversterking. Tevens is een contact met Stichting MEE geïndiceerd.
Daarnaast is een maximaal mogelijk durend verplicht Reclasseringscontact geïndiceerd voor praktische hulpverlening, externe controle en het volgen van de behandeling. Betrokkene is door de reclasseringswerker aangemeld voor opvang na detentie bij Exodus te Rotterdam. Mogelijk moet er worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm voor betrokkene.
De rechtbank is op grond van beide rapporten van oordeel dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is met een proeftijd van vijf jaar, met daaraan verbonden na te melden bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de duur van de opgelegde proeftijd overweegt de rechtbank dat deze duur eerst mogelijk is geworden na inwerkingtreding op 1 februari 2006 van de Wet herijking strafmaxima (Stb. 2006, 11). Omdat het ten laste van de verdachte onder 2 primair bewezen verklaarde zich uitstrekt tot na 1 februari 2006, acht de rechtbank geen beletsel aanwezig voor oplegging van een proeftijd van voornoemde duur.
Deze voorwaardelijke straf dient voor verdachte tevens als een stok achter de deur om zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden. Gezien het ontbreken van ziekte-inzicht bij verdachte acht de rechtbank het langdurige reclasseringstoezicht bovendien noodzakelijk.
Voorts oordeelt de rechtbank, anders dan de verdachte blijkens diens verklaringen bij de behandeling op de terechtzitting, dat het noodzakelijk is dat de verdachte zich na ommekomst van zijn detentie zal melden bij Exodus Rotterdam teneinde zijn woonsituatie en zijn financiële situatie op orde te krijgen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14a (oud), 14b, 14b (oud) 14c, 14d, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE JAREN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ÉÉN JAAR, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op VIJF JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarden;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat verdachte therapie zal ondergaan bij “Het Dok” of een soortgelijke instelling en/of contact zal onderhouden met Stichting “MEE” en/of na zijn detentie zich zal melden bij Exodus Rotterdam;
verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze in contact zal treden met [slachtoffer];
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. C.J. van der Wilt en mr. T. Kooijmans, rechters
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 mei 2007.
Mr. T. Kooijmans is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.