ECLI:NL:RBDOR:2007:BA6163

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
65963 / HA ZA 06-2527
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap en toedeling van onroerend goed aan erfgenamen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht is behandeld, betreft het de verdeling van de nalatenschap van een overleden erflater, die in gemeenschap van goederen was gehuwd. De zaak is aangespannen door Wijntje, een van de erfgenamen, tegen haar medeerfgenamen, waaronder moeder, Arie, Gerard, Krijna, Hendrika en Gijsbertus. De rechtbank heeft op 23 mei 2007 uitspraak gedaan over de toedeling van de woning aan de Badweg 21 te Dordrecht en de verdeling van de overige activa en passiva van de nalatenschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen Gerard en de erven, omdat Wijntje, die als gemachtigde optrad, niet de juiste volmacht had om de verkoop te regelen. De woning werd aan Gerard toegewezen voor een bedrag van € 800.000,-, wat overeenkomt met de prijs die in 2004 door een derde was geboden. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning op het moment van toedeling € 800.000,- bedroeg, en dat Gerard dit bedrag aan de erven moest betalen.

Daarnaast werd vastgesteld dat er een schuld van € 105.417,- aan Arie en Gerard was, waarvoor rente verschuldigd was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de lening van Wijntje aan moeder van € 22.689,01 in de verdeling moest worden betrokken. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familiebanden tussen de partijen. Tot slot werd Wijntje veroordeeld om de locatie van de kluis met sieraden aan moeder bekend te maken, maar de vordering tot het verstrekken van een overzicht van de inboedel werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke volmachten en overeenkomsten binnen erfgenamen, vooral bij de verdeling van een nalatenschap, en de noodzaak om de belangen van alle partijen in acht te nemen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 65963 / HA ZA 06-2527
Vonnis van 23 mei 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Odoornerveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. H.D. Jager-van den Berg,
hierna te noemen 'Wijntje',
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Ridderkerk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. V.J. Groot,
hierna te noemen 'moeder',
2. [gedaagde 2],
wonende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. V.J. Groot,
hierna te noemen 'Arie',
3. [gedaagde 3],
wonende te Brasschaat,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. L.R.T. Peeters,
hierna te noemen 'Gerard',
4. [gedaagde 4],
wonende te Sliedrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. V.J. Groot,
hierna te noemen 'Krijna',
5. [gedaagde 5],
wonende te Erica, gem. Emmen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. V.J. Groot,
hierna te noemen 'Hendrika',
6. [gedaagde 6],
wonende te Sliedrecht,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
hierna te noemen 'Gijsbertus'.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van moeder, Arie, Krijna en Hendrika;
- de conclusie van antwoord tevens akte tot referte van Gerard;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van moeder, Arie, Krijna en Hendrika;
- de conclusie van dupliek van Gerard;
- de conclusie van dupliek in reconventie .
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
Op 29 maart 1982 is te Dordrecht overleden [overledene], verder te noemen erflater. Erflater was op het moment van overlijden in gemeenschap van goederen gehuwd met moeder. Uit het huwelijk van erflater en moeder zijn zes kinderen geboren, te weten Arie, Gerard, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Wijntje. Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt, zodat moeder en de zes kinderen krachtens de wet zijn (enige) erfgenamen zijn.
Tot de (ontbonden) gemeenschap van goederen van erflater en moeder behoren:
- de woning aan de Badweg 21 te Dordrecht, hierna te noemen 'de woning';
- het saldo op de Euro spaarrekening met nummer 66.29.64.888 van € 48.915,99 en
- de schuld aan Arie en Gerard.
Moeder verblijft sinds oktober 2001 niet meer in de echtelijke woning. Op 24 april 2002 heeft moeder bij notariële akte een algehele volmacht gegeven aan Wijntje.
Arie, Krijna en Hendrika hebben op de door de notaris toegestuurde formulieren ingevuld dat zij ermee akkoord gaan dat Wijntje een onafhankelijke makelaar zoekt, die de woning tegen de hoogst mogelijke prijs verkoopt. Hendrika heeft op het formulier vermeld dat zij overleg wenst over de prijs voordat de definitieve verkoop plaatsvindt.
Gerard heeft de notaris bij brief van 9 oktober 2002 bericht dat hij akkoord gaat met de verkoop van de woning aan een derde tegen een zo hoog mogelijke prijs, waarbij hij zich het recht voorbehield de woning tegen dezelfde prijs te kopen als waarvoor de boedel bereid was die woning te verkopen.
Gijsbertus is bij vonnis in kort geding van 9 april 2003 veroordeeld tot onder meer het geven van een verkoopopdracht ter zake van de Badweg 21 te Dordrecht aan een door Wijntje aan te stellen makelaar, alsmede tot het ondertekenen van het voorlopig koopcontract en het ondertekenen van de transportakte.
Wijntje heeft als gemachtigde van de erven op 17 juni 2003 makelaar Boogerman te Dordrecht opdracht gegeven tot het verlenen van diensten bij de verkoop van de woning. In de verkoopopdracht is opgenomen dat verkoper zich het recht voorbehoudt de woning te verkopen aan één van de erven die heeft aangegeven bereid te zijn te kopen voor hetzelfde bedrag als het hoogste bod, c.q. de hoogste prijs die na onderhandelingen tot stand komt. Voorts is in de opdracht een minimum verkoopprijs van € 950.000,- opgenomen.
In 2004 heeft een derde een bod op de woning uitgebracht van € 800.000,- kosten koper. Arie heeft bij faxbericht van 7 april 2004 te kennen gegeven akkoord te gaan met verkoop van de woning voor een bedrag van € 800.000,- aan een derde, maar niet akkoord te gaan met verkoop aan Gerard voor dit bedrag. Arie was slechts akkoord met verkoop aan Gerard voor een bedrag van € 895.000,-. Tevens heeft Arie in het faxbericht opgenomen dat hij per oktober 2003 alle door hem gegeven volmachten heeft ingetrokken.
Makelaar Boogerman heeft bij faxbericht van 8 april 2004 bevestigd dat het bod van € 800.000,- naar zijn mening het hoogst haalbare bod was. Bij faxbericht van 8 april 2004 heeft Gerard aan de notaris bericht dat hij bereid was de woning te kopen voor dit bedrag.
Namens de erven heeft Wijntje de door de notaris opgestelde koopovereenkomst op 27 april 2004 ondertekend. De woning is niet overgedragen aan Gerard.
In april 2005 heeft een derde een bod op de woning uitgebracht van
€ 850.000,-. In april 2006 is een nieuw bod op de woning uitgebracht van € 900.000,-.
Erflater had een schuld aan de besloten vennootschap Algemene Bouwmaatschappij Brandwijk. Deze schuld van € 105.417,- op 1 januari 1994 is door Arie en Gerard in privé overgenomen.
De vordering
De vordering in conventie
Wijntje vordert in deze procedure - samengevat - het volgende:
- te bepalen dat de woning aan de Badweg 21 te Dordrecht wordt toegescheiden aan Gerard voor een bedrag van € 800.000,- k.k.;
- Gerard te veroordelen tot voldoening van het bedrag van € 800.000 k.k.;
- gedaagden te veroordelen mee te werken aan de overdracht en levering van de woning aan Gerard;
- gedaagden te veroordelen mee te werken aan uitbetaling van het saldo op de spaarrekening en aan de voldoening van de schuld van de nalatenschap aan Arie en Gerard uit de opbrengst van de woning, vermeerderd met het saldo op de rekening bij de notaris;
- gedaagden te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de netto koopprijs van de woning, vermeerderd met het saldo op de spaarrekening en verminderd met de schuld;
- met bepaling dat indien gedaagden in gebreke blijven aan de veroordelingen te voldoen, het vonnis de voor de verkoop en eigendomsoverdracht en verdeling noodzakelijke wilsverklaringen en rechtshandelingen van gedaagden zal vervangen;
- gedaagden te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten.
Het verweer in conventie
Moeder, Arie, Krijna en Hendrika voeren als verweer aan dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst met Gerard tot stand is gekomen. Wat betreft de schuld aan Arie en Gerard stellen Arie, Krijna en Hendrika dat er 7 % rente dan wel de wettelijke rente is verschuldigd over het bedrag van € 105.417,- vanaf 1 januari 1994.
Voorts stellen moeder, Arie, Krijna en Hendrika dat Wijntje een bedrag van
€ 22.689,01, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 maart 1997, aan moeder is verschuldigd op grond van een leningsovereenkomst en dat deze lening in de verdeling dient te worden meegenomen.
Tot slot betwisten moeder, Arie, Krijna en Hendrika dat de nota van makelaar Boogerman in de nalatenschap valt.
Gerard heeft aangevoerd dat hij geen bezwaar maakt tegen toedeling van de woning aan hem voor een bedrag van € 800.000,-, mits het pand zich in dezelfde staat bevindt als ten tijde van het faxbericht van 8 april 2004. Kosten van eventuele reparaties dienen evenredig te worden verdeeld over de erfgenamen.
De vordering in reconventie
Moeder, Arie, Krijna en Hendrika vorderen - samengevat - om Wijntje te veroordelen om aan hen te overhandigen een overzicht waaruit blijkt welke sieraden er in haar bezit zijn alsook de verblijfplaats ervan, op straffe van een dwangsom. Voorts vorderen zij een overzicht van de (destijds aanwezige) inventaris uit de woning en de verblijfplaats van de inventaris, op straffe van een dwangsom.
Het verweer in reconventie
Wijntje betwist dat de sieraden in de nalatenschap vallen en betwist dat zij deze in haar bezit heeft. Wijntje voert voorts aan dat slechts een deel van de inboedel in de nalatenschap valt en betwist dat zij een lijst had moeten opstellen.
De beoordeling
in conventie
De woning
De woning is niet aan Gerard geleverd en behoort nog tot de te verdelen gemeenschap. Aangezien partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschap zal de rechtbank, op vordering van Wijntje, de verdeling vaststellen. Hierbij zal rekening worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang.
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of er een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen de erven en Gerard tot stand is gekomen. Indien dit het geval is, wordt geoordeeld dat de erven gehouden zijn de woning aan Gerard te leveren in overeenstemming met de koopovereenkomst; derhalve voor een bedrag van € 800.000,-, in de staat waarin de woning verkeerde in april 2004.
Een koopovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Gerard heeft in zijn brief van 9 oktober 2002 aangeboden de woning te kopen tegen dezelfde prijs als waarvoor de erven bereid waren die woning te verkopen aan een derde. De andere erven, met uitzondering van Gijsbertus, zijn hiermee akkoord gegaan. Deze overeenkomst tussen partijen moet worden beschouwd als een optie van Gerard om de woning te mogen kopen voor hetzelfde bedrag als het hoogste bod c.q. de hoogste prijs die na onderhandelingen tot stand zou komen en derhalve nog niet als een koopovereenkomst.
Wijntje heeft de koopovereenkomst op 27 april 2004 ondertekend namens de erven. De haar verleende volmachten strekten echter niet zover dat zij zonder nader overleg namens de erven akkoord kon gaan met de verkoop van de woning. Arie, Krijna en Hendrika hebben Wijntje, blijkens de door hen ingevulde formulieren, slechts gemachtigd tot het zoeken van een onafhankelijke makelaar die zijn diensten zou gaan verlenen ten behoeve van de verkoop van de woning. Bovendien heeft Hendrika op het formulier nog uitdrukkelijk vermeld dat zij overleg wenste over de prijs, voordat de definitieve verkoop zou plaatsvinden. Door de koopovereenkomst namens de erven te ondertekenen heeft zij hen onbevoegd vertegenwoordigd.
Artikel 3:61 lid 2 BW bepaalt dat indien een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat er een toereikende volmacht was verleend, geen beroep kan worden gedaan op de onjuistheid van deze veronderstelling.
Gelet op de minimumprijs van € 950.000,- die in de opdracht aan de makelaar was opgenomen en waarmee Gerard bekend was, mocht Gerard er niet zondermeer vanuit gaan dat Wijntje bevoegd was namens de erven een koopovereenkomst met hem te sluiten voor het bedrag van € 800.000,-. Dat het Gerard bekend was dat de overige erven niet akkoord gingen met verkoop aan hem voor deze prijs, kan worden afgeleid uit het feit dat Gerard de koopovereenkomst nooit heeft ondertekend en eerst in oktober 2005 voor het eerst heeft aangegeven dat de woning notarieel geleverd kon worden. Onder deze omstandigheden wordt dan ook geoordeeld dat Gerard redelijkerwijs niet mocht uitgaan van een toereikende volmacht van Wijntje. Er is derhalve geen rechtsgeldige overeenkomst tussen de erven enerzijds en Gerard anderzijds tot stand gekomen.
Nu geen sprake is van een toereikende volmacht en Gerard geen beroep kan doen op de bescherming van artikel 3:61 lid 2 BW, kan in het midden blijven of de koopovereenkomst van 27 april 2004 nietig is wegens het ontbreken van de handtekening van Gerard.
Aangezien Gerard als enige van de erfgenamen heeft aangegeven de woning toebedeeld te willen krijgen, wordt aanleiding gezien deze woning aan Gerard toe te delen. De vraag die vervolgens aan de orde komt, is welk bedrag hij hiervoor aan de erven dient te betalen.
Bij de verdeling van een tot de gemeenschap behorende zaak dient, ter bepaling van zijn waarde, in beginsel uitgegaan te worden van de waarde ten tijde van de verdeling, tenzij uit partijafspraken of redelijkheid en billijkheid iets anders volgt. Geoordeeld wordt dat van dit laatste sprake is. Van belang hierbij is de uit de brief van notaris mr. Koppelaar de dato 20 december 2002 af te leiden afspraak tussen de erven en Gerard dat Gerard de woning mocht kopen voor hetzelfde bedrag als het hoogste bod c.q. de hoogste prijs die na onderhandelingen tot stand zou komen. Toen in april 2004 het bod van € 800.000,- door een derde werd gedaan, was dit naar het oordeel van de makelaar op dat moment het hoogst haalbare bedrag. Niet betwist is dat de erven akkoord gingen met de verkoop aan deze derde voor het bedrag van € 800.000,-. Volgens de afspraken met Gerard mocht Gerard dit bod matchen, hetgeen hij heeft gedaan.
Gelet hierop wordt geoordeeld dat voor de waardebepaling van de woning moet worden uitgegaan van het moment waarop Gerard de erven heeft medegedeeld de woning te willen kopen voor hetzelfde bedrag als waarvoor de erven de woning aan een derde wilden verkopen, derhalve 8 april 2004.
Nu de erven in april 2004 hebben ingestemd met een verkoopprijs van € 800.000,- en ook de makelaar van mening was dat dit de op dat moment hoogst haalbare verkoopprijs was, wordt overwogen dat de waarde van de woning op 8 april 2004 € 800.000,- bedroeg. Gerard zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de erven. Aangezien Gijsbertus reeds bij vonnis in kort geding van 9 april 2003 is veroordeeld tot medewerking aan de overdracht en levering van de woning zal dit deel van de vordering jegens hem thans worden afgewezen.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat aangezien de woning aan Gerard wordt toegedeeld op grond van de verdeling van de gemeenschap en niet wordt verkocht, Gerard de kosten is verschuldigd die samenhangen met deze toedeling en niet de zogeheten kosten koper.
Nu als peildatum 8 april 2004 geldt, komt de woning vanaf deze datum volledig voor rekening en risico van Gerard.
Voor zover Gerard heeft bedoeld de schade te vorderen die is ontstaan doordat de woning niet reeds in 2004 aan hem is geleverd, wordt overwogen dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de woning niet op grond van de gestelde koopovereenkomst aan hem zal worden geleverd, maar op grond van een verdeling ex artikel 3:178 BW.
Het banksaldo
Partijen zijn het eens over de hoogte van het saldo op de rekening met nummer 66.29.64.888 alsmede over de wijze van verdeling hiervan, zodat dit deel van de vordering toegewezen kan worden.
De schuld
Vast staat dat het nog aan Arie en Gerard verschuldigde bedrag € 105.417,- bedraagt. Partijen verschillen van mening of over dit bedrag 7 % rente is verschuldigd vanaf 1 januari 1994.
Uit de brief van de toenmalige boedelnotaris in de nalatenschap van erflater de dato 30 juni 1983 is af te leiden dat erflater rente over de schuld diende te betalen. Uit het door Wijntje overgelegde overzicht van de rekening-courant van moeder kan worden afgeleid dat deze rente ongeveer 7 % per jaar bedroeg. Dit overeengekomen rentepercentage behoort tot de nalatenschap en dient derhalve in de verdeling te worden betrokken.
De vordering op Wijntje
De notaris heeft, met instemming van Wijntje, in zijn brief van 19 juli 2004 aan mr. Vink vermeld dat er een vordering op Wijntje bestaat wegens door haar van haar moeder in 1997 geleende gelden ten bedrage van € 22.689,01. Aangezien er nog geen verdeling van de gemeenschap heeft plaatsgevonden, valt de lening in de gemeenschap en dient deze vordering in de verdeling te worden betrokken.
De courtage
Zoals in punt 4.5 is overwogen, is er geen koopovereenkomst met betrekking tot de woning tot stand gekomen. Ervan uitgaande dat de opdracht tot dienstverlening aan makelaar Boogerman thans is ingetrokken, zijn de erven een vergoeding overeenkomstig artikel 6 van deze opdracht de dato 17 juni 2003 aan de makelaar verschuldigd.
De proceskosten
Gelet op de familiebanden tussen partijen wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren.
in reconventie
De sieraden
Uit het verweer van Wijntje is af te leiden dat de sieraden van moeder zich in een bankkluis bevinden waarvan Wijntje de sleutel onder zich heeft. Aangezien niet betwist is dat thans alleen Wijntje over een sleutel van de kluis beschikt, wordt overwogen dat Wijntje over deze sieraden beschikt.
Als eigenaresse heeft moeder er recht op en belang bij om te weten welke sieraden van haar zich in de kluis bevinden en waar deze kluis zich bevindt. Met het overleggen van het afschrift van de kostenbaarhedenverzekering bij conclusie van dupliek in reconventie, waarin een overzicht is opgenomen van de sieraden, heeft Wijntje reeds voldaan aan de vordering tot het verschaffen van een overzicht van de sieraden die zich in de kluis bevinden. Wijntje zal dan ook alleen worden veroordeeld tot het bekendmaken van de locatie van de kluis. Onder deze omstandigheden is geen plaats voor het toewijzen van de medegevorderde dwangsom.
De inboedel
Moeder, Arie, Krijna en Hendrika hebben hun stelling dat Wijntje beschikt over een inventarislijst van de destijds in de woning aanwezige inboedel, onvoldoende onderbouwd. Evenmin is aangetoond dat Wijntje thans nog beschikt over inboedelgoederen. De vordering tot het verstrekken van een overzicht alsmede van de verblijfplaats van de inboedel wordt derhalve afgewezen.
Gelet op de familiebanden tussen partijen wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
a. bepaalt dat de onroerende zaak aan de Badweg nr. 21 te Dordrecht wordt toegedeeld aan Gerard voor een bedrag van € 800.000,-;
b. veroordeelt Gerard tot voldoening aan de boedel van het bedrag van € 800.000,- voor het verkrijgen van de onroerende zaak aan de Badweg nr. 21 te Dordrecht op de kwaliteitsrekening van Koppelaar Notarissen te Sliedrecht;
c. bepaalt dat de schuld van Wijntje aan moeder van € 22.689,01 bij de verdeling van de gemeenschap dient te worden betrokken;
d. veroordeelt moeder, Arie, Krijna, Hendrika en Gerard mee te werken aan de overdracht en levering van de onroerende zaak aan de Badweg nr. 21 te Dordrecht aan Gerard door middel van het ondertekenen van de akte van verdeling op het tijdstip als door notaris mr. Koppelaar zal worden bepaald;
e. veroordeelt moeder, Arie, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Gerard mee te werken aan uitbetaling van het saldo op de rekening met nummer 66.29.64.888 bij de notaris en aan de voldoening van de schuld van de nalatenschap aan Arie en Gerard ten bedrage van
€ 105.417,-, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 7 % hierover, uit de opbrengst van de woning vermeerderd met het saldo op de rekening bij de notaris;
f. veroordeelt moeder, Arie, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Gerard mee te werken aan de verdeling van de netto vergoeding van de woning vermeerderd met het saldo op de rekening met nummer 66.29.64.888 en verminderd met de schuld in die zin dat aan moeder 8/14e van het saldo toekomt en aan moeder, Arie, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Gerard ieder 1/14e deel;
g. bepaalt dat indien moeder, Arie, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Gerard of één van hen in gebreke blijven te voldoen aan hetgeen is bepaald in punt b. tot en met f. van dit vonnis de voor de verdeling en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaringen en rechtshandelingen van moeder, Arie, Krijna, Hendrika, Gijsbertus en Gerard zal vervangen;
h. veroordeelt Wijntje om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan moeder, Arie, Krijna en Hendrika de locatie van de kluis waarin zich de sieraden van moeder bevinden, bekend te maken;
i. verklaart het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
j. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
k. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2007.