ECLI:NL:RBDOR:2007:BA7172
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissement en pandrecht: verkoop effectenportefeuille door bank
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 6 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van een failliete echtgenoot en de ING Bank N.V. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 18.562,70, dat volgens hem onder de werking van artikel 20 van de Faillissementswet viel. De curator stelde dat de bank, door de verkoop van de effectenportefeuille van de gefailleerde, onterecht het bedrag naar de rekening van de gefailleerde had overgemaakt, waardoor dit bedrag in de faillissementsboedel had moeten vloeien.
De rechtbank oordeelde dat de bank haar pandrecht correct had uitgeoefend door de effectenportefeuille executoriaal te verkopen en de opbrengst in mindering te brengen op de vordering in rekening-courant. De rechtbank wees de vordering van de curator af en oordeelde dat de curator in de proceskosten moest worden veroordeeld. De rechtbank stelde vast dat de bank, door de verkoopopbrengst te gebruiken om de schuld van de gefailleerde aan de bank te verlagen, niet in strijd handelde met de Faillissementswet. De curator werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de bank, die op € 1.628,- werden begroot.
Deze uitspraak benadrukt de rechten van pandhouders in faillissementssituaties en de voorwaarden waaronder een bank haar pandrecht kan uitoefenen. De rechtbank bevestigde dat de bank niet verplicht was om het eventuele overschot aan de curator te voldoen, aangezien de verkoopopbrengst niet hoger was dan de schulden van de gefailleerde aan de bank.