ECLI:NL:RBDOR:2007:BB1070

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500223-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. drs. T.F. van der Lugt
  • Mr. F.L.J.M. Heijnen
  • Mr. A.J. Japenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dreiging met geweld en afpersing van minderjarigen onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 2 augustus 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2007 in Dordrecht onder invloed van alcohol twee minderjarige meisjes heeft bedreigd met een mes. De verdachte, die gedreven werd door jaloezie en achterdocht jegens zijn vriendin, heeft de 14-jarige dochter van zijn vriendin en haar 13-jarige vriendinnetje onder bedreiging gedwongen om haar telefoon af te geven. De rechtbank heeft de verdachte ten laste gelegd dat hij met geweld en bedreiging met geweld de meisjes heeft gedwongen tot de afgifte van de telefoon. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zijn frustraties op zo'n gewelddadige manier heeft geuit, vooral gezien de jonge leeftijd van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bouman GGZ. De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan afpersing en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van 300 euro te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500223-07
Zittingsdatum: 19 juli 2007
Uitspraak: 2 augustus 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans gedetineerd in de P.I. Zuid West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Dordrecht met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte een (keuken)mes uit zijn mouw heeft gepakt
en/of met dat mes opgeheven voor die [slachtoffer 1] is gaan gestaan en/of
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en/of
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: Geef nu je telefoon anders steek ik jullie neer" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Dordrecht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Geef nu je telefoon anders steek ik jullie neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letstel toe te brengen, met dat opzet
- met een (keuken)mes naar de woning van die [slachtoffer 3] is gegaan en/of
- dat mes voor die [slachtoffer 3] omhoog heeft geheven en/of
- met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Dordrecht [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 3] getoond en/of op die [slachtoffer 3] gericht en/of met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 3] gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend gezegd dat hij die [slachtoffer 3] neer zou steken en/of dat hij al een dooie op zijn naam had staan en/of "ik ben niet bang om te steken" en/of "blijf van mijn wijf af, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woonbron, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die ruit (met zijn hand/vuist) in te slaan;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1. primair, 2. primair (poging doodslag) en 3. ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bouman GGZ ook indien dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij Het Dok of De Waag.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], wettelijk vertegenwoordigd door [wettelijk vertegenwoordiger].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 300,-, ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Namens de verdachte is de aansprakelijkheid noch de hoogte van de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte met het mes stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
(primair)
op 07 april 2007 te Dordrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1 welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte een keukenmes uit zijn mouw heeft gepakt en met dat mes opgeheven voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: Geef nu je telefoon anders steek ik jullie neer"
2.
(subsidiair)
op 07 april 2007 te Dordrecht M. [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 3] getoond en op die [slachtoffer 3] gericht en daarbij deze dreigend gezegd dat hij die [slachtoffer 3] neer zou steken en dat hij al een dooie op zijn naam had staan en "ik ben niet bang om te steken" en "blijf van mijn wijf af, ik maak je af";
3.
op 07 april 2007 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Woonbron, heeft vernield door die ruit (met zijn hand/vuist) in te slaan.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. (primair):
AFPERSING;
2. (subsidiair):
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
3. OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, toen hij zijn vriendin wilde bellen omdat zij nog niet thuis was, haar dochter gedwongen haar telefoon aan hem te geven. Hij heeft daarbij dit toen 14-jarige meisje en haar 13-jarige vriendinnetje, dat bij haar op bezoek was, bedreigd met een groot keukenmes en gezegd hen neer te zullen steken als de telefoon niet zou worden afgegeven. Hij heeft met zijn gedrag de beide meisjes de stuipen op het lijf gejaagd.
Verdachte is vervolgens voorzien van genoemd mes naar de woning van een kennis gelopen omdat hij vermoedde dat zijn vriendin daar was. Toen verdachte daar aankwam en er niet werd gereageerd op zijn bellen, heeft verdachte het ruitje van de portiekdeur kapotgeslagen. Toen hij ten slotte in de woning werd binnengelaten heeft hij de bewoner gedreigd hem met het meegebrachte mes neer te steken.
De feiten zijn begaan terwijl verdachte onder de invloed van alcohol was en lijken te zijn voortgekomen uit gevoelens van jaloezie en achterdocht jegens zijn vriendin. De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij zijn frustraties op een dergelijke agressieve manier heeft geuit. Zijn handelwijze kan niet worden getolereerd en verdient een forse vrijheidsstraf, waarbij de rechtbank met name het feit dat verdachte twee zeer jonge meisjes met een mes heeft bedreigd zwaar laat wegen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het voorlichtingsrapport van Bouman GGZ d.d. 17 juli 2007. De rechtbank houdt tevens rekening met het uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 17 april 2007 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder, ook ter zake van geweldsdelicten, met justitie in aanraking is geweest.
Uit de rapportage blijkt dat verdachte hoog scoort als het gaat om de kans op herhaling. Geadviseerd wordt om in het kader van een bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact op te leggen. Gelet op de problematiek van verdachte is ook behandeling bij De Waag of Het Dok geïndiceerd, althans dient hij de adviezen van voornoemde instellingen op te volgen. Verder dient verdachte na detentie een behandeling te volgen bij een instelling voor verslavingszorg. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en zij zal hiermee rekening houden bij de op te leggen straf.
Alles overwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Gelet op de problematiek van verdachte zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarde verbinden, zoals in het dictum vermeld.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte immateriële schade voor een bedrag ter hoogte van EUR 300,-.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ZES (6) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Bouman GGZ te Rotterdam, zolang deze instelling zulks noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek zoals De Waag of Het Dok of een andere door de reclasseringsinstelling aan te wijzen kliniek, en een behandeling bij een instelling voor verslavingszorg;
in het kader van deze bijzondere voorwaarde geldt maximaal de duur van de proeftijd of zoveel korter als door de betreffende reclasseringsinstelling noodzakelijk wordt geoordeeld;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag van EUR 300,-, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 300,- ten behoeve van [slachtoffer 2];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
Mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. A.J. Japenga, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Booij,griffier,en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2007.
Wegens afwezigheid is mr. F.L.J.M. Heijnen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.