ECLI:NL:RBDOR:2007:BB3316
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en gevolgencriterium in arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer, mevrouw [naam], en haar werkgever, de Stichting Dordtse WelzijnsOrganisatie (DWO), over de kennelijkheid van een ontslag. De werknemer was sinds 1 oktober 2002 in dienst bij DWO en had een dienstverband van bijna vijf jaar, inclusief eerdere werkervaring bij gelieerde instellingen. DWO vroeg op 21 februari 2006 een ontslagvergunning aan bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), welke op 19 april 2006 werd verleend. De werknemer stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en vorderde onder andere een schadevergoeding van zes bruto maandsalarissen en betaling van niet genoten vakantiedagen.
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijk onredelijk ontslag. De rechter stelde vast dat de werknemer, gezien haar leeftijd, opleiding en werkervaring, in staat moest zijn om binnen afzienbare tijd ander werk te vinden. De gevolgen van het ontslag waren niet dermate ernstig dat een vergoeding op zijn plaats was. De kantonrechter wees de vordering tot schadevergoeding af, maar kende wel een bedrag van € 1.132,13 toe voor niet genoten vakantiedagen, omdat DWO zich niet voldoende had verzet tegen deze vordering. De vordering tot terugbetaling van € 447,82 werd afgewezen, omdat er een rechtsgrond was voor deze betaling op basis van de studieovereenkomst.
De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. B.C. Vink op 6 september 2007.