ECLI:NL:RBDOR:2007:BB7367
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij scheepsongeval en bewijsvoering schade
In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, ging het om een scheepsongeval dat plaatsvond op 13 mei 2004. De gedaagde partij was verantwoordelijk voor het bewijzen dat de schade aan het schip, de "En Avant 18", was veroorzaakt door de ongeschiktheid van het schip voor de sleepwerkzaamheden of door nalatigheid van de opvarenden. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 17 mei 2006, de gedaagde opgedragen om bewijs te leveren van deze claims. De gedaagde overhandigde een deskundigenrapport van JtH Marine Consultancy, waarin werd geconcludeerd dat de "En Avant 18" ongeschikt was voor de uitvoering van sleepassistentie vanwege stabiliteitsproblemen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het rapport niet voldoende bewijs leverde voor een oorzakelijk verband tussen de schade en de ongeschiktheid van het schip of nalatigheid van de bemanning.
De deskundige had vastgesteld dat de schipper van de "En Avant 18" ervaren was in het assisteren van zeeschepen en dat er geen bewijs was van verwijtbaar handelen van de bemanning. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet was geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs, waardoor de schade aan de "En Avant 18" voor rekening van de gedaagde kwam. De eiseressen werden vervolgens opgedragen om de omvang van hun schade te bewijzen, die was ontstaan bij het verlenen van sleepassistentie aan het zeeschip Shieldhall.
De rechtbank bepaalde dat de zaak op 31 oktober 2007 opnieuw zou worden behandeld, waarbij de eiseressen de gelegenheid kregen om bewijsstukken over te leggen en getuigen te noemen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J. Visser en benadrukte de noodzaak van bewijsvoering in civiele zaken, vooral in gevallen van aansprakelijkheid bij scheepsongevallen.