RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/710361-07
Zittingsdatum: 8 januari 2008
Uitspraak: 22 januari 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1982,
wonende te [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 09 mei 2006, in of nabij de gemeente Strijen, in elk geval in het arrondissement Dordrecht, als schipper van een duwstel (bestaande uit de duwboot "Phoenix" met daarvoor gekoppeld de duwbakken "Kreta" en "Java") met dat duwstel hoogst, althans aanmerkelijk onachtzaam en/of (hoogst) onoplettend heeft gevaren op/over het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand (vaar)water, het Hollandsch-Diep, immers
heeft hij, verdachte, op voornoemd(e) vaarwater/vaarweg, komende vanaf de Nieuwe Merwede ten westen van de Moerdijkbruggen op de stuurautomaat een (westelijke) gestrekte koers aangehouden die het duwstel (geleidelijk) naar de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater (van het Hollandsch-Diep) zou brengen/bracht,
terwijl hij het vóór hem (eveneens in westelijke richting) varende (geladen) motorvrachtschip, genaamd "Guan" - welk motorschip goed zichtbaar/waarneembaar was en aan de de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater (westelijk) varende was - opliep (naderde/inhaalde),
niet (tijdig) zijn koers (naar bakboord) verlegd en/of zijn snelheid gewijzigd (verminderd),
waardoor hij (ter hoogte van boei HD38) met de stuurboordvoorzijde van dat duwstel in aanvaring kwam met de bakboordachterzijde van die "Guan",
door welke aanvaring die "Guan" is gekapseisd en/of (vervolgens) is gezonken, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat [slachtoffer] door die aanvaring in/onder water terecht is gekomen en/of is verdronken en/of ten gevolge van die aanvaring is gedood, althans is overleden;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 09 mei 2006 in of nabij de gemeente Strijen, in elk geval in het arrondissement Dordrecht, als schipper van een duwstel (bestaande uit de duwboot "Phoenix" met daarvoor gekoppeld de duwbakken "Kreta" en "Java") daarmede varende op het Hollandsch-Diep, zijnde een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, terwijl uitdrukkelijke voorschriften in het Binnenvaartpolitiereglement ontbraken, niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goede zeemanschap en/of door omstandigheden waarin dat schip of dat samenstel zich bevond in het belang van de veiligheid en/of de goede orde van de scheepvaart waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht en/of schade werd veroorzaakt aan een ander schip/andere schepen en/of aan een andere drijvende voorwerpen, aan oevers en/of aan werken en/of inrichtingen die zich in de vaarweg en/of op de oevers daarvan bevonden en/of de veiligheid of het vlotte verloop van de cheepvaart in gevaar werd gebracht, immers
heeft hij, verdachte, op voornoemd(e) vaarwater/vaarweg, komende vanaf de Nieuwe Merwede ten westen van de Moerdijkbruggen op de stuurautomaat een (westelijke) gestrekte koers aangehouden die het duwstel (geleidelijk) naar de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater (van het Hollandsch-Diep) zou rengen/bracht,
terwijl hij het vóór hem (eveneens in westelijke richting) varende (geladen) motorvrachtschip, genaamd "Guan" - welk motorschip goed zichtbaar/waarneembaar was en aan de de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater (westelijk) varende was - opliep (naderde/inhaalde),
niet (tijdig) zijn koers (naar bakboord) verlegd en/of zijn snelheid gewijzigd (verminderd),
waardoor hij (ter hoogte van boei HD38) met de stuurboordvoorzijde van dat duwstel in aanvaring kwam met de bakboordachterzijde van die "Guan".
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft om vrijspraak verzocht voor het primair ten laste gelegde en -het subsidiair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van EUR 2500,00 subsidiair 42 dagen vervangende hechtenis.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte hoogst, althans aanmerkelijk onachtzaam en/of onoplettend heeft gevaren, zoals bedoeld in artikel 169, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
SUBSIDIAIR:
op 09 mei 2006 in of nabij de gemeente Strijen, als schipper van een duwstel bestaande uit de duwboot "Phoenix" met daarvoor gekoppeld de duwbakken "Kreta" en "Java" daarmede varende op het Hollandsch-Diep, zijnde een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, terwijl uitdrukkelijke voorschriften in het Binnenvaartpolitiereglement ontbraken, niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goede zeemanschap en door omstandigheden waarin dat schip of dat samenstel zich bevond in het belang van de veiligheid en de goede orde van de scheepvaart waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht en schade werd veroorzaakt aan een ander schip en de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar werd gebracht, immers
heeft hij, verdachte, op voornoemd vaarwater, komende vanaf de Nieuwe Merwede ten westen van de Moerdijkbruggen op de stuurautomaat een westelijke gestrekte koers aangehouden die het duwstel geleidelijk naar de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater van het Hollandsch-Diep zou brengen,
terwijl hij het vóór hem eveneens in westelijke richting varende geladen motorvrachtschip, genaamd "Guan" - welk motorschip goed zichtbaar/waarneembaar was en aan de voor hem geldende stuurboordzijde van het vaarwater westelijk varende was - opliep (naderde/inhaalde),
niet tijdig zijn koers naar bakboord verlegd,
waardoor hij ter hoogte van boei HD38 met de stuurboordvoorzijde van dat duwstel in aanvaring kwam met de bakboordachterzijde van die "Guan".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair ten laste gelegde. Het standpunt van de verdediging komt er kort gezegd op neer dat verdachte de juiste koers heeft gevaren, maar dat de manoeuvre van de ‘GUAN’ er de oorzaak van is dat de aanvaring heeft plaatsgevonden. Deze stelling van de verdediging is gebaseerd op de verklaring van verdachte, de getuigenverklaringen van de getuigen aan boord van de PHOENIX en het analyserapport van de getuige-deskundige P.C. van Erve, BSc.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het proces-verbaal opgesteld naar aanleiding van de aanvaring, onder nummer 2006012140, bevinden zich diverse onafhankelijke getuigenverklaringen van getuigen die de aanvaring hebben waargenomen. De rechtbank acht de volgende verklaringen van belang.
Proces-verbaalnummer 2006012140-4, verhoor van getuige [getuige 1]. d.d. 15 mei 2006, onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
De aanvaring vond dinsdagmiddag 9 mei 2006 plaats op de rivier het Hollandsch Diep te Strijen Sas. Ik ben stuurman op het motortankschip de Stolt Merlux. Ik voer met het schip aan de rechteroever op het Hollandsch Diep. Het was mooi, helder en droog weer. Voor ons voer het motorvrachtschip de GUAN. Hij voer een recht koers ongeveer 500 meter voor ons uit. De GUAN voer op circa 50 meter aan de rode tonnenlijn gestrekt in het vaarwater. Ik zag ook het duwstel PHOENIX varen ongeveer 200 meter voor ons uit, aan de linker oever van het Hollandsch Diep. Ik zag dat het duwstel in een rechte lijn voer, vanaf de doorvaartopening van de Moerdijkbruggen. Ter hoogte van de Sassenplaat zag ik dat het duwstel vanaf de linkeroever een gestrekte koers voer in een flauwe hoek naar de rechteroever. Ik zag dat het duwstel van de PHOENIX met zijn stuurboordzijde voor het motorvrachtschip GUAN aan bakboordszijde achter raakte. Ik zag dat het schip midscheeps voor de duwbak kwam en overvaren werd door de PHOENIX.
Proces-verbaalnummer 2006012140-16, verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 22 mei 2006, onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Op dinsdag 9 mei 2006 voeren wij met een zeiljacht Talaya, vanaf de Moerdijk naar Noordschans. Wij bevonden ons aan de zuidzijde van de vaargeul ter hoogte van Strijensas. Op dezelfde hoogte aan de noordzijde zagen wij 3 vaartuigen in lijn, welke op het eerste gezicht een geheel vormden. Bij nader toekijken bleek het om een kleiner binnenschip te gaan, gevolgd door een dubbele duwbak combinatie. De dubbele duwbak leek het binnenschip aan bakboord op te lopen. Op dat ogenblik hoorden wij een klap van staal op staal, en werd het binnenschip bakboord aangevaren door de dubbele duwbak.
Proces-verbaalnummer 2006012140-17, verhoor van de getuige [getuige 3], d.d. 22 mei 2006, onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Varende als bemanning op het zeiljacht Talaya, was ik op 9 mei 2006 getuige van een ‘kop-staart’ botsing op het Hollandsch Diep tussen een oplopende duwvaart combinatie met een vrachtschip van het type kempenaar of gelijkaardig.
Voor de aanvaring heeft de duwvaart geen aandachtsein gegeven, noch heeft het schip achteruitgeslagen met de motor.
Toen na de aanvaring, de duwvaart de kempenaar uit de koers begon te duwen, zodanig dat deze naar bakboord begon op te draaien, was de stuurhut van de kempenaar duidelijk te zien aan de bakboordzijde van de duwvaart.
Nadat de kempenaar circa 135 graden met de kop omgegaan was, is hij slagzij beginnen te maken (..) De tijd verlopen tussen de klap van de aanvaring en het verdwijnen van de kop van de kempenaar raam ik op maximum 10 seconden.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen, nummer 2006012140-25, d.d. 3 oktober 2006, waarbij als bijlage fotobladen zijn toegevoegd met de geconstateerde schade. Uit dit proces-verbaal en de foto’s valt op te maken dat de GUAN aan de bakboord achterzijde is geraakt. Ook is er schade geconstateerd aan het middengedeelte van het schip GUAN. Deze schade kan het gevolg zijn van het overvaren van de GUAN door de PHOENIX.
Het dossier bevat tevens een verklaring van de vrouw van de schipper van de GUAN, waarin zij verklaart dat het schip op het Hollandsch Diep een gestrekte koers voer. (proces-verbaalnummer 2006012140-10, d.d. 12 mei 2006).
In deze bewijsmiddelen ziet de rechtbank geen enkele aanwijzing dat de GUAN onverwacht een manoeuvre naar bakboord heeft uitgevoerd. Integendeel, de bewijsmiddelen ondersteunen juist de conclusie dat de PHOENIX te lang naar stuurboord is opgelopen en daardoor de GUAN aan bakboord achterzijde heeft geraakt.
Door de verdediging is een beroep gedaan op het analyserapport van de deskundige P.C. van Erve, d.d. 31 december 2007, waarin gesteld wordt dat er een abrupte koerverandering naar bakboord door de GUAN heeft plaatsgevonden.
Deze conclusie van de deskundige, dat de GUAN bakboord is uitgeslagen, is mede gebaseerd op de afleiding van de aanvaringscirkel. Deze aanvaringscirkel is naast de wrakpositie gebaseerd op aannames. Namelijk de aanname dat de GUAN in 10 seconden gezonken is en de aanname van een constante snelheid van de GUAN vanaf het moment van aanvaren tot het moment van zinken. Aangezien de aanvaringscirkel mede het moment en de plaats van de botsing bepaalt, impliceert dit dat ook het moment en de plaats van de botsing op aannames is gebaseerd. Ook overigens zijn de gebezigde aannames zodanig afhankelijk van alle bewegingen van de twee schepen voor, tijdens en kort na de aanvaring, dat de rechtbank de conclusies die op basis van die aannames worden getrokken niet als feiten kan aanvaarden.
De uitgelezen en vaststaande tracklog posities van de PHOENIX hoeven met een andere omtrek van de aanvaringscirkel ook niet in strijd te zijn.
Nu de uiteindelijke conclusie dat de GUAN bakboord is uitgeslagen, met uitzondering van de verklaring van verdachte, niet door ander bewijsmiddelen ondersteund wordt, is de rechtbank van oordeel, dat de inhoud van het rapport niet van dien aard is, dat het een bewezenverklaring in de weg staat.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair
OVERTREDING VAN ARTIKEL 1.04 VAN HET BINNENVAART-POLITIEREGLEMENT
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was op 9 mei 2006 schipper van het duwstel Phoenix, waarmee hij voer over het Hollandsch Diep te Strijensas. Na het onderdoorkomen van de Moerdijkbruggen, is verdachte een gestrekte koers gaan varen om zo geleidelijk aan de stuurboordzijde van het vaarwater uit te komen. Voor de Phoenix voer een geladen motorvrachtschip de Guan. Omdat verdachte stuurboord opvoer, en niet tijdig zijn koers naar bakboord heeft gewijzigd, is het schip de Phoenix tegen de bakboord achterzijde van de Guan aangevaren. Na deze aanvaring is de Guan gedraaid, slagzij geraakt en uiteindelijk gezonken.
De vrouw van de schipper kon op tijd uit het water gered worden, maar de schipper zelf is als gevolg van deze aanvaring verdronken en overleden.
Het leed was deze aanvaring heeft veroorzaakt is groot en onherstelbaar. De schippersvrouw moet het immense verlies van haar man een plaats in haar leven proberen te geven. Ook verdachte wordt door zijn werk als schipper geregeld herinnerd aan deze fatale middag met al zijn gevolgen.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor dergelijke feiten gepleegd op het water.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier voldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit, en zij zal conform vonnis wijzen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 1.04 van het Binnenvaartpolitiereglement en de artikelen 4 en 7 van de Scheepvaartverkeerswet .
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
een GELDBOETE van EUR 2500,00 (vijfentwintighonderd euro), met bevel, voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 42 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. E.H. van der Steeg en mr. J.A.M. van den Berk rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2008.
Wegens afwezigheid is mr. E.H. van der Steeg buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.