Eiseres stelt daartoe - samengevat - het volgende:
3. Korte tijd na het arrest van het Hof ontving eiseres van één of meer omwonenden opnieuw klachten over overlast vanwege honden, die gedaagde in/rond zijn woning hield. Bij brieven van 2 en 4 november 2004 is gedaagde er door eiseres op gewezen, dat hij zich diende te houden aan de rechterlijke uitspraken, waarna er tot mei 2007 geen klachten meer werden ontvangen. Op 24 mei 2007 ontving eiseres een meldingsformulier overlast, waarin werd verklaard, dat men de laatste twee jaar niet meer had geklaagd, omdat “het toch geen zin heeft”. Een e-mail van een politiemedewerker van 5 juli 2007 vermeldt, dat er op 22 april 2007 (ten minste) drie honden in de woning van gedaagde aanwezig waren.
Er werd geklaagd over geluidsoverlast en stankoverlast en de betreffende bewoner, de heer [betreffende bewoner], die inmiddels is overleden, stelde dat gedaagde meerdere (5 of 6) honden heeft. In september 2007 zijn er door omwonenden brieven aan eiseres gezonden, waarin werd geklaagd over blaffen en janken van de honden en over de stank die de honden veroorzaakten. Voorts werd er in die brieven ook nog geklaagd over geluidsoverlast als gevolg van “echtelijke ruzies”. Op 21 augustus 2007 zijn er, naar aanleiding van klachten, door een medewerker van eiseres vanuit de woning van de heer [betreffende bewoner] foto’s gemaakt, waaruit blijkt, dat er uitwerpselen in de tuin aanwezig waren.
4. De ex-partner van gedaagde is mevrouw [ex-partner van gedaagde]. Zij woont in [adres]. Deze woning huurt [ex-partner van gedaagde] van eiseres. Ook een zoon van gedaagde, [naam], huurt een woning van eiseres en wel de woning te [adres]. In de huurovereenkomst van laatstgenoemde heeft eiseres vastgelegd, dat in de woning niet meer dan één hond mag worden gehouden. Omwonenden van deze woningen hebben in het verleden ook bij eiseres geklaagd over o.a. overlast veroorzaakt door honden. [Ex-partner van gedaagde] en [gedaagde] zijn hierover aangeschreven in 1999 en 2004. De in deze brieven vermelde overlast houdt ook verband met de honden van gedaagde. Eiseres vreest, dat bij de beoogde ontbinding van de huurovereenkomst met gedaagde en de daaruit voortvloeiende ontruiming, gedaagde met zijn honden elders zijn intrek zal nemen, waarbij het dan zal gaan om de woning van zijn ex-partner, zijn zoon of een andere woning die door eiseres wordt verhuurd. Daarom heeft eiseres er belang bij, dat gedaagde verboden wordt om tijdelijk of voor onbepaalde tijd een woning van eiseres te betrekken en dat het gedaagde voorts verboden wordt om één of meer van zijn honden tijdelijk of voor onbepaalde tijd onder te brengen in een woning, die eigendom is van eiseres.
5. Eiseres biedt aan haar stellingen te bewijzen onder meer door het horen van getuigen, waaronder de ondertekenaars
van de klachtbrieven, bij dagvaarding overgelegd als productie 7 en de genoemde medewerkers van de politie en
medewerkers van eiseres, die ter plaatse zijn geweest.
Het verweer
6. Ondanks het feit, dat in het vonnis van de kantonrechter is bepaald, dat er een dwangsom zou worden verbeurd als gedaagde zich niet aan de veroordeling zou houden, is dit nimmer gebeurd en evenmin is de huurovereenkomst ontbonden. Hier leidt gedaagde uit af, dat hij zich vanaf 2004 tot en met 26 september 2007 (datum dagvaarding) als een goed huurder heeft gedragen. In die periode is gedaagde ook niet aangesproken door eiseres. Gedaagde betwist, dat de melding van de heer [betreffende bewoner] in overeenstemming is met de waarnemingen van de politie op 22 april 2007. De politie heeft geenszins bevestigd, dat gedaagde vijf of zes honden in zijn woning aanwezig heeft gehad. Dat staat ook niet in het mail bericht. Voor zover gedaagde op die dag meer dan één hond aanwezig heeft gehad, impliceert dat niet, dat hij ook daadwerkelijk meer dan één hond in zijn woning houdt. Gedaagde past wel eens op honden van derden. De zes gelijkluidende verklaringen van omwonenden bewijzen evenmin, dat gedaagde meer dan één hond in zijn woning houdt. Zij verklaren allen: “Mijn indruk is dat de heer [gedaagde] regelmatig twee of meer honden in de hokken in zijn tuin houdt”. Voorts betwist gedaagde, dat er sprake zou zijn van echtelijke ruzies. Gedaagde is immers niet getrouwd, noch samenwonend. Gedaagde woont op nummer [nummer] en de directe buren, die op nummer [nummer] en [nummer] wonen hebben niet geklaagd. De huizen met nummers [nummers] en [nummer] liggen niet tegen de woning van gedaagde aan, zodat het wel heel onwaarschijnlijk is, dat zij vanuit hun woning bijna letterlijk het gestelde schelden en vloeken kunnen horen. De buren op huisnummer [nummer] houden drie honden, die ook voor de nodige overlast zorgen. 7. In de tuin van de woning worden sowieso geen hond meer gehouden. De hond van gedaagde verblijft binnen en wordt niet, althans niet structureel uitgelaten in de tuin.
8. De vordering van eiseres, dat het gedaagde verboden moet worden om tijdelijk onderdak te zoeken bij zijn familie, dan wel zijn ex-partner, die allen eveneens van eiseres huren, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Eiseres is immers, naast Palissade, de grootste van de twee woningbouwverenigingen en gedaagde is, gezien zijn inkomen afhankelijk van goedkope woonruimte, die in de vrije sector niet voorhanden is. Bovendien kan ontruiming van de woning van de derde niet worden gevorderd, zonder dat die derde in een procedure daartoe is betrokken.
Beoordeling van het geschil
9. Vaststaat, dat het gedaagde bij vonnis van de kantonrechter van 26 september 2002 met bekrachtiging door het Hof te Den Haag van 26 maart 2004 verboden is om in de bij de woning behorende tuin één of meer honden, al dan niet in hokken, aanwezig te hebben en/of aanwezig te houden en om in zijn woning méér dan één hond aanwezig te hebben en/of aanwezig te houden. Uit het door gedaagde gevoerde verweer blijkt, dat hij niet betwist wel eens meer dan één hond in huis te houden. Gedaagde stelt, dat dat dan een hond van een ander betreft waar hij op past, doch ook dat is verboden. Voorts wordt door gedaagde slechts aangevoerd, dat hij zijn hond niet structureel in de tuin uitlaat. Hieruit wordt afgeleid, dat gedaagde zijn hond wel eens uitlaat in de tuin, wat geduid kan worden als het aanwezig hebben en/of houden van een hond in de tuin en eveneens verboden is. Dat eiseres tot op heden nog geen dwangsom heeft geïnd of tot ontbinding is overgegaan doet niets af aan het feit, dat gedaagde zich, volgens de verklaring van de heer [betreffende bewoner] van mei 2007 en de door de coördinator Wijkbeheer, [naam], op 2 en 4 november 2004, zijnde ná het arrest van het Hof, gestuurde brieven, steeds niet aan de in de rechterlijke uitspraken genoemde verboden heeft gehouden. Voorts blijkt uit de door eiseres overgelegde foto en de door de omwonenden opgemaakte verklaringen in voldoende mate, dat gedaagde overlast veroorzaakt. Dat de bewoner van nummer [nummer] drie honden houdt en dat de hond van de familie [naam], één van de klagers, ook voor de nodige overlast zorgt bij afwezigheid van de eigenaren, is niet relevant. Gedaagde heeft immers op dit punt dezelfde rechten gehad als de andere huurders, maar heeft deze rechten verloren doordat hij in het verleden overlast heeft veroorzaakt.
10. De vordering van eiseres, gedaagde te verbieden om zijn intrek te nemen bij anderen, die ook een woning van eiseres huren is zo ruim geformuleerd, dat zulks ertoe leidt, dat gedaagde nergens een woning die eigendom is van eiseres kan bewonen, terwijl niet op voorhand vaststaat, dat gedaagde overal overlast zal veroorzaken. Deze vordering wordt derhalve afgewezen.
11. Gedaagde zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.