ECLI:NL:RBDOR:2008:BC4435

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
203474 CV EXPL 07-1379
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overtreding van eerdere rechterlijke uitspraken over hondenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Bevo Woningbeheer (eiseres) en een huurder (gedaagde) over het houden van honden in strijd met eerdere rechterlijke uitspraken. Eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van gedaagde, die sinds 7 april 1987 de woning huurde. Eerder was in een voorlopige voorziening bepaald dat gedaagde in de tuin geen honden mocht houden en in zijn woning niet meer dan één hond mocht hebben. Deze uitspraak was bekrachtigd door het Hof te Den Haag in 2004.

Eiseres stelde dat gedaagde zich niet aan deze uitspraken hield, wat leidde tot klachten van omwonenden over overlast door honden. Ondanks eerdere waarschuwingen en het feit dat gedaagde niet had voldaan aan de rechterlijke uitspraken, had eiseres tot dat moment geen dwangsom geïnd of de huurovereenkomst ontbonden. Gedaagde betwistte de klachten en stelde dat hij zich als een goed huurder had gedragen.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde zich niet aan de eerdere uitspraken had gehouden en dat er voldoende bewijs was van overlast. De vordering van eiseres om gedaagde te verbieden om tijdelijk of voor onbepaalde tijd een woning van eiseres te betrekken, werd echter afgewezen vanwege de te ruime formulering. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde gedaagde om de woning binnen veertien dagen te ontruimen, met machtiging voor eiseres om dit zelf te doen indien gedaagde in gebreke bleef. Gedaagde werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Gorinchem
kenmerk: 203474 CV EXPL 07-1379
vonnis van de kantonrechter te Gorinchem van 11 februari 2008.
in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting Stichting Bevo Woningbeheer,
gevestigd en kantoorhoudende te Gorinchem,
eiseres,
gemachtigde mr. R.G. Degenaar, advocaat te Gorinchem
tegen:
[naam],
wonende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 26 september 2007;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
1. Eiseres verhuurt sinds 7 april 1987 aan gedaagde de woning aan [adres]. Bij vonnis van 26 september 2002 is door de kantonrechter in een voorlopige voorziening bepaald, dat gedaagde in de tuin geen honden mag houden en in zijn woning niet meer dan één hond aanwezig mag hebben en/of aanwezig mag houden. Dit vonnis is bij arrest van 26 maart 2004 door het Hof te Den Haag bekrachtigd.
De vordering
2. Eiseres vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
A) de huurovereenkomst te ontbinden met veroordeling van gedaagde om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en het gehuurde onder afgifte van de sleutels leeg en ontruimd aan eiseres ter vrije beschikking te stellen, met machtiging van eiseres om, wanneer gedaagde nalaat tijdig en naar behoren aan die ontruimingsverplichting te voldoen, die ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van politie en justitie.
B) gedaagde te verbieden om, nadat veertien dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken, krachtens welke titel dan ook dan wel zonder titel, tijdelijk of voor onbepaalde tijd een woning van eiseres te betrekken en aldus gedaagde te verbieden een woning van eiseres geheel dan wel gedeeltelijk te gebruiken respectievelijk in gebruik te nemen, zulks al dan niet krachtens onderhuur en/of inwoning en/of op welke andere wijze dan ook, alsmede gedaagde te verbieden om één of meer honden tijdelijk of voor onbepaalde tijd, krachtens welke titel dan ook dan wel zonder titel, onder te brengen in een woning, die eigendom van eiseres is, zulks met machtiging van eiseres om, indien gedaagde in strijd met deze verboden handelt, aan de overtreding van die verboden een einde te maken door gedaagde alsdan uit hoofde van dit vonnis met behulp van politie en justitie te verplichten de betreffende woning van eiseres te ontruimen en te verlaten respectievelijk de in een woning van eiseres verblijvende, daar door gedaagde ondergebrachte, honden te verwijderen.
C) gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
Eiseres stelt daartoe - samengevat - het volgende:
3. Korte tijd na het arrest van het Hof ontving eiseres van één of meer omwonenden opnieuw klachten over overlast vanwege honden, die gedaagde in/rond zijn woning hield. Bij brieven van 2 en 4 november 2004 is gedaagde er door eiseres op gewezen, dat hij zich diende te houden aan de rechterlijke uitspraken, waarna er tot mei 2007 geen klachten meer werden ontvangen. Op 24 mei 2007 ontving eiseres een meldingsformulier overlast, waarin werd verklaard, dat men de laatste twee jaar niet meer had geklaagd, omdat “het toch geen zin heeft”. Een e-mail van een politiemedewerker van 5 juli 2007 vermeldt, dat er op 22 april 2007 (ten minste) drie honden in de woning van gedaagde aanwezig waren.
Er werd geklaagd over geluidsoverlast en stankoverlast en de betreffende bewoner, de heer [betreffende bewoner], die inmiddels is overleden, stelde dat gedaagde meerdere (5 of 6) honden heeft. In september 2007 zijn er door omwonenden brieven aan eiseres gezonden, waarin werd geklaagd over blaffen en janken van de honden en over de stank die de honden veroorzaakten. Voorts werd er in die brieven ook nog geklaagd over geluidsoverlast als gevolg van “echtelijke ruzies”. Op 21 augustus 2007 zijn er, naar aanleiding van klachten, door een medewerker van eiseres vanuit de woning van de heer [betreffende bewoner] foto’s gemaakt, waaruit blijkt, dat er uitwerpselen in de tuin aanwezig waren.
4. De ex-partner van gedaagde is mevrouw [ex-partner van gedaagde]. Zij woont in [adres]. Deze woning huurt [ex-partner van gedaagde] van eiseres. Ook een zoon van gedaagde, [naam], huurt een woning van eiseres en wel de woning te [adres]. In de huurovereenkomst van laatstgenoemde heeft eiseres vastgelegd, dat in de woning niet meer dan één hond mag worden gehouden. Omwonenden van deze woningen hebben in het verleden ook bij eiseres geklaagd over o.a. overlast veroorzaakt door honden. [Ex-partner van gedaagde] en [gedaagde] zijn hierover aangeschreven in 1999 en 2004. De in deze brieven vermelde overlast houdt ook verband met de honden van gedaagde. Eiseres vreest, dat bij de beoogde ontbinding van de huurovereenkomst met gedaagde en de daaruit voortvloeiende ontruiming, gedaagde met zijn honden elders zijn intrek zal nemen, waarbij het dan zal gaan om de woning van zijn ex-partner, zijn zoon of een andere woning die door eiseres wordt verhuurd. Daarom heeft eiseres er belang bij, dat gedaagde verboden wordt om tijdelijk of voor onbepaalde tijd een woning van eiseres te betrekken en dat het gedaagde voorts verboden wordt om één of meer van zijn honden tijdelijk of voor onbepaalde tijd onder te brengen in een woning, die eigendom is van eiseres.
5. Eiseres biedt aan haar stellingen te bewijzen onder meer door het horen van getuigen, waaronder de ondertekenaars
van de klachtbrieven, bij dagvaarding overgelegd als productie 7 en de genoemde medewerkers van de politie en
medewerkers van eiseres, die ter plaatse zijn geweest.
Het verweer
6. Ondanks het feit, dat in het vonnis van de kantonrechter is bepaald, dat er een dwangsom zou worden verbeurd als gedaagde zich niet aan de veroordeling zou houden, is dit nimmer gebeurd en evenmin is de huurovereenkomst ontbonden. Hier leidt gedaagde uit af, dat hij zich vanaf 2004 tot en met 26 september 2007 (datum dagvaarding) als een goed huurder heeft gedragen. In die periode is gedaagde ook niet aangesproken door eiseres. Gedaagde betwist, dat de melding van de heer [betreffende bewoner] in overeenstemming is met de waarnemingen van de politie op 22 april 2007. De politie heeft geenszins bevestigd, dat gedaagde vijf of zes honden in zijn woning aanwezig heeft gehad. Dat staat ook niet in het mail bericht. Voor zover gedaagde op die dag meer dan één hond aanwezig heeft gehad, impliceert dat niet, dat hij ook daadwerkelijk meer dan één hond in zijn woning houdt. Gedaagde past wel eens op honden van derden. De zes gelijkluidende verklaringen van omwonenden bewijzen evenmin, dat gedaagde meer dan één hond in zijn woning houdt. Zij verklaren allen: “Mijn indruk is dat de heer [gedaagde] regelmatig twee of meer honden in de hokken in zijn tuin houdt”. Voorts betwist gedaagde, dat er sprake zou zijn van echtelijke ruzies. Gedaagde is immers niet getrouwd, noch samenwonend. Gedaagde woont op nummer [nummer] en de directe buren, die op nummer [nummer] en [nummer] wonen hebben niet geklaagd. De huizen met nummers [nummers] en [nummer] liggen niet tegen de woning van gedaagde aan, zodat het wel heel onwaarschijnlijk is, dat zij vanuit hun woning bijna letterlijk het gestelde schelden en vloeken kunnen horen. De buren op huisnummer [nummer] houden drie honden, die ook voor de nodige overlast zorgen. 7. In de tuin van de woning worden sowieso geen hond meer gehouden. De hond van gedaagde verblijft binnen en wordt niet, althans niet structureel uitgelaten in de tuin.
8. De vordering van eiseres, dat het gedaagde verboden moet worden om tijdelijk onderdak te zoeken bij zijn familie, dan wel zijn ex-partner, die allen eveneens van eiseres huren, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Eiseres is immers, naast Palissade, de grootste van de twee woningbouwverenigingen en gedaagde is, gezien zijn inkomen afhankelijk van goedkope woonruimte, die in de vrije sector niet voorhanden is. Bovendien kan ontruiming van de woning van de derde niet worden gevorderd, zonder dat die derde in een procedure daartoe is betrokken.
Beoordeling van het geschil
9. Vaststaat, dat het gedaagde bij vonnis van de kantonrechter van 26 september 2002 met bekrachtiging door het Hof te Den Haag van 26 maart 2004 verboden is om in de bij de woning behorende tuin één of meer honden, al dan niet in hokken, aanwezig te hebben en/of aanwezig te houden en om in zijn woning méér dan één hond aanwezig te hebben en/of aanwezig te houden. Uit het door gedaagde gevoerde verweer blijkt, dat hij niet betwist wel eens meer dan één hond in huis te houden. Gedaagde stelt, dat dat dan een hond van een ander betreft waar hij op past, doch ook dat is verboden. Voorts wordt door gedaagde slechts aangevoerd, dat hij zijn hond niet structureel in de tuin uitlaat. Hieruit wordt afgeleid, dat gedaagde zijn hond wel eens uitlaat in de tuin, wat geduid kan worden als het aanwezig hebben en/of houden van een hond in de tuin en eveneens verboden is. Dat eiseres tot op heden nog geen dwangsom heeft geïnd of tot ontbinding is overgegaan doet niets af aan het feit, dat gedaagde zich, volgens de verklaring van de heer [betreffende bewoner] van mei 2007 en de door de coördinator Wijkbeheer, [naam], op 2 en 4 november 2004, zijnde ná het arrest van het Hof, gestuurde brieven, steeds niet aan de in de rechterlijke uitspraken genoemde verboden heeft gehouden. Voorts blijkt uit de door eiseres overgelegde foto en de door de omwonenden opgemaakte verklaringen in voldoende mate, dat gedaagde overlast veroorzaakt. Dat de bewoner van nummer [nummer] drie honden houdt en dat de hond van de familie [naam], één van de klagers, ook voor de nodige overlast zorgt bij afwezigheid van de eigenaren, is niet relevant. Gedaagde heeft immers op dit punt dezelfde rechten gehad als de andere huurders, maar heeft deze rechten verloren doordat hij in het verleden overlast heeft veroorzaakt.
10. De vordering van eiseres, gedaagde te verbieden om zijn intrek te nemen bij anderen, die ook een woning van eiseres huren is zo ruim geformuleerd, dat zulks ertoe leidt, dat gedaagde nergens een woning die eigendom is van eiseres kan bewonen, terwijl niet op voorhand vaststaat, dat gedaagde overal overlast zal veroorzaken. Deze vordering wordt derhalve afgewezen.
11. Gedaagde zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Ontbindt de tussen eiseres en gedaagde bestaande huurovereenkomst betreffende de woning te [adres];
veroordeelt gedaagde om voormelde onroerende zaak binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en de sleutels ter beschikking van eiseres te stellen;
machtigt eiseres om, zo gedaagde daarmede in gebreke blijft, de ontruiming te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres bepaald op:
aan explootkosten € 84,31
aan kosten GBA/KvK € 00,00
aan griffierecht € 285,00
aan salaris gemachtigde € 300,00
totale kosten € 669,31
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2008, in aanwezigheid van de griffier.