ECLI:NL:RBDOR:2008:BC5639

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/145
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
  • M.J.F.J. van Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving bouwrijp maken gronden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot handhaving van werkzaamheden op de Handelskade te [woonplaats]. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.J. de Rooij, stelde dat voor de werkzaamheden een bouwvergunning vereist was en dat deze in strijd waren met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het aanleggen van wegen en rioleringsbuizen, zoals in deze zaak aan de orde, niet onder de definitie van bouwen valt volgens de jurisprudentie van de ABRS. Dit betekent dat voor het bouwrijp maken van gronden geen bouwvergunning nodig is, en dat er geen sprake is van overtreding van artikel 40 van de Woningwet (Wow).

Daarnaast werd overwogen dat de gronden bestemd zijn voor gemengde doeleinden volgens het bestemmingsplan, en dat de werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze bestemming. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, en wees het verzoek van verzoeker af. De uitspraak benadrukt het belang van de onherroepelijkheid van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder bestuursdwang kan worden toegepast.

De uitspraak is van belang voor de interpretatie van wat onder bouwen valt in het kader van de Woningwet en de toepassing van bestuursdwang door gemeentebesturen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/145
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
[XXX], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostflakkee, verweerder,
gemachtigde: F. ten Brinke, werkzaam bij de gemeente Oostflakkee.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 22 januari 2008 heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoeker met betrekking tot werkzaamheden op de Handelskade te [woonplaats], afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 25 januari 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 25 januari 2008 heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
Op grond van artikel 8:13, eerste lid, tweede volzin, van de Awb heeft de rechtbank Rotterdam het verzoek ter verdere behandeling verwezen naar de rechtbank Dordrecht.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is [YYY] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 14 februari 2008 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen [J.R.], directeur van [YYY]
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge het tweede lid wordt de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang uitgeoefend door het college, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet (hierna: Wow) wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
Ingevolge artikel 40, aanhef en onder a, van de Wow is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
Ingevolge artikel 100d van de Wow, voor zover thans van belang, kan een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I, II, III of IV inhouden dat het bouwen of gebruik wordt gestaakt.
Ter plaatse van de Handelskade te [woonplaats] geldt het bestemmingsplan "[woonplaats] Dorp".
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de voorschriften van voornoemd bestemmingsplan (hierna: planvoorschriften) zijn de op de kaart voor gemengde doeleinden aangewezen gronden bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie;
b. recreatieve doeleinden, gericht op de watersport;
c. kleinschalige verblijfsactiviteiten;
d. maatschappelijke doeleinden;
e. horeca;
f. wonen;
g. detailhandel;
h. verkeersdoeleinden;
i. groenvoorzieningen en water;
j. jachthaven;
k. agrarische doeleinden.
Ingevolge het tweede lid mogen de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend worden bebouwd in overeenstemming met een rechtskracht hebbende uitwerking bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van bouwwerkzaamheden op de desbetreffende locatie. Naar de mening van verweerder betreffen de door verzoeker geconstateerde werkzaamheden het bouwrijp maken van de betreffende gronden en is er derhalve geen sprake van bouwen in de zin van artikel 40 van de Wow, tengevolge waarvan dit artikel niet wordt overtreden en er geen aanleiding bestaat het handhavingsverzoek in te willigen.
2.3. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu de werkzaamheden onder meer bestaan uit het leggen van rioleringsbuizen en de bestrating van de definitieve rijbaan van de Handelskade, sprake is bouwwerkzaamheden waarvoor een bouwvergunning is vereist, zodat, nu geen bouwvergunning is verleend, wel degelijk sprake is van overtreding van artikel 40 van de Wow. Volgens verzoeker worden de desbetreffende gronden bovendien gebruikt in strijd met het geldende bestemmingsplan, nu het gebruik (het bouwrijp maken) louter en alleen betrekking heeft op het uitwerkingsplan "Handelskade" en het besluit van
4 september 2007 van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland over de goedkeuring van dit plan door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) bij uitspraak van 15 januari 2008 (no. 200707669/2) bij wijze van voorlopige voorziening is geschorst.
2.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.4.1. De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en derhalve niet kan worden ontvangen in zijn bezwaar tegen het besluit van 22 januari 2008. Door verweerder is onweersproken dat de hier aan de orde zijnde werkzaamheden mede plaatsvinden ten behoeve van de realisering van het uitwerkingsplan "Handelskade". In haar uitspraak van 8 februari 2006 (no. 200505278/1) heeft de ABRS geoordeeld dat verzoeker, onverlet de afstand van zijn perceel tot het plangebied, een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het uitwerkingsplan "Handelskade" en kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Aangenomen moet dan ook worden dat verzoeker eveneens een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit van verweerder om niet handhavend op te treden ten aanzien van de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de realisering van voormeld uitwerkingsplan. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verzoeker niet in zijn bezwaar kan worden ontvangen. Nu reeds met de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken van de desbetreffende gronden een aanvang is gemaakt en deze werkzaamheden eind maart 2008 zullen zijn afgerond, acht de voorzieningenrechter, anders dan verweerder, voorts voldoende spoedeisend belang aan zijde van verzoeker aanwezig bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.2. Voorop wordt gesteld dat in bezwaar een volledige heroverweging dient plaats te vinden en dat geen rechtsregel zich er tegen verzet dat verzoeker in bezwaar nieuwe argumenten ten grondslag legt aan zijn handhavingsverzoek met betrekking tot de door hem geconstateerde werkzaamheden op de desbetreffende locatie. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, hoeft verzoeker dan ook niet een nieuw handhavingsverzoek in te dienen voor zover het de door verzoeker in bezwaar ingenomen stelling betreft dat de desbetreffende gronden, gelet op de voormelde werkzaamheden, gebruikt worden in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De beoordeling van die stelling dient deel uit te maken van verweerders besluitvorming op verzoekers bezwaar alsmede de beoordeling van het onderhavige verzoek.
2.4.3. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat voor de betrokken werkzaamheden een bouwvergunning is vereist. Het aanleggen van wegen (bestrating) en het leggen van rioleringsbuizen betreffen volgens de jurisprudentie van de ABRS (uitspraak van 7 november 2007 in zaak no. 200702685/1; LJN: BB7324) werkzaamheden die samengaan met het bouwrijp maken van gronden. Voor het bouwrijp maken van gronden is volgens de jurisprudentie van de ABRS (uitspraak van 26 oktober 2005 in zaak no 200505017/1; AB 2005, 440) geen bouwvergunning vereist. Derhalve is in het onderhavige geval geen sprake van overtreding van artikel 40 van de Wow.
2.4.4. Evenmin volgt de voorzieningenrechter verzoeker in zijn stelling dat de desbetreffende gronden, gelet op het bouwrijp maken daarvan, gebruikt worden in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "[woonplaats] Dorp". Ingevolge dit bestemmingsplan rust op de desbetreffende gronden de bestemming "Gemengde doeleinden". Gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de voor gemengde doeleinden aangewezen gronden in belangrijke mate bestemd voor functies die naar hun aard bebouwing vereisen. Van de aanvaardbaarheid van deze functies in het plangebied moet, gelet op de onherroepelijkheid van het bestemmingsplan, in beginsel worden uitgegaan. Niet kan dan ook worden gezegd dat de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken van de voormelde gronden in strijd moet worden geacht met het bestemmingsplan. Daaraan doet niet af dat het besluit van 4 september 2007 van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland over de goedkeuring van het uitwerkingsplan "Handelskade" door de Voorzitter van de ABRS is geschorst. In laatstgenoemd plan worden immers uitsluitend de in het bestemmingsplan toegestane functies uitgewerkt.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen
2.6.Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb bestaat geen aanleiding.
2.7. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M.J.F.J. van Beek, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 19 februari 2008
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.