vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 68951 / HA ZA 07-2127
de vennootschap naar buitenlands recht
KJ MARINE ENGINEERING SERVICES CO.,
gevestigd te Busan, Zuid-Korea
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.A. Visser,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Gedaagde],
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. G.W. Boogaard.
Partijen zullen hierna KJ Marine en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij overeenkomst van 11 maart 2004 heeft KJ Marine zich jegens [gedaagde] verplicht tot fabricage en levering van reserveonderdelen voor een scheepsmachine van Japanse makelij (“Niigata”) tegen betaling door [gedaagde] van USD 63.785,85. Deze onderdelen had [gedaagde] nodig ter uitvoering van een overeenkomst tussen [gedaagde] en een derde, Nor Trading.
2.2. Op 18 mei 2004 heeft [directeur KJ Marine], directeur van KJ Marine, tijdens een bezoek aan [gedaagde], een verklaring ondertekend waarin staat: “We agreed that KJ Marine will return the previously received down payment of USD 30.000 to Rob [gedaagde] B.V.”
2.3. KJ Marine heeft [gedaagde] drie facturen doen toekomen van 3 juni en 8 juli 2004 met een gezamenlijk beloop van USD 42.546,51 (USD 2.090,76 + USD 36.180,75 + USD 4.275,00), welke facturen ondanks sommatie van KJ Marine onbetaald zijn gebleven.
2.4. KJ Marine heeft conservatoire beslagen doen leggen ten laste van [gedaagde]. KJ Marine heeft de hoofdzaak niet aanhangig gemaakt binnen de door de (beslag-) voorzieningenrechter gestelde termijn.
3. De vordering in conventie
3.1. KJ Marine vordert, uitvoerbaar bij voorraad, betaling door [gedaagde] van USD 42.546,51, te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.788 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. KJ Marine stelt daartoe het volgende.
3.2. [gedaagde] is gehouden tot nakoming van de oorspronkelijke overeenkomst van partijen. Weliswaar zijn partijen nader overeengekomen om de oorspronkelijke overeenkomst te ontbinden maar daarna hebben partijen er voor gekozen om alsnog uitvoering te geven aan de oorspronkelijke overeenkomst. Overigens was die nadere overeenkomst (sub r.o. 2.2.) onder onoirbare druk van [gedaagde] tot stand gekomen.
3.3. In het midden kan blijven welk recht toepasselijk is, nu zowel naar Nederlands als Zuid-Koreaans recht betalingsverplichtingen moeten worden nagekomen.
4. Het verweer in conventie
4.1. [gedaagde] voert aan dat, bij gebreke van rechtskeuze, Zuid-Koreaans recht toepasselijk is, nu de verkoper aldaar is gevestigd, zij het dat deze stellingname voorlopig is en gewijzigd kan worden.
4.2. [gedaagde] erkent dat alsnog uitvoering is gegeven aan de oorspronkelijke overeenkomst.
4.3. [gedaagde] beroept zich op een opschortingsrecht en een verrekeningsrecht ter zake van de (in reconventie aangehaalde) schade die [gedaagde] lijdt.
4.4. [gedaagde] betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, althans in een omvang als door KJ Marine gesteld.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] vordert, na vermindering van eis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1 een verklaring voor recht dat KJ Marine wanprestatie heeft gepleegd en onrechtmatig heeft gehandeld
2 veroordeling tot betaling aan [gedaagde] van:
2 A € 71.000 te vermeerderen met wettelijke handelsrente, althans een bedrag in goede justitie te bepalen.
KJ Marine heeft wanprestatie gepleegd subsidiair onrechtmatig gehandeld. KJ Marine heeft te laat geleverd en KJ Marine heeft NOR Trading als klant van [gedaagde] ontfutseld. Nor Trading was de klant van [gedaagde] voor wie de bij KJ Marine bestelde onderdelen door [gedaagde] bestemd waren. [gedaagde] derft winst.
2 B € 3.915, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, zijnde kosten die [gedaagde] heeft moeten maken omdat het geleverde niet voldeed:
-€ 3.420: drie geleverde drijfstanglagers (conrod bearers) waren kwalitatief slecht. [gedaagde] heeft daarom elders drie nieuwe drijfstanglagers laten vervaardigen
-€ 45 check + protocol cylinder liners
-€ 100 check + repair conrod bearings
-€ 350 transport.
2 C € 606 te vermeerderen met wettelijke handelsrente. Dit is de schade wegens de door KJ Marine gelegde conservatoire beslagen, die onrechtmatig waren.
3 een verklaring voor recht dat [gedaagde] een verrekeningsrecht toekomt
-subsidiair, voor het geval de rechtbank de winstderving van [gedaagde] begroot aan de hand van de transacties tussen KJ Marine en Nor Trading: veroordeling van KJ Marine ex art. 843 a Rv. tot overlegging van geschriften betreffende de overeenkomsten tussen
KJ Marine en Nor Trading, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De schade kan eventueel ook geschat worden,
en met veroordeling van KJ Marine in de proceskosten.
6. Het verweer in reconventie
6.1.1. ad A: KJ Marine betwist wanprestatie te hebben gepleegd. [gedaagde] had aan KJ Marine de mogelijkheid moeten bieden om eventuele gebreken te herstellen. KJ Marine betwist onrechtmatig te hebben gehandeld. Het stond KJ Marine vrij om met NOR Trading in zee te gaan.
6.1.2. Ad B: KJ Marine betwist wanprestatie te hebben gepleegd.
6.1.3. Ad C KJ Marine betwist dat de beslaglegging onrechtmatig was. Voorts betwist zij de omvang van de gestelde schade in dit verband.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Partijen zijn nader overeengekomen om de oorspronkelijke overeenkomst te ontbinden, maar zij zijn daarna toch uitvoering blijven geven aan de oorspronkelijke overeenkomst. De rechtsgeldigheid van de oorspronkelijke overeenkomst is dus niet in geding.
7.2. De vraag welk recht toepasselijk is op de (oorspronkelijke) overeenkomst dient te worden beantwoord aan de hand van het EVO, dat voor de Nederlandse rechter universeel toepasselijk is (art. 2 EVO).
7.3. Bij gebreke van rechtskeuze is Zuid-Koreaans recht toepasselijk op de overeenkomst der partijen, nu KJ Marine, die de kenmerkende prestatie heeft, verricht, gevestigd is in Zuid-Korea (art. 4, lid 1 en 2, EVO).
7.4. Zuid-Korea was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog geen partij bij het Weens Koopverdrag (CISG), zodat dit verdrag niet toepasselijk is (art. 100 CISG).
7.5. Ook naar Zuid Koreaans recht zullen contractuele verplichtingen tot betaling van het overeengekomene nagekomen moeten worden. De hoofdvordering in conventie zal mitsdien worden toegewezen.
7.6. Hieraan doet het beroep van [gedaagde] op verrekening en opschorting niet af. De gegrondheid van het verrekeningsverweer valt niet eenvoudig vast te stellen. Daarom zal aan dit verweer in conventie voorbij worden gaan. Een verrekeningsverweer is een processueel verweer, zodat deze regel kan worden toegepast ongeacht de toepasselijkheid van materieel Zuid-Koreaans recht.
7.7. Het beroep van [gedaagde] op een opschortingsrecht faalt eveneens, nu [gedaagde] het opschortingsrecht koppelt aan haar gestelde verrekeningsverweer, aan welk verweer, zoals overwogen, in conventie wordt voorbijgegaan. Daarbij komt dat naar voorshands oordeel de (de omvang van de) tegenvordering bepaald onzeker is (HR 21 september 2007, C06/ 049).
7.8. Het EVO staat een gedeeltelijke rechtskeuze toe. KJ Marine vordert wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten naar Nederlands recht. [gedaagde] doet dit ook in reconventie. Uit deze omstandigheden blijkt dat beide partijen een rechtskeuze voor Nederlands recht doen ten aanzien van hun nevenvorderingen inzake rente en kosten.
7.9. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. Er blijkt niet voldoende dat KJ Marine kosten heeft gemaakt anders dan ter instructie van de zaak. Voorts stelt KJ Marine dat de beslagkosten onder de buitengerechtelijke kosten vallen. Deze stelling faalt. De beslagkosten zijn proceskosten, die in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat ze onnodig zijn gemaakt nu de hoofdzaak niet tijdig is aangebracht.
7.10. De gevorderde rente wordt, als onbestreden, toegewezen.
in reconventie
7.11. Vastgesteld moet worden welk recht toepasselijk is. Voor zover [gedaagde] haar vordering baseert op wanprestatie is, zoals reeds overwogen in conventie,
Zuid-Koreaans recht toepasselijk. Subsidiair legt [gedaagde] onrechtmatig handelen van KJ Marine aan haar vordering ten grondslag. Ingevolge de nauwe verbondenheid van het gestelde onrechtmatige handelen van KJ Marine met de overeenkomst van partijen, is op het gestelde onrechtmatige handelen eveneens Zuid-Koreaans recht toepasselijk (art. 5 Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad).
7.12. De grootste schadepost die [gedaagde] opvoert is de schade die zij zou lijden omdat KJ Marine haar een klant ontfutseld zou hebben. Omtrent de vraag of, en waarom, in dit geval naar Zuid-Koreaans recht sprake is van wanprestatie of onrechtmatig handelen doordat KJ Marine een klant van [gedaagde] zou hebben afgepakt, heeft [gedaagde] zich nog niet uitgelaten. Daarom zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een nadere conclusie van partijen, als eerste door [gedaagde]. Partijen zullen zich dienen uit te laten over de vraag naar de consequentie van toepasselijkheid van Zuid-Koreaans recht op voornoemde deelvordering, alsmede op alle andere deelvorderingen van [gedaagde] en op de weren daarop van KJ Marine, zoals bijvoorbeeld het verweer dat [gedaagde] aan KJ Marine uit hoofde van schadebeperking een herstelmogelijkheid had moeten geven voor eventuele gebreken aan het geleverde. Niet wordt uitgesloten dat de zaak aangehouden zal moeten worden omdat de rechtbank inlichtingen omtrent de inhoud van Zuid-Koreaans recht zal hebben in te winnen.
in conventie en reconventie
7.13. Iedere nadere beslissing wordt aangehouden.
8. De beslissing
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 16 april 2008 voor uitlating door [gedaagde] bij nadere conclusie over het in r.o. 7.12 genoemde;
in conventie en reconventie
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op
19 maart 2008.?