ECLI:NL:RBDOR:2008:BC9926

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41325 / HA ZA 01-2826
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake corrosie aan machines veroorzaakt door Kathon®MWX

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Dordrecht op 16 april 2008, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschappen Hangsterfer's Benelux B.V. en TUC B.V. over de vraag of het middel Kathon®MWX de corrosie aan de machines van TUC heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft eerder al in verschillende tussenvonnissen geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de corrosie is veroorzaakt door andere door Hangsterfer's geleverde middelen. De kernvraag in deze procedure was of Kathon®MWX, dat door Hangsterfer's tussen mei en september 2000 aan TUC is geleverd, verantwoordelijk was voor de corrosie aan de machines.

De rechtbank heeft vastgesteld dat TUC, als partij die de bewijslast draagt, niet tijdig de benodigde informatie en bewijsstukken heeft aangeleverd. Hierdoor kon de eerder gelaste comparitie en het deskundigenbericht niet doorgaan. TUC heeft aangegeven af te zien van bewijslevering, wat de rechtbank heeft geïnterpreteerd als een gebrek aan voldoende onderbouwd bewijsaanbod. De rechtbank concludeert dat TUC niet kan volstaan met een algemeen bewijsaanbod en dat er geen recht bestaat op toelating tot bewijslevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van TUC afgewezen en Hangsterfer's veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft TUC veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.537,80 aan Hangsterfer's, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2000. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 41325 / HA ZA 01-2826
Vonnis van 16 april 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANGSTERFER'S BENELUX B.V.,
gevestigd te Stellendam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.A. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUC B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
voorheen procureur mr. H.W.F. Klarenaar, thans zonder procesvertegenwoordiger.
Partijen zullen hierna Hangsterfer's en TUC genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 8 maart 2001 en de tussenvonnissen van 8 januari 2003, 29 september 2004, 13 april 2005, 13 december 2006 en 7 november 2007.
1.2. Ter rolle van 13 februari 200 heeft de procureur van TUC zich onttrokken, waarop de zaak is verwezen naar de rol van 5 maart 2008 voor uitlaten ex artikel 8.2 van het Landelijk Rolreglement. Op laatstgenoemde datum heeft zich voor TUC geen andere procureur gesteld.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
2.1. Kernvraag in het geschil tussen partijen is of de opgetreden corrosie aan de tien machines van TUC is veroorzaakt door een door Hangsterfer's in de maanden mei 2000 tot en met september 2000 geleverd en gebruikt middel. In de vonnissen van 29 september 2004 en 13 december 2006 is de rechtbank reeds tot het oordeel gekomen dat niet is komen vast te staan dat de corrosie aan de machines van TUC is veroorzaakt door de door Hangsterfer's geleverde en gebruikte middelen CC-243, Techniclean en AC Cleaner. Thans dient nog te worden beoordeeld of de corrosie aan die machines, zoals TUC stelt, is veroorzaakt door het door Hangsterfer's geleverde en gebruikte middel Kathon®MWX. Gezien de betwisting van Hangsterfer's dient daartoe vast te komen staan dat het middel Kathon®MWX de corrosie kan hebben veroorzaakt en dat dit middel door Hangsterfer's is geleverd en bij de tien machines van TUC is gebruikt. Zoals in het tussenvonnis van 13 april 2005 en 7 november 2007 is overwogen, rust op TUC de bewijslast van deze stellingen.
2.2. Bij tussenvonnis van 13 december 2006 is een deskundigenbericht gelast ter beantwoording van de volgende vragen:
I. heeft het middel Kathon®WMX de corrosie aan de machines van TUC kunnen veroorzaken?
II. heeft u opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil relevant kunnen zijn?
Op 31 mei 2007 is ter griffie gedeponeerd het rapport van de ing. J. de Vries (evenals de bij voormeld tussenvonnis benoemde deskundige ing. H.J. van der Mijle Meijer), verbonden aan TNO Industrie en Techniek (verder: het 2e aanvullend deskundigenbericht). In dit rapport is vermeld dat uit het deskundigenonderzoek de volgende belangrijkste conclusies naar voren komen:
1. Het anti-bacteriologisch middel Kathon®MWX heeft in oplossing van leidingwater en snijolie CC234 geen visueel aantoonbare invloed op het corrosiegedrag van staal;
2. Het monster Kathon®MWX heeft in oplossing met leidingwater geen aantoonbare invloed op het corrosiegedrag van het staal.
2.3. Bij het tussenvonnis van 7 november 2007 is een (aanvullend) mondeling verslag van de deskundige in combinatie van een comparitie van partijen gelast, zulks ter voltooiing van het deskundigenbericht en ter verkrijging van een toelichting van de deskundige alsmede ter verkrijging van inlichtingen van partijen en om te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.4. Bij gebreke van opgave van verhinderdata van TUC, de tijdige toezending van de in het vonnis van 7 november 2007 onder 3.6 en 3.11 van TUC verlangde schriftelijke opgaven en specificaties alsmede het depot van een aanvullend voorschot voor de deskundige door TUC, hebben het (aanvullend) mondeling verslag van de deskundige en de comparitie van partijen geen doorgang gevonden.
2.5. Uit het, ondanks herhaald verzoek, niet voldoen van een aanvullend voorschot voor de deskundige volgt dat TUC, om haar moverende redenen, niet langer haar medewerking aan het bij vonnis van 13 december 2006 gelaste deskundigenbericht wenst te verlenen en afziet van het leveren van bewijs van haar stelling dat het middel Kathon®MWX de corrosie kan hebben veroorzaakt door middel van dat deskundigenbericht.
2.6. De stelling van TUC dat Hangsterfer's het middel Kathon®MWX bij alle tien machines van TUC heeft gebruikt, is gemotiveerd en gespecificeerd door Hangsterfer's betwist. Uit de door Hangsterfer's ten behoeve van de bij het tussenvonnis van 7 november 2007 gelaste comparitie toegezonden facturen over de periode mei 2000 tot en met september 2000 blijkt ook slechts van de levering en het in rekening brengen van één zakje Kathon®MWX aan TUC. Onder deze omstandigheden kan TUC niet volstaan met een algemeen aanbod tot bewijs van haar stellingen en mag van haar een voldoende onderbouwd aanbod tot bewijs van de onderhavige stelling worden verwacht. Een dergelijke onderbouwd bewijsaanbod is niet door TUC gedaan. Evenmin heeft TUC, op het in r.o. 3.6 van het vonnis van 7 november 2007 uitdrukkelijk daartoe gedane verzoek, opgave gedaan van de bewijsmiddelen waarover zij beschikt. Onder deze omstandigheden heeft TUC geen recht op toelating tot levering van het bewijs van de onderhavige stelling en bestaat geen aanleiding haar ambtshalve tot die bewijslevering toe te laten.
2.7. Op grond van het vorenstaande dient de stelling van TUC dat Hangsterfer's het middel Kathon®MWX bij alle tien machines van TUC heeft gebruikt en haar stelling dat dit middel de corrosie aan die machines van TUC heeft veroorzaakt, verworpen te worden. Het laatste is niet anders wanneer zou komen vast te staan dat Kathon®MWX, gezien zijn eigenschappen, de corrosie veroorzaakt zou kunnen hebben. Het aanbod van TUC om door middel van het horen van deskundigen bewijs daarvan te leveren, dient derhalve als niet relevant gepasseerd te worden.
2.8. Het voorafgaande leidt tot verwerping van de stelling van TUC dat Hangsterfer's toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat TUC daardoor schade heeft geleden. De op die toerekenbare tekortkoming van Hangsterfer's gebaseerde vorderingen in reconventie dienen derhalve afgewezen te worden. Voorts faalt het door TUC in conventie gedane beroep op haar opschortingsrecht en ontbinding van de koopovereenkomst, zodat de in conventie gevorderde hoofdsom dient te worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding (13 december 2000), nu TUC daartegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd en de verschuldigdheid daarvan voldoende steun vindt in de vaststaande feiten en de wet.
2.9. De in conventie gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Hangsterfer's heeft weliswaar gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden anders dan ter voorbereiding of instructie van de zaak zijn verricht, maar bij gebreke van een nadere toelichting dient uit de door haar gegeven omschrijving van deze werkzaamheden het tegendeel te worden afgeleid.
2.10. TUC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld, de kosten van de deskundigenberichten daaronder begrepen. In conventie worden de kosten aan de zijde van Hangsterfer's begroot op:
- dagvaarding € 42,00
- vast recht 193,76
- deskundigen 5.295,50
- salaris procureur 1.728,00 (4,5 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 7.259,26
In reconventie worden de kosten aan de zijde van Hangsterfer's - op basis van de reeds door TUC begrote schade - begroot op nihil aan verschotten en € 4.500,00 (4,5 punten x factor 0,5 x tarief € 2.000,00).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
veroordeelt TUC om tegen kwijting aan Hangsterfer's te betalen een bedrag van € 4.537,80, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2000 tot de voldoening;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
in conventie en reconventie
veroordeelt TUC in de proceskosten, aan de zijde van Hangsterfer's tot op heden begroot op
€ 7.259,26 in conventie en op € 4.500,00 in reconventie;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008.?