zaaknummer: 70426 / HA RK 07-2042
beschikking van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2008
De publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Leerdam,
hierna te noemen: de gemeente,
zetelende te Leerdam,
verzoekster,
procureur mr. F.A. van de Kasteele,
1. [gedaagde 1],
wonende te 4163 LM Oosterwijk, gemeente leerdam,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aannemingsbedrijf Gebr. Blokland B.V.,
hierna te noemen: Blokland,
gerekwestreerden.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- tussenbeschikking van deze rechtbank van 19 december 2007 en de daarin genoemde processtukken;
- brief d.d. 17 januari 2008 van Blokland, mede als gemachtigde van [gedaagde 1], ingekomen ter griffie op 18 februari 2008, houdende conclusie na tussenbeschikking;
- brief d.d. 12 februari 2008 van de advocaat van de gemeente mr. H. Zeilmaker, ingekomen ter griffie op 13 februari 2008, houdende antwoord na tussenbeschikking.
1.2. De rechtbank heeft vervolgens de uitspraak bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. Op grond van artikel 26 lid 1 Wvg kan de gemeente de nietigheid inroepen van rechtshandelingen die verricht zijn met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan haar in deze wet geregelde voorkeurspositie, welk verzoek krachtens artikel 26 lid 2 Wvg gedaan moet worden binnen acht weken, nadat de gemeente een afschrift heeft ontvangen van de akte waarin de desbetreffende rechtshandeling is vervat.
2.2. Bij brief van 17 januari 2008 hebben [gedaagde 1] en Blokland hebben geen bescheiden dan wel nader inlichtingen verstrekt. Zij hebben geconcludeerd dat het nietigheidsverzoek van de gemeente tardief is voor wat betreft de hypotheekakte en niet ontvankelijk had moeten worden verklaard dan wel afgewezen had moeten worden, nu de gemeente blijkens ro. 2.8 in de tussenbeschikking van 19 december 2007 in ieder geval op 5 maart 2007 bekend was met de inhoud van de rechtshandeling/hypotheekakte.
2.3. [gedaagde 1] en Blokland hebben voorts geconcludeerd dat vanwege het karakter van de hypotheek, thans eventueel bestaande onderliggende afspraken en/of overeenkomsten niet relevant zijn. De gemeente verspeelt geen enkel recht indien eventuele onderliggende afspraken en/of overeenkomsten thans niet aan de Wvg worden getoetst, aangezien de 8-weken termijn immers eerst aanvangt nadat de gemeente met de inhoud daarvan bekend is geworden.
2.4. Tenslotte hebben [gedaagde 1] en Blokland geconcludeerd dat toetsing van de hypothecaire vordering pas aan de orde dient te komen op het moment dat Blokland in hoedanigheid van hypotheekhouder het onderpand zou willen uitwinnen.
2.5. De gemeente heeft de stellingen van [gedaagde 1] en Blokland gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot toewijzing van haar verzoek. Hierop zal voor zover nodig in het navolgende worden ingegaan.
2.6. Voor een oordeel over de ingeroepen nietigheid van een rechtshandeling op de voet van artikel 26, eerste lid, Wvg komt het in een geval als het onderhavige, een hypotheekovereenkomst met onderliggende rechtshandelingen, aan op een oordeel over de betekenis in onderlinge samenhang, van de hypotheekovereenkomst en de inhoud van onderliggende overeenkomsten in casu geldlening(en).
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetstoepassing dan met zich mee, dat de vraag of een verzoek als het onderhavige al dan niet tijdig is ingediend voor zover betrekking hebbend op de hypotheekovereenkomst, eveneens moet worden beoordeeld eerst naar het moment waarop een gemeente afschrift heeft ontvangen van de (onderhandse) akten waarin de rechtshandelingen, ter verzekering waarvan de hypotheekovereenkomst strekt, zijn vervat.
2.8. Op grond van het hiervoor overwogene bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen grond het verzoek van de gemeente voor zover betrekking hebbend op de hypotheekovereenkomst, wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren, nu [gedaagde 1] en Blokland ondanks bevel daartoe verzuimd hebben om bescheiden, die betrekking hebben op de hypotheekverlening van 29 oktober 2004, over te leggen, dan wel indien dergelijke bescheiden niet bestaan, schriftelijk toe te lichten welke afspraken aan de hypotheekverlening ten grondslag liggen.
2.9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat geen grond bestaat het verzoek van de gemeente aan te merken als te zijn ingediend op een moment nadat de termijn van acht weken is verstreken. Derhalve is de gemeente ontvankelijk in haar verzoek.
2.10. Ingevolge het bepaalde in artikel 26, lid 1 Wvg, zoals dit artikel sinds 1 september 2002 luidt, ligt ter beoordeling voor of in casu sprake is van rechtshandelingen die zijn verricht met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan de in de Wvg geregelde voorkeurspositie van de gemeente.
2.11. Volgens de gemeente is aan dit criterium voldaan, gezien de inhoud van de hypotheekovereenkomst van 29 oktober 2004 en het feit dat [gedaagde 1] en Blokland niet hebben voldaan aan het bevel tot overlegging van bescheiden die betrekking hebben op de hypotheekverlening, hetgeen [gedaagde 1] en Blokland betwisten.
2.12. [gedaagde 1] en Blokland hebben blijkens hun stelling aangevoerd dat de hypotheekvestiging op zichzelf onvoldoende is om te kunnen spreken van een rechtshandeling die de voorkeurspositie van de gemeente frustreert, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is volgens [gedaagde 1] en Blokland geen sprake.
2.13. Naar het oordeel van de rechtbank moet in het onderhavige geval vanwege het zeer hoge bedrag waarvoor hypotheek is gesteld, de gevolgen die in de hypotheekakte worden verbonden aan de niet-naleving van de verplichtingen van [gedaagde 1] en de weigering van [gedaagde 1] en Blokland om bescheiden dan wel nadere inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de hypotheekverlening worden aangenomen dat sprake is van een koopovereenkomst dan wel van een andere overeenkomst waarin [gedaagde 1] de beschikkingsmacht over het perceel geheel of gedeeltelijk aan Blokland heeft overgedragen.
2.14. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een omstandigheid die de mogelijkheid van executoriale verkoop reëel doet zijn, gelet op de hoogte van de hypotheek tot een bedrag van € 2.700.000,--, die in geen enkele verhouding staat tot de werkelijke waarde van het perceel.
2.15. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtshandeling van hypotheek de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente. Het verzoek van de gemeente zal op na te melden wijze worden toegewezen. [gedaagde 1] en Blokland zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van deze procedure.
verklaart nietig de hypotheekovereenkomst 29 oktober 2004, bij akte ingeschreven op 2 november 2004, ten aanzien van het perceel kadastraal bekend gemeente Leerdam, sectie K nummer 24;
veroordeelt [gedaagde 1] en Blokland in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 251,-- aan griffierecht en op € 452,-- aan salaris van de procureur.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 mei 2008.