RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 69312 / HA ZA 07-2178
vonnis van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2008
1. [eiser1] en
2. [eiser2],
beiden wonende te Dordrecht,
eisers,
procureur: mr. P.H.A. van Namen,
1. [gedaagde1] en
3. [gedaagde2],
beiden wonende te Dordrecht,
gedaagden,
procureur: mr. H.A.H.W. Meijer.
Partijen worden hieronder aangeduid als eisers en gedaagden.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 30 mei 2007 en de daarin genoemde stukken,
processen-verbaal van comparitie van partijen van 11 juli 2007 en 3 april 2008.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1 Partijen zijn buren. Zij bewonen elk een twee onder een kap woning aan de Twintighoevenweg te Dordrecht. Tussen de beide woningen liggen, naast elkaar, twee opritten naar de achter in de tuinen gelegen garages van partijen.
2.2 Eisers wonen op dit adres sinds 1 juni 1982. Gedaagden wonen sinds 1998 naast eisers.
2.3 Sinds 1982 staat tussen de beide opritten een heg. Deze heg loop niet geheel door tot aan de perceelsgrens tot het trottoir. Tussen het einde van de heg en het trottoir (ca 6 tot 8 meter) is geen erfafscheiding geplaatst.
2.3 In maart 2006 wilden partijen de oprit naast hun woning afsluiten, zodat de achtertuin niet meer vrij toegankelijk was. De poort op het pad van gedaagden stond ten opzichte van de poort van eisers verder naar achter. Om te voorkomen dat men over het pad van gedaagden via de heg naar het pad van eisers kon komen, zou het gedeelte van de heg tussen de poorten vervangen worden door een stuk Heras hekwerk. Gedaagden hebben dit deel van de heg verwijderd. Het stuk hekwerk is al aangeschaft, maar men kan het over de plaatst waar het hek moet komen niet eens worden.
2.4 In maart 2006 heeft een kadastrale meting van de erfgrens plaatsgevonden. Uit deze meting blijkt dat de grens die partijen hanteerden niet overeenkwam met de kadastrale grens. Gemeten vanuit ongeveer het midden van het pad naar voren (naar het trottoir) is een driehoekig stukje grond waarvan partijen dachten dat het eigendom was van eisers, maar dit blijkt volgens het de meting door het kadaster eigendom te zijn van gedaagden. Dit stuk grond wordt aangeduid als “de taartpunt”. In deze procedure gaat het om dit stukje grond, dat op het breedste stuk circa 16 cm breed is.
Vanuit het midden van het pad naar achter is eveneens een dergelijke taartpunt, maar dan blijkt dit stuk, anders dan partijen dachten, aan eisers toe te behoren. Om dit stuk gaat deze procedure niet.
2.5 Gedaagden hebben de bestrating van hun pad vernieuwd, waarbij zij de kadastrale grens als uitgangspunt hebben genomen. De taartpunt hebben zij daarbij opnieuw bestraat.
3.1 Eisers vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
I voor recht wordt verklaard dat de strook grond (de taartpunt) krachtens verjaring in eigendom hebben verworven;
II voor recht wordt verklaard dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming van eisers:
a. bestrating van de oprit van eisers gedeeltelijk te verwijderen of laten verwijderen,
b. een deel van de erfafscheiding tussen het perceel van eisers en dat van gedaagden te verwijderen of laten verwijderen,
c. de pergola van eisers deels te verwijderen of laten verwijderen,
d. een bouwwerk (deels) op het perceel van eisers te plaatsen of te laten plaatsen.
III gedaagden wordt gelast om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de onrechtmatige hiervoor genoemde onrechtmatige handelingen ongedaan te maken door de erfafscheiding de oprit en de pergola van eisers inde oude staat te herstellen en de door gedaagden geplaatste paal van het erf van eisers te verwijderen en verwijderd te houden met een dwangsom;
subsidiair
de grens tussen beide erven vast te stellen
alles kosten rechtens.
Aan hun vordering leggen eisers het volgende ten grondslag.
De taartpunt is door verjaring eigendom van eisers geworden. Gedaagden hebben onrechtmatig gehandeld door zonder toestemming van eisers de bestrating op het eigendom van eisers te vernieuwen en zonder toestemming van eisers de hiervoor onder b t.m d genoemde handelingen te verrichten.
3.2 Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vordering. Zij voeren als verweer het volgende aan.
Partijen hebben afgesproken dat de door het Kadaster gemeten grens door beide partijen gerespecteerd zou worden.
Van verkrijgende verjaring kan geen sprake zijn, omdat de beide opritten niet scherp zijn begrensd. Eisers zijn nooit bezitter geweest van de grond waarvan zij thans de eigendom opeisen. De feitelijke grens en de kadastrale grens komen overeen. Gedaagden maken geen inbreuk op het eigendomsrecht van eisers.
Eisers hebben geen belang bij hun vorderingen, aangezien partijen hebben afgesproken dat het deel van de heg zal worden vervangen door Heras hekwerk panelen en over de plaats waar de panelen moeten komen zijn partijen het eens.
De erfgrens is reeds door het Kadaster vastgesteld, zodat eisers bij de subsidiaire vordering evenmin belang hebben.
4.1 Eisers betwisten dat zij zich op voorhand aan de uitslag van de meting van het kadaster hebben geconformeerd. De vraag of in dit verband een overeenkomst tussen partijen is gesloten kan in het midden blijven, aangezien eisers geen eigenaar van de taartpunt zijn en evenmin eigenaar zijn geworden door verjaring, zoals hierna zal bijken.
4.2 Vast staat dat gedaagden eigenaar zijn van de taartpunt. Onderzocht moet worden of gedaagden de eigendom zijn verloren omdat eisers door verjaring eigenaar zijn geworden.
Van verkrijgende verjaring is sprake indien eisers de taartpunt 20 jaar in bezit hebben gehad zodat gedaagden geen rechtsvordering tot beëindiging van de onrechtmatige toestand meer kunnen instellen (artt. 3: 105 lid 1 jo 3:314 en 3:306 BW).
4.3 Eisers dienen te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat zij gedurende genoemde periode bezitter zijn geweest van de taartpunt. In dit verband stellen zij dat zij sinds 1982 het bezit van de taartpunt hebben gehad, welk bezit hierin heeft bestaan dat partijen de oprit tot de heg als gemeenschappelijke inrit hebben gebruikt, de wijze waarop eisers de auto op de oprit parkeerden, het gebruik van de taartpunt bij het in- en uitrijden van het tuinpad.
4.4 Van trottoir tot heg.
Uit hetgeen eisers stellen kan -zelfs als het gestelde als vaststaand wordt aangenomen- niet worden afgeleid dat sprake is geweest van bezit door eisers van de taartpunt. Vast staat dat tot de heg geen erfafscheiding tussen beide tuinpaden heeft gestaan sinds 1982. Dat iemand bij het indraaien van de auto op zijn tuinpad gebruik maakt van een miniem stukje tuinpad van de buurman valt niet aan te merken als bezit. Bovendien stellen eisers zelf dat er sprake is van gemeenschappelijk bezit, hetgeen strijdig is met de stelling dat eisers het bezit van de taartpunt hadden.
4.5 Onder en bij de heg.
De taartpunt onder de heg bedraagt op het breedste stuk hooguit enkele centimeters. Eisers hebben slechts gesteld dat de pergolapalen er op duiden dat zij het bezit van de grond hebben gehad. Indien al de palen in de heg op de grond van gedaagden hebben gestaan, ligt het meer voor de hand dat de palen eigendom zijn geworden van gedaagden dan dat eisers eigenaar zijn geworden van de grond waar de palen hebben gestaan.
4.6 Eisers zijn gelet op vorenstaande geen eigenaar geworden van de taartpunt. Het primair onder I gevorderde moet worden afgewezen
4.7 Gedaagden hebben niet onrechtmatig gehandeld door de betrating op hun eigen tuinpad te vernieuwen.
4.8 Gedaagden hebben de heg weggehaald nadat partijen zulks hadden afgesproken. Eisers hebben deze afspraak “gecancelled”, omdat partijen -na meting door het kadaster- het over de erfgrens niet eens waren. Op de plaats waar de heg is weggehaald is het verschil op het breedste stuk hooguit enkele millimeters. Redelijk handelende buren kunnen onder deze omstandigheden geen gemaakte afspraak afzeggen. Van onrechtmatig handelen door gedaagden is geen sprake, aangezien zij op grond van de overeenkomst tussen partijen gerechtigd waren voorbereidingen te treffen voor de beoogde afsluiting van de tuin.
Ook de primaire vorderingen onder II en III worden afgewezen.
4.9 Uit hetgeen hiervoor volgt dat door het kadaster gemeten erfgrens juist is. Eisers (en gedaagden) hebben wel belang bij vaststelling in rechte van de erfgrens, reeds omdat daarover een geschil bestaat. In zoverre zal de vordering als een verklaring voor recht worden toegewezen. Een kopie van de door het kadaster opgemaakte grensaanwijzing (prod. 2 bij dagvaarding, derde bladzijde) gaat bij dit vonnis.
4.10 Eisers worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure (3 procureurspunten à € 425,-- en griffierecht ad € 251,--).
verklaart voor recht dat de erfgrens tussen de percelen van partijen loopt over de door het kadaster in maart 2006 gemeten lijn zoals uit bijgevoegde tekening blijkt;
veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden bepaald op € 1.275,-- aan salaris van de procureur en € 251,-- aan verschotten (griffierecht);
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 mei 2008.