RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 07/8
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[Naam] B.V., gevestigd te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. N.B. de Neef, advocaat te Dordrecht,
de Directeur-Generaal van de Statistiek, verweerder,
gemachtigde: mr. R.J.P. Schobben, advocaat te Heerlen.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 19 april 2005 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een dwangsom gelast binnen 14 dagen een volledig ingevulde vragenlijst "Maandenquête Detailhandel (oktober 2004)" over te leggen. De dwangsom is vastgesteld op € 300,- per dag dat eiseres in gebreke blijft, met een maximum van € 6.000,-.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 juli 2006 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 21 november 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve besloten het bedrag van de dwangsom te verlagen naar € 3000,-.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 januari 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 30 januari 2008 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld.
Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde alsmede door W.F.G.M. Riksen, plaatsvervangend hoofd van de afdeling handhaving van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS).
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is bij verzending per post het bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het advies van de "Commissie bezwaarschriften handhaving CBS", het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het buiten de bezwaartermijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2.3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stelt (een kopie van) het besluit van 19 april 2005 eerst op 23 juni 2006 te hebben ontvangen en zo spoedig mogelijk na ontvangst bezwaar te hebben gemaakt. Eiseres heeft toegelicht dat alle post die bij eiseres binnenkomt door de eigenaar of bedrijfsleider wordt geopend en gelezen. Indien de stukken waren ontvangen zouden ze zeker niet onbeantwoord zijn gebleven. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat zij al jaren de omzetcijfers iedere vier weken aan het CBS laat verzenden. Deze verzending wordt digitaal verzorgd door [XXX] B.V., dienstverlenend centrum voor het MKB, te Houten. De vragenlijsten worden direct naar haar verzonden. [XXX] noch eiseres hebben de elektronische rappels van 16 november en 29 november 2004 ontvangen. Eiseres stelt evenmin het voornemen tot het opleggen van een dwangsom van 11 maart 2005 en de aanmaningen van juli en september 2005 te hebben ontvangen. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 april 2004 (kenmerk: 200402504/1) stelt eiseres dat de bewijslast van niet aangetekende verzending van besluiten, zoals in casu, en andere rechtens van belang zijnde documenten bij verweerder ligt. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de stukken zijn ondertekend met een geprinte handtekening, geen van de brieven is gedagtekend met een stempel, het adres op pagina 3 van de beslissing in primo onvolledig is, de brief van 5 juli 2006 eerst aan eiseres is gericht en later met sticker is gewijzigd in het adres van de gemachtigde, hetgeen niet op een foutloos correspondentiesysteem wijst, en voorts dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat verweerder zich bedient van een postregistratiesysteem.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder andere de uitspraak van 24 oktober 2007, AB 2008, 3) dient, indien een besluit niet aangetekend noch met bericht van ontvangst is verstuurd, het bestuursorgaan aannemelijk te maken dat dit besluit is verzonden. Indien het bestuursorgaan de verzending van het betreffende stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om, indien daartoe aanleiding bestaat, de ontvangst ervan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Pas als de geadresseerde in die ontkenning is geslaagd is het aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het stuk is ontvangen door de geadresseerde.
De rechtbank stelt vast dat het besluit van 19 april 2005 niet aangetekend is verzonden en dat het bezwaarschrift van 5 juli 2006 ruim buiten de bezwaartermijn is ingediend.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat het besluit op 19 april 2005 aan eiseres is verzonden, heeft verweerder een schermprint overgelegd waarop is vermeld: "Actie: Maken beschikking" en "Datum laatste update: 18 april 2005 15:58:56". Ter zitting heeft verweerder betoogd dat hieruit blijkt dat de beschikking is gemaakt en afgedrukt. Na het afdrukken wordt de beschikking naar de postkamer gebracht. Verzending van correspondentie vindt plaats volgens het door verweerder gehanteerde postverzendings- en archiveringsprotocol. Uit dit protocol blijkt dat het verzenden van correspondentie geautomatiseerd plaats vindt door de afdeling Reproductie en Afwerking van de sector Facilitair Bedrijf. Alle poststukken die voor 15:30 uur bij de postkamer worden aangeboden krijgen als datum de dag dat het stuk definitief in het Handhavingssysteem is opgeslagen. Nadat het betreffende stuk definitief is opgeslagen is het niet meer te muteren en volledig reproduceerbaar zoals oorspronkelijk verzonden.
Gelet op de gedingstukken en met name de hiervoor bedoelde schermprint, alsmede gelet op de door verweerder ter zitting gegeven toelichting acht de rechtbank aannemelijk dat het besluit van 19 april 2005 ook op die datum aan eiseres is verzonden. De enkele ontkenning van eiseres dat zij het besluit heeft ontvangen, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat sprake is van een niet ongeloofwaardige ontkenning. In dat verband overweegt de rechtbank dat het besluit was voorzien van de juiste tenaamstelling en adressering. Zoals ook door eiseres ter zitting is erkend komt het adres van eiseres dat is vermeld op het besluit overeen met de registratie in het openbaar Handelsregister van de Kamer van Koophandel. De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat vijf van verweerders brieven, te weten de vragenlijst van 2 november 2004, de rappèls van 16 en 29 november 2004, het voornemen tot het opleggen van een dwangsom van 11 maart 2005 en het besluit van 19 april 2005 eiseres niet zouden hebben bereikt. Daarbij kan eiseres worden verweten dat zij niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk bezwaar heeft gemaakt, maar nog bijna 11 maanden heeft laten verstrijken nadat haar contactpersoon, [XXX] BV. op 15 augustus 2005 telefonisch van de opgelegde dwangsom op de hoogte raakte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoefde verweerder niet aannemelijk te maken dat het besluit door eiseres is ontvangen en heeft hij het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen overigens door eiseres is aangevoerd kan hieraan niet af doen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, en mrs. M.A.C. Prins en P. Putters, leden, en door de voorzitter en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.