Getuige Vermeulen heeft ter zake van de in geschil zijnde periode het volgende verklaard:
“Van de periode waarom het hier gaat kan ik mij herinneren dat de dijkgraaf en heemraad Boer zelf het gebied zijn ingegaan en instructies aan peilbeheerders hebben gegeven om in te grijpen in de peilstanden. Zover ik weet hebben zij die instructies niet opgevolgd omdat zij hun instructies via de ambtelijke lijn – via de technische dienst – horen te krijgen. Er is in die tijd niets aan de peilen gebeurd omdat dat ook niet nodig was. Ik weet niet meer precies wanneer de dijkgraaf en heemraad Boer de polder ingegaan zijn en waarom. Ik verwacht dat dat was naar aanleiding van klachten. Ik herinner me dit goed omdat het ongebruikelijk was dat bestuurders zich rechtstreeks met peilbeheer bemoeiden.
Met de heer Boer had ik regelmatig, zo eens per twee of drie weken en dan voorafgaand aan de bestuursvergadering van de week erop, overleg. Dat was meestal op vrijdagmiddag en het overleg diende om hem te informeren.
Ik herinner me specifiek een gesprek met hem op drie september. Dat was niet een regulier overleg. Wij hebben in dat gesprek een discussie gehad over het al dan niet handhaven van het peil. De heer Boer verdedigde daarin de agrarische belangen. Ik weet niet meer precies welke belangen hij in dat gesprek concreet heeft genoemd maar hij zal hebben gepleit voor het op een lager peil brengen of houden van het oppervlaktewater om een betere drooglegging van de agrarische percelen te bewerkstelligen. Voor ons gold dat het peil gehandhaafd diende te worden zoals in het peilbesluit is vastgelegd. Daarvan kan slechts in beperkte mate en niet ad hoc worden afgeweken, o.a. omdat ook met andere belangen, zoals de waterkwaliteit, rekening moet worden gehouden. Dat is ook het beleid van het Waterschap en ook daarom is het ongebruikelijk dat door bestuurders concreet in de handhaving van het peil wordt ingegrepen.
U houdt mij voor dat een andere getuige heeft verklaard dat hij is weggelopen bij dat gesprek. Dat herinner ik mij ook en heb ik gezien in de stukken die ik heb gekregen. Ik denk dat dat was omdat die collega, de heer Van ’t Zelfden, geïrriteerd raakte over het feit dat de heer Boer zich direct met ons werk bemoeide.
Ik kan mij niet herinneren of ik in de laatste week van augustus 2001 nog een regulier overleg met de heer Boer heb gehad maar ik herinner me het gesprek van 3 september goed omdat dat vooraf ging aan een bestuursvergadering.
Ik kan mij niet herinneren dat er in de laatste week van augustus 2001 of in de eerste paar dagen van september 2001 klachten van ingelanden zijn geweest over de waterstanden. Ik weet vrijwel zeker dat die er niet zijn geweest omdat ik dat anders wel onthouden zou hebben.
Bij mij zijn geen klachten ingediend en – voor zover ik weet – ook niet bij anderen.