RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/510117-08
Zittingsdatum : 08 augustus 2008
Uitspraak : 21 augustus 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres, woonplaats],
doch thans verblijvende in de P.I. Rijnmond, De Schie, Professor Jonkersweg 7 te Rotterdam.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als productiemedewerker/werknemer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde];
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het primaire onder feit 1 en het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde] gevestigd te [adres, woonplaats].
[benadeelde] vordert verdachte primair hoofdelijk en subsidiair pro rato te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 575.60200, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met nuancering naar de mate van betrokkenheid van verdachte met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk (grote) hoeveelheden nikkel die geheel toebehoorden aan [benadeelde], en welk(e) goed(eren) verdachte en zijn mededaders uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
op meer tijdstippen in de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (grote) hoeveelheden nikkel, geheel toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Primair: MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENTSBETREKKING ONDER ZICH HEEFT, MEERMALEN GEPLEEGD.
2. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich - samen met anderen - in een periode van acht maanden, van mei tot en met december 2007, schuldig gemaakt aan verduistering en diefstal van grote hoeveelheden nikkel. Verdachte was gedurende het eerste deel van bovengenoemde periode nog in dienstverband bij het bedrijf waarvan de nikkel werd ontvreemd, te weten [benadeelde], maar heeft zijn strafbaar handelen zelfs na zijn ontslag voortgezet.
Volgens verdachte heerste er binnen [benadeelde] een bedrijfscultuur waarin het ontvreemden van bedrijfseigendommen zeer gebruikelijk was en waarin hij zich tevens heeft mee laten leiden. Bovendien heeft verdachte zich - als gevolg van een omslag in zijn gevoelens ten opzichte van zijn werkgever doordat hij vanuit de leiding niet werd beschermd tegen racistische uitlatingen van andere medewerkers en uiteindelijk zijn ontslag - laten leiden door behoeftebevrediging, waaronder in het bijzonder die van geldelijk gewin.
Verdachte heeft een leidersrol vervuld, doordat hij niet alleen het initiatief heeft genomen tot bovengenoemde strafbare feiten, maar tevens mensen - van wie het merendeel tevens in dienstverband bij [benadeelde] - heeft geronseld om deel te nemen in deze activiteiten. In wisselende samenstelling heeft verdachte vervolgens een groot aantal keren verduistering c.q. diefstal gepleegd. Hij heeft de contacten met de heler gelegd, is degene geweest die het gestolen goed heeft ingeleverd en die voor de verdeling van de opbrengst heeft gezorgd.
Ter voorkoming van ontdekking van de diefstal van kleine zakjes nikkel, welke ieder twee kilo bevatte en als zodanig verpakt aanwezig waren in de proceshal van [benadeelde], heeft de verdachte de anderen ertoe aangezet om over te gaan tot verduistering c.q. diefstal uit een grote bak waar de nikkel los in lag. Om de verduistering dan wel diefstal te kunnen bewerkstelligen heeft de verdachte tevens een groot aantal tassen aangeschaft, waarin de nikkel uit het bedrijf werd ontvreemd.
Uit diverse verklaringen en uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is gebleken dat hij een overwicht had op de anderen, welke hij heeft aangewend om het bovenstaande te kunnen bewerkstelligen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de toegangspas en werkkleding die hem in het kader van zijn dienstverband waren verstrekt. Hij heeft vervolgens die kleding en toegangspas na het einde van zijn dienstverband niet ingeleverd, dit kennelijk om diefstal van nikkel ook na zijn uitdiensttreding mogelijk te maken.
Verdachte heeft hierdoor op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem als werknemer mocht hebben. Dit gedrag heeft niet alleen ernstig financieel nadeel voor de benadeelde tot gevolg gehad, maar doet tevens ernstig afbreuk aan het vertrouwen dat een werkgever in zijn werknemers dient te kunnen hebben.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2008, waaruit is gebleken dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar deze veroordelingen zijn reeds verouderd en betreffen geen soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting behandeld en zoals deze in het bijzonder zijn gebleken uit de rapportages van de Reclassering Rotterdam – Dordrecht van 05 juni 2008. In tegenstelling tot de Reclassering is de rechtbank van oordeel dat, gezien de financiële ontwikkelingen die zich in de nabije toekomst zullen voordoen – te weten de aangekondigde ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, de naheffing van de Belastingdienst met betrekking tot inkomstenbelasting en het mogelijke faillissement van het bedrijf van verdachte – wel een risico dat verdachte opnieuw vervalt in het plegen van strafbare feiten teneinde geldelijk gewin te bewerkstelligen aanwezig is.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van langere duur.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij [benadeelde] te Alblasserdam niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zodanige eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij zal dientengevolge worden veroordeeld in de kosten, welke door de verdachte zijn gemaakt, één en ander met bepaling als in het dictum te melden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 20 MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 6 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] B.V. niet ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. van den Beld, voorzitter,
mr. M.M. Moolenburgh - Pelser en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters
in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2008.
In verband met afwezigheid is mr. G.A.J.M. van Vugt niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.