ECLI:NL:RBDOR:2009:BH3418
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident inzake huurovereenkomst tussen Christelijk Jongeren Vereniging en horecaondernemer
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht, staat een bevoegdheidsincident centraal dat voortvloeit uit een huurovereenkomst tussen de Christelijk Jongeren Vereniging (CJV) en een horecaondernemer, aangeduid als [eiser in hoofdzaak]. De overeenkomst, gesloten in 1988, verleent [eiser in hoofdzaak] het recht om een zaal in het CJMV-gebouw te verhuren en een buffet te exploiteren. De horecaondernemer vordert indeplaatsstelling van een derde partij, de heer [X], in de bestaande huurovereenkomst, omdat hij door zijn leeftijd en fysieke gesteldheid niet langer in staat is de horecagelegenheid te exploiteren.
CJV betwist de bevoegdheid van de kantonrechter door te stellen dat de overeenkomst niet als huurovereenkomst kan worden gekwalificeerd, maar als een overeenkomst naar eigen aard, waarbij het beheer van het gebouw centraal staat. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de overeenkomst zorgvuldig onderzocht en geconcludeerd dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huur, zoals vastgelegd in artikel 7:201 BW. De rechter oordeelt dat de kern van de overeenkomst het ter beschikking stellen van een deel van het gebouw tegen een tegenprestatie betreft, en dat de verplichtingen van [eiser in hoofdzaak] niet afdoen aan deze kwalificatie.
De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering en heeft CJV veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling. Dit vonnis is uitgesproken op 12 februari 2009 door mr. T.S. Pieters, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.