ECLI:NL:RBDOR:2009:BH7992

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78722 / HA ZA 08-2779
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een provisionele eis in een civiele procedure tegen de Gemeente Oud-Beijerland

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Dordrecht op 25 maart 2009 uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiser, wonende te Oud-Beijerland, een provisionele eis heeft ingediend tegen de Gemeente Oud-Beijerland. De eiser vorderde een voorschot van € 10.000,- op de door hem geleden en te lijden schade, die voortvloeit uit een valpartij op 6 juli 2007, veroorzaakt door oneffenheden in grasbetontegels die door de Gemeente voor zijn woning waren geplaatst. De eiser stelt dat hij door deze val ernstig letsel heeft opgelopen, wat heeft geleid tot aanzienlijke medische kosten en verlies van arbeidsvermogen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eiser voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering, maar dat de gevorderde voorlopige voorziening onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de vordering in de hoofdzaak, die een verklaring voor recht en schadevergoeding betreft, op dat moment onvoldoende vaststaat. De Gemeente heeft de gestelde feiten betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van aansprakelijkheid. Gezien het restitutierisico en de onvoldoende onderbouwing van de vordering, heeft de rechtbank de provisionele eis afgewezen.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat partijen in persoon moeten verschijnen voor een comparitie van partijen, waarbij de rechter inlichtingen wil verkrijgen en de mogelijkheden voor een schikking wil onderzoeken. De kosten van het incident zijn voor rekening van de eiser, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78722 / HA ZA 08-2779
Vonnis in incident van 25 maart 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Oud-Beijerland,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Quispel-Kooy te Oud-Beijerland,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OUD-BEIJERLAND,
zetelend te Oud-Beijerland,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. V.J. Groot te Dordrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 december 2008, tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met producties,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens incidentele conclusie van antwoord, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1. In het incident vordert [eiser] betaling van het bedrag van € 10.000,- als voorschot op de door hem geleden en te lijden schade zoals in de hoofdzaak gevorderd. In de hoofd-zaak vordert [eiser], onder meer, een verklaring voor recht dat de Gemeente jegens hem op grond van artikel 6:174 althans 6:162 BW aansprakelijk is en betaling van de door [eiser] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat.
[eiser] stelt, samengevat, dat de Gemeente direct voor zijn woning open grasbetontegels heeft geplaatst en dat hij door de oneffenheden van die tegels op 6 juli 2007 bij het om zijn auto heen lopen ernstig ten val is gekomen en dientengevolge schade heeft geleden en lijdt.
Volgens [eiser] is de exacte hoogte van de (materiele en immateriële) schade nog niet bekend, maar gaat het om een substantieel bedrag, aangezien er sprake is van ernstig blijvend letsel, een aanzienlijk verlies aan arbeidsvermogen, aanzienlijke medische kosten en verlies van zelfwerkzaamheid.
2.2. De Gemeente heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken. De Gemeente betwist dat er sprake is van de gestelde val en oneffenheid van de grasbetontegels, althans dat die val het gevolg is van de oneffenheid van de tegels. Voorts betwist de Gemeente dat de eventuele val de door [eiser] gestelde schade tot gevolg heeft, althans dat zij daarvoor aansprakelijk is. Ten slotte betwist de Gemeente de door [eiser] gestelde en gevorderde schade(omvang). Ten aanzien van de provisionele vordering voert de Gemeente aan dat er geen sprake is van een situatie waarin de vordering in de hoofdzaak nagenoeg voor directe toewijzing gereed ligt, dat de hoogte van de als voorschot gevorderde schade onvoldoende door [eiser] is onderbouwd en dat het spoedeisend belang ontbreekt. Voor zover de inciden-tele vordering wordt toegewezen, verzoekt de Gemeente om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling te verbinden.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [eiser] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Gelet op de door de Gemeente aangevoerde verweren tegen de vordering in de hoofdzaak staat op dit moment onvoldoende vast dat [eiser] in de hoofdzaak in elk geval een bedrag ter grootte van het gevorderde voorschot toekomt. Op grond daarvan dient de provisionele vordering dan ook te worden afgewezen.
3.2. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente begroot op € 452,- (1 punt tarief II).
4. De voorlopige beoordeling in de hoofdzaak
4.1. Er bestaat aanleiding een comparitie van partijen te bevelen om inlichtingen te verkrijgen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Voor deze comparitie wordt een tijdsduur van 1,5 uur uitgetrokken.
4.2. Partijen dienen alle relevante bescheiden waarop zij zich ter staving van hun stellingen willen beroepen, voor zover niet reeds overgelegd, uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen comparitiedatum in kopie te zenden aan de wederpartij en aan de rechter. Behoudens klemmende redenen of overmacht kunnen stukken die te laat zijn ingediend, niet ter terechtzitting aan de orde komen.
4.3. Op de voet van het bepaalde in artikel 132 lid 2 Rv zal slechts gelegenheid worden geboden voor repliek en dupliek, indien zulks met het oog op artikel 19 Rv of met het oog op een goede instructie van de zaak naar het oordeel van de rechter noodzakelijk is.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, tot op heden begroot op € 452,- aan salaris advocaat,
in de hoofdzaak
5.3. beveelt, onder het aanhouden van elke verdere beslissing, dat partijen in persoon op een nader te bepalen datum en tijdstip verschijnen in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht voor mr. A.J. Japenga,
5.4. verwijst de zaak naar de rolzitting van 8 april 2009 voor opgave van verhinderdata in de daaropvolgende vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Japenga en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2009.?