ECLI:NL:RBDOR:2009:BI3617

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80297 - KG ZA 09-76
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verbod op handelingen met betrekking tot gascompressorstation in Wijngaardse Polder

In deze zaak vorderde de Stichting Behoud Polders Graafstroom een verbod op alle handelingen die verband houden met de (onrechtmatige) steunmaatregelen voor de bouw van een gascompressorstation in de Wijngaardse Polder. De Gasunie had gronden verworven van particuliere eigenaren en vroeg de Gemeente Graafstroom om medewerking aan de herziening van het bestemmingsplan. De Stichting stelde dat er sprake was van onrechtmatige staatssteun, omdat de Gemeente deze steun niet had aangemeld bij de Europese Commissie, in strijd met artikel 88 lid 3 EG-Verdrag. De vorderingen van de Stichting werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een steunmaatregel die door de staat was toegekend of met staatsmiddelen was bekostigd. De Gemeente handelde niet onrechtmatig jegens de Stichting, aangezien er geen schending van de meldplicht was vastgesteld. De belangenafweging viel ook niet in het voordeel van de Stichting uit, omdat er geen feitelijke werkzaamheden waren verricht die onomkeerbare schade aan het Groene Hart zouden veroorzaken. De Stichting werd veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente en de Gasunie, elk ter hoogte van € 1.078,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80297 / KG ZA 09-76
Vonnis in kort geding van 12 mei 2009
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEHOUD POLDERS GRAAFSTROOM,
gevestigd te Wijngaarden,
eiseres,
advocaat mr. A. Stendahl,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE GRAAFSTROOM,
zetelend te Bleskensgraaf,
gedaagde,
advocaat mr. P.M.D. Weijers,
en
de naamloze vennootschap
N.V. NEDERLANDSE GASUNIE,
zetelend te Groningen,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagde,
advocaat mr. N. van den Biggelaar.
Partijen zullen hierna de Stichting, de Gemeente en de Gasunie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 april 2009,
- het verzoek van de Gasunie tot voeging,
- de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 23 april 2009,
- de pleitnota van de Stichting,
- de pleitnota van de Gemeente,
- de pleitnota van de Gasunie,
- de door de Stichting en de Gemeente overgelegde producties.
1.2. Ter voornoemde terechtzitting heeft de Gasunie haar verzoek om zich te mogen voegen aan de zijde van de Gemeente nader toegelicht. De Gemeente heeft zich ten aanzien van dit verzoek gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter. De Stichting heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.
1.3. De voeging is ter zitting toegestaan, aangezien aannemelijk is dat de Gasunie met de voeging benadeling van haar eigen rechten of rechtspositie wil voorkomen. Toewijzing van de vorderingen van de Stichting zou neerkomen op het stopzetten van de publiek-rechtelijke besluitvormingsprocedures ter zake van de vestiging van het gascompressor-station, zodat het aannemelijk is dat in dat geval sprake zou zijn van benadeling van de belangen van de Gasunie.
1.4. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. De Stichting heeft blijkens haar statuten, kort gezegd, tot doel het behoud, de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het Groene Hart in de Alblasserwaard, de bescherming en verbetering van het milieu en het voorkomen van de vestiging van een gascompressorstation in het Groene Hart van de Wijngaarden.
2.2. De Gasunie is een 100% dochter van de Nederlandse Staat. In het kader van de uitbreiding van het landelijke gastransportnet, de Noord-Zuid route, is de Gasunie voornemens in de Wijngaardse Polder in de Alblasserwaard (onderdeel van het Groene Hart) een gascompressorstation te vestigen. Ten behoeve daarvan heeft de Gasunie (koopopties op) gronden - in totaal 170.000 m2 - verworven waarop de bestemming buitengebied/landbouw rust.
2.3. Voor de vestiging van het gascompressorstation is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Na de aanvaarding door de gemeenteraad van de Gemeente van de Milieueffectrapportage (hierna: de MER) en het positieve advies van de commissie voor de MER, heeft de Gasunie de Gemeente verzocht om medewerking te verlenen aan de herziening van het bestemmingsplan. Daarbij heeft de Gasunie de Gemeente toegezegd een bedrag van € 1.500.000,- ter beschikking te stellen ter ondersteuning van projecten van de Gemeente op het gebied van werkgelegenheid en leefbaarheid. De gemeenteraads-vergadering is akkoord gegaan met het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan ‘Compressorstation Wijngaarden’. Dit plan is vervolgens ter inzage gelegd. Tot 9 april 2009 konden zienswijzen worden ingediend. Momenteel bestudeert de Gemeente de tegen het ontwerp-bestemmingsplan ingediende zienswijzen.
2.4. Bij brief van 16 maart 2009 heeft de Stichting de Gemeente verzocht om alle activiteiten die verband houden met de bouw van het gascompressorstation stil te leggen. De Gemeente heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
2.5. De Stichting heeft een staatssteunklacht ingediend bij het Directoraat-Generaal Mededinging van de Europese Commissie. De Commissie heeft de klacht op 17 maart 2009 met een verzoek om toelichting doorgestuurd naar de betrokken autoriteiten in Nederland.
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert, samengevat, de Gemeente te verbieden om
– gedurende de periode dat het onderzoek van de Europese Commissie nog niet definitief en onherroepelijk is geworden, en indien de Europese Commissie van oordeel mocht zijn dat er sprake is van onrechtmatige staatssteun voor onbeperkte duur – :
I. (rechts)handelingen te verrichten ter voorbereiding en/of ten behoeve van de bouw van het gascompressorstation in de Wijngaardse Polder;
II. nadere uitwerking te geven aan de ter inzage legging van de bestemmingsplan-wijziging;
III. de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan te realiseren;
IV. kap-, milieu-, bouw- en aanlegvergunningen die verband houden met de bouw van het gascompressorstation te verstrekken,
alles onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure.
3.2. De Stichting stelt daartoe het volgende. De Gasunie heeft de gronden gekocht op een moment dat daaraan de bestemming buitengebied/landbouw toekwam, terwijl op voorhand bekend was dat de Gemeente de bestemming zou wijzigen ten behoeve van de vestiging van het gascompressorstation. Als de gronden verkocht zouden zijn met industriële danwel woonbestemming dan zou dit de Gemeente c.q. de Nederlandse Staat aanzienlijk meer (belasting-)inkomsten hebben opgeleverd. Door de aankoop van de gronden hoeft de Gasunie ook niet te investeren in de aanleg van aan- en afvoerleidingen, zodat de Nederlandse Staat ook daardoor de nodige (belasting-)inkomsten misloopt. Er is dan ook sprake van een maatregel als bedoeld in artikel 87 EG-Verdrag. Bovendien is ter zake van de aankoop van de gronden in strijd gehandeld met de Mededeling van de Commissie van 10 juli 1997, PbEG C 209 (hierna: de Mededeling) en met het bepaalde in het Valmont arrest.
De Gasunie heeft de bestemmingsplanwijziging enkel voor elkaar gekregen doordat de Nederlandse Staat haar enig aandeelhouder is. De Gemeente zou anders geconfronteerd worden met een zogenaamde aanwijzing door de Rijksoverheid. De Gemeente heeft de verkoop van de gronden in strijd met artikel 88 EG-Verdrag en de Mededeling niet aangemeld bij de Europese Commissie, zodat de maatregel gekwalificeerd dient te worden als onrechtmatige staatssteun. Ingevolge de in artikel 88 lid 3 EG-Verdrag bedoelde standstillverplichting moeten alle handelingen die verband houden met de (onrechtmatige) steunmaatregelen ten behoeve van de bouw van het gascompressorstation worden stil gelegd. Nu de Gemeente voortgaat met de voorbereidingen van het gascompressorstation handelt zij dan ook onrechtmatig jegens de Stichting.
De burgerlijke rechter is bevoegd van het geschil kennis te nemen, aangezien de grondslag van de vordering gelegen is in artikel 6:162 BW en de Stichting voldoende belang heeft bij de vordering. Voorts heeft de Stichting een spoedeisend belang bij de vordering, aangezien de Gemeente ondanks de standstillverplichting doorgaat met de voorbereidingshandelingen voor de bouw van het gascompressorstation, hetgeen tot onomkeerbare schade in het Groene Hart kan leiden.
3.3. De Gemeente, ondersteund door de Gasunie, voert verweer. Op de stellingen van de Gemeente en de Gasunie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid burgerlijke rechter
4.1. De burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, is bevoegd van de vordering kennis te nemen, nu de Stichting aan haar vorderingen een burgerlijk recht, namelijk onrechtmatig handelen, ten grondslag heeft gelegd.
Ontvankelijkheid
4.2. De Stichting kan in haar vorderingen worden ontvangen. Uit de aard van de door haar ingestelde vorderingen volgt dat de Stichting een spoedeisend belang bij deze vorderingen heeft. Tussen partijen is verder kennelijk - en terecht - niet in geschil dat de Stichting deze vorderingen kan instellen, nu deze strekken tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen en de Stichting deze belangen ingevolge haar statuten behartigt, een en ander als bedoeld in artikel 3:305a BW. Voorts zijn partijen het erover eens dat op een steunmaatregel als bedoeld in artikel 87 EG-Verdrag de in artikel 88 EG-Verdrag bedoelde standstillverplichting (verbod tot uitvoering van de maatregel) van toepassing is. Het aanmelden van voorgenomen steunmaatregelen is een rechtstreeks uit het EG-Verdrag voortvloeiende verplichting van de overheid. Indien deze bepaling niet wordt nageleefd, staat het de Stichting vrij zich tot de nationale rechter te wenden om de onrechtmatig verleende steun te laten blokkeren of verbieden. Dat de Stichting de gevorderde voorzieningen wellicht ook kan bereiken via bestuursrechtelijke rechtsgangen, die met voldoende waarborgen omkleed zijn, doet daaraan niet af.
Onrechtmatige staatssteun
4.3. In dit geschil gaat het om beantwoording van de vraag of de Gemeente ingevolge artikel 88 lid 3 EG-Verdrag (standstillverplichting) verplicht is tot het staken van de werkzaamheden die betrekking hebben op het gascompressorstation totdat de Europese Commissie een beslissing heeft genomen op de door de Stichting ingediende klacht.
4.4. Ingevolge artikel 88 lid 3 EG-Verdrag dient de Europese Commissie door een overheid tijdig op de hoogte te worden gebracht van elk voornemen tot invoering van steunmaatregelen. Hierdoor wordt de Europese Commissie in staat gesteld te beoordelen of er wellicht sprake is van onverenigbaarheid van een bepaalde steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt. Deze bepaling heeft rechtstreekse werking. Tussen partijen staat vast dat ten aanzien van de aankoop van de gronden door de Gasunie en/of de vestiging van het gascompressorstation geen melding door de Gemeente aan de Europese Commissie heeft plaatsgevonden.
4.5. De Gemeente - en in haar spoor ook de Gasunie - heeft gemotiveerd betwist dat zij gehouden is tot een dergelijke melding, aangezien er volgens haar geen sprake is van een steunmaatregel. Allereerst dient dan ook beoordeeld te worden of er sprake is van een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 lid 1 EG-Verdrag. Om vast te stellen of met een maatregel staatsteun is gemoeid, moet nagegaan worden of de maatregel:
- is toegekend door de staat of met staatsmiddelen is bekostigd;
- bepaalde ondernemingen begunstigt;
- de mededinging kan vervalsen, en
- het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.
Wil er sprake zijn van staatssteun, moet aan elk van deze voorwaarden zijn voldaan.
4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er ter zake van de aankoop van de gronden door de Gasunie geen sprake is van een maatregel die is toegekend door de staat of met staatsmiddelen is bekostigd (zie 4.5., eerste gedachtestreepje). Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.7. De Gasunie en de Gemeente hebben onweersproken aangevoerd dat de Gasunie de gronden niet van de Gemeente maar van particuliere grondeigenaren heeft verworven en de Gemeente heeft verder onbestreden aangevoerd dat zij ook overigens met de aankoop van de gronden door de Gasunie geen enkele bemoeienis heeft gehad. Dat de Gemeente in strijd met de Mededeling of het Valmont-arrest heeft gehandeld, is dan ook niet gebleken. De in de Mededeling vermelde richtsnoer heeft immers enkel betrekking op de verkoop van gronden en gebouwen die in overheidshanden berusten, terwijl ook het Valmont-arrest betrekking heeft op de verkoop van grond door een overheidsinstantie. Daarvan is hier dus geen sprake.
4.8. Voorts is voorshands niet gebleken dat de Gasunie geen marktconforme prijs voor de gronden heeft betaald. Anders dan de Stichting stelt, is van een bestemmingswijziging van de gronden tot industriële grond of woonbestemming voorshands niet gebleken.
De Gemeente heeft immers onweersproken aangevoerd dat de gronden na de bestemmings-wijziging enkel te gebruiken zijn voor het gascompressorstation. Dat een dergelijke bestemmingswijziging een waardevermeerdering voor de gronden inhoudt, is door de Gemeente en de Gasunie gemotiveerd betwist en is door de Stichting vervolgens onvoldoende onderbouwd. De Stichting heeft namelijk zonder nadere feitelijke toelichting enkel gesteld dat dan een marktconforme prijs voor de gronden ongeveer € 150,- à € 200,- per vierkante meter in plaats van de betaalde € 12,50 per vierkante meter bedraagt.
4.9. Zelfs als vast zou komen te staan dat een dergelijke bestemmingswijziging wel een waardevermeerdering van de gronden inhoudt, levert dat enkel een onrechtmatig voordeel voor de Gasunie op, indien vast komt te staan dat de bestemmingswijziging een (vóór aankoop van de gronden door de Gasunie bestaand) vooropgezet plan betrof tussen de Gemeente en de Gasunie, zoals de Stichting stelt en de Gemeente en de Gasunie gemotiveerd betwisten. Immers, in dat geval kan worden gezegd dat de Gasunie de gronden heeft gekocht in de wetenschap dat deze door de bestemmingswijziging in waarde zouden vermeerderen. De voorzieningenrechter is van een dergelijk vooropgezet plan voorshands evenwel niet gebleken. Dat de Gemeente van de aankoop van de gronden door de Gasunie op de hoogte was, is niet aannemelijk. Immers, ter zitting heeft de heer De Knegt namens de Stichting verklaard dat hij destijds lid was van de gemeenteraad van de Gemeente en dat de gemeenteraad door de Gasunie werd verrast met de stelling dat zij de gronden had aangekocht en met het daarop volgende verzoek tot herziening van het bestemmingsplan. De Stichting heeft haar stelling dat er sprake is van een vooropgezet plan (ook overigens) onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat de aandelen in Gasunie in bezit zijn van de Nederlandse Staat is daarvoor onvoldoende. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de vestiging van het gascompressorstation in het Groene Hart, volgens de Stichting, haaks staat op het beleid van de Gemeente, dat de gronden gelegen zijn op het knooppunt van gasleidingen die al in eigendom zijn van de Gasunie en dat de Gasunie de Gemeente een vergoeding heeft aangeboden als de bestemmingswijziging doorgang vindt.
Dat de gemeenteraad desondanks en wellicht mede vanwege de aangeboden vergoeding en de aanwezigheid van het knooppunt van gasleidingen akkoord is gegaan met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan (zie 2.3.) ligt in haar besluitvormingsvrijheid en verantwoordelijkheid.
4.10. Op grond van het vorenstaande wordt voorshands geoordeeld dat aan het eerste in artikel 87 lid 1 EG-Verdrag genoemde vereiste (zie 4.5., eerste gedachtestreepje: of de maatregel is toegekend door de staat of met staatsmiddelen is bekostigd) niet is voldaan.
Nu gelet op hetgeen in 4.5. is overwogen daarmee reeds vast staat dat niet is gebleken van een steunmaatregel, behoeven de overige in voornoemd artikel genoemde vereisten geen bespreking meer. Nu voorshands niet gebleken is van een steunmaatregel, kan ook geen sprake zijn van een schending van de meldplicht daarvan en dus evenmin van onrechtmatige staatssteun door de Gemeente. Dat de door de Stichting ingediende klacht bij de Europese Commissie in behandeling is genomen (zie 2.5.) maakt dat niet anders. Immers, op een maatregel die niet als steunmaatregel in de zin van artikel 87 EG-Verdrag kan worden gekwalificeerd, is artikel 88 lid 3 EG-Verdrag en het daarvan deel uitmakende verbod van uitvoering niet van toepassing.
4.11. Ook een belangenafweging valt niet uit in het voordeel van de Stichting. Ter zitting is gebleken dat er nog geen aanvragen voor (kap-, milieu-, bouw- en aanleg-)vergunningen zijn ingediend, terwijl de Gasunie voorts onweersproken heeft aangevoerd dat er, behoudens metingen en de afzetting van één weg, nog geen feitelijke werkzaamheden in het kader van de vestiging van het gascompressorstation zijn verricht. Dat er op dit moment aanzienlijke kans is op onomkeerbare schade aan het Groene Hart is - in het licht van het voorgaande - dan ook niet aannemelijk, zodat er ook overigens geen grond is om de vorderingen van de Stichting toe te wijzen.
4.12. Op grond van het vorenstaande zullen de vorderingen van de Stichting dan ook worden afgewezen. De overige stellingen en verweren kunnen in het licht van het vorenstaande onbesproken blijven.
4.13. De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij de kosten van het incident worden begroot op nihil.
De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00.
De kosten aan de zijde van de Gasunie worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 1.078,00 en aan de zijde van de Gasunie bepaald op € 1.078,00,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2009.?