ECLI:NL:RBDOR:2009:BI8619
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake korting op bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 6 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, [XXX], die een korting van 50% op zijn bijstandsuitkering had ontvangen. Deze korting was opgelegd door het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Alblasserwaard-Oost/Vijfheerenlanden, omdat verzoeker zich laakbaar had opgesteld bij zijn cursus Nederlandse taal en de arbeidsgewenningsplaatsen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat hij in financiële nood verkeerde en een spoedeisend belang had bij zijn verzoek.
De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de rechter oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had, omdat zijn bijstandsuitkering voor de maand april 2009 op 29 april 2009 volledig zou worden uitbetaald. Bovendien had verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening pas ingediend nadat de periode waarop de maatregel betrekking had, was verstreken. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin ook was geoordeeld dat er geen spoedeisend belang bestond.
Verzoeker betwistte de laakbaarheid van zijn gedrag en stelde dat hij niet op zorgvuldige wijze was gehoord. Hij had slechts € 0,56 op zijn bankrekening staan en was afhankelijk van vrienden voor zijn levensonderhoud. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat, ondanks de financiële situatie van verzoeker, de korting slechts over één maand gold en dat hij zich met hulp van vrienden had kunnen redden. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.C. Prins, voorzieningenrechter, en mr. M. Lammerse, griffier.