ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ0046

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76605 / HA ZA 08-2465
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijwaring van de Staat der Nederlanden door bewindvoerder in schuldsanering

In deze zaak vorderde [eiseres], de bewindvoerder in de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], dat de Staat der Nederlanden werd veroordeeld om haar te vrijwaren voor de gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak. De procedure begon met een comparitievonnis op 10 december 2008, gevolgd door een comparitie op 3 maart 2009. De rechtbank Dordrecht oordeelde dat [eiseres] niet aan haar verplichtingen had voldaan, met name de publicatie van de beëindiging van de schuldsanering in de Staatscourant. De rechtbank stelde vast dat het de wettelijke taak van [eiseres] was om deze publicatie te verzorgen, en dat de Staat niet verantwoordelijk was voor de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiseres] moest worden afgewezen, omdat de Staat niet gehouden was de bewindvoerder te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van de veroordeling in de hoofdzaak. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat werden begroot op EUR 1.210,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 juni 2009 door de rechters J.C. Halk, I. Bouter en A. Eerdhuijzen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 76605 / HA ZA 08-2465
Vonnis in vrijwaring van 24 juni 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Papendrecht,
eiseres,
advocaat mr. J.I. van Vlijmen,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
van wie de zetel is gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eiseres] en De Staat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het comparitievonnis van 10 december 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds niet gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. Op 11 februari 2003 is [eiseres] aangesteld als (opvolgend) bewindvoerder in de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ([betrokkene 1] en [betrokkene ]).
2.2. Bij vonnis van 27 maart 2003 van de rechtbank Breda is de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene ] beëindigd.
2.3 Op 2 januari 2008 is publicatie gedaan van de beëindiging van de schuldsanering in de Staatscourant.
2.4. Op 6 januari 2009 is een batig saldo van € 926,59 door [eiseres] uitgekeerd aan (de raadsvrouwe van) [betrokkene 1] en [betrokkene ].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - dat De Staat wordt veroordeeld om aan [eiseres] te betalen al hetgeen waartoe [eiseres] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van De Staat in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.
3.2. [eiseres] stelt daartoe het volgende. In de Faillissementswet is de publicatieplicht weliswaar op de bewindvoerder gelegd, doch uit de richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen blijkt dat de publicatie door de griffie van de insolventiekamer van de rechtbank wordt verzorgd. De rechtbank heeft nagelaten voor publicatie zorg te dragen terwijl [eiseres] ervan uitging dat dit reeds had plaatsgevonden. Niet [eiseres], maar de Staat, in het bijzonder rechtbank Breda heeft onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [betrokkene 1] en [betrokkene ] gehandeld.
Het verweer
3.3. De conclusie van De Staat strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Hij voert als verweer het volgende aan.
Ten tijde van beëindiging van de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene ] was het de wettelijke taak van [eiseres] om daarvan aankondiging te doen in de Staatscourant en een nieuwsblad. De Staat heeft aan zijn verplichtingen ingevolge de Faillissementswet voldaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu [eiseres] in de hoofdzaak is veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het batig saldo van € 926,59 vanaf 27 maart 2003 tot en met 6 januari 2009 alsmede tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, dient slechts een oordeel te worden gegeven over de vraag of De Staat [eiseres] voor die nadelige gevolgen van de veroordeling dient te vrijwaren.
4.2. Niet valt in te zien dat De Staat zou zijn gehouden de vertragingsschade vanwege het niet voldoen van het batig saldo aan [betrokkene 1] en [betrokkene ], te dragen voor [eiseres]. De vordering dient te worden afgewezen. Het uitkeren van het batig saldo is de verantwoordelijkheid van [eiseres] gelet op haar hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene ]. Veroorzaakte vertragingsschade bij verzuim van uitkering van het batig saldo, kan niet afgewenteld worden op de Staat.
4.3. Rest de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten waartoe [eiseres] in de hoofdzaak is veroordeeld. Hoewel de vordering in de hoofdzaak grotendeels is afgewezen, is [eiseres] in die procedure veroordeeld tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten - kort gezegd - omdat de vordering grotendeels terecht is ingesteld. Dat de vordering van [betrokkene 1] en [betrokkene ] grotendeels is afgewezen hangt samen met het feit dat [eiseres] tijdens de procedure haar verplichtingen, zoals gevorderd, alsnog is nagekomen. Eén van de verwijten die [eiseres] in dit kader is gemaakt, is dat zij heeft verzuimd zorg te dragen voor publicatie van beëindiging van de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene ]. In de procedure in vrijwaring dient te worden beoordeeld of [eiseres] dit nadeel (vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) mag afwentelen op de Staat. [eiseres] heeft in dit verband aangevoerd dat de Staat heeft nagelaten de beëindiging te publiceren en dat hij hiervoor verantwoordelijk was gelet op de ‘Landelijke richtlijnen voor bewindvoerders WSNP’ en gelet op de heersende praktijk.
4.4 Ten tijde van beëindiging van de schuldsanering van [betrokkene 1] en [betrokkene ] (27 maart 2003) bestonden de Landelijke richtlijnen voor bewindvoerders WSNP nog niet. Tot 1 oktober 2005 waren de Praktische Wenken en de Aanbevelingen van het landelijk overleg van de Recofa (‘Praktische Wenken’) van toepassing. In de Praktische Wenken is geen bepaling opgenomen die de griffie van de rechtbank voorschrijft zorg te dragen voor publicatie van beëindiging van de schuldsanering.
Ten tijde van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling was het de wettelijke taak (ex artikel 350 Fw) van [eiseres] om daarvan aankondiging te doen in de Staatscourant (en een nieuwsblad). Dat het wel gebruikelijk is dat de griffie van de rechtbank deze taak op zich neemt, ontslaat [eiseres] niet van haar wettelijke verplichting om voor publicatie zorg te dragen. De Staat is derhalve niet verplicht deze nadelige gevolgen van de veroordeling van [eiseres] te dragen.
Het voeren van een drukke praktijk staat niet in de weg aan toerekening aan [eiseres] van het niet nakomen van haar verplichtingen als bewindvoerder. De vordering zal worden afgewezen.
4.5. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Staat worden begroot op:
- vast recht EUR 306,00
- salaris advocaat EUR 904,00 (2,0 punten × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 1.210,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van De Staat der Nederlanden tot op heden begroot op EUR 1.210,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, mr. I. Bouter en mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.