ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ1430
Rechtbank Dordrecht
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelde gegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 10 juni 2009 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de afname en verwerking van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, geboren in 1993, had op 21 april 2009 celmateriaal laten afnemen op bevel van de officier van justitie, in het kader van zijn veroordeling voor brandstichting en openlijke geweldpleging. Op 4 mei 2009 diende hij een bezwaarschrift in, waarin hij stelde dat de verwerking van zijn DNA niet van betekenis zou zijn voor de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. De raadkamer heeft het bezwaarschrift op 10 juni 2009 achter gesloten deuren behandeld, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman zijn gehoord.
De rechtbank oordeelde dat het bevel van de officier van justitie rechtmatig was, maar dat er een belangenafweging moest worden gemaakt tussen de persoonlijke belangen van de minderjarige veroordeelde en het algemeen maatschappelijk belang. De rechtbank nam in overweging dat de veroordeelde op het moment van de feiten 15 jaar oud was, niet eerder met justitie in aanraking was geweest en dat hij onder invloed van groepsdruk had gehandeld. Bovendien had hij sinds de feiten een positieve gedragsontwikkeling doorgemaakt en was de kans op recidive minimaal, zoals bleek uit rapportages van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming.
Gelet op deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat de persoonlijke belangen van de veroordeelde zwaarder wogen dan de maatschappelijke belangen. Het bezwaarschrift werd gegrond verklaard en de officier van justitie werd bevolen om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de toepassing van DNA-onderzoek bij minderjarigen.