ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ2095
Rechtbank Dordrecht
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding na mediation en vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht zich gebogen over de vraag of een vaststellingsovereenkomst, ondertekend door partijen op 29 juni 2006, ruimte biedt voor het veroordelen van verweerder in de proceskosten en schadevergoeding op basis van de artikelen 8:75a en 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], dat hem gelastte om bouwwerken en dieren te verwijderen van een perceel. Na mediation hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarna verzoeker zijn beroep introk, maar later alsnog verzocht om proceskostenvergoeding en schadevergoeding.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 3 juli 2009 geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst geen ruimte laat voor de gevraagde veroordelingen. De rechtbank overweegt dat de overeenkomst duidelijk stelt dat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot het geschil. Dit betekent dat verzoeker geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of schadevergoeding, aangezien hij heeft verklaard niets meer van verweerder te vorderen. De rechtbank wijst beide verzoeken af, met verwijzing naar de heldere bepalingen in de vaststellingsovereenkomst.
De uitspraak is gedaan door mr. P. Putters, rechter, en ondertekend door de griffier mr. N.M. Zandbergen. Verzoeker was ter zitting aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl verweerder niet verschenen was. De rechtbank concludeert dat de mediation en de daaropvolgende vaststellingsovereenkomst de basis vormen voor de afwijzing van de verzoeken.