ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ9086

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-510173-09
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en voorhanden hebben van vuurwapens in Dordrecht

Op 1 oktober 2009 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en het voorhanden hebben van vuurwapens. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 maart 2009, waarbij de verdachte, na een conflict, met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij eerder die dag boos was geworden na een ruzie en zich had voorbereid door een vuurwapen op te halen. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, evenals het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie van categorie III. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verminderd toerekeningsvatbaarheid door een persoonlijkheidsstoornis.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 11/510173-09 en 22/004457-07 (TUL) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2009
in de strafzaak tegen
[naam],
geboren in 1983,
wonende te [adres en wonplaats],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, te Dordrecht.
Raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 september 2009, waarbij de officier van justitie mr. A.L. van Lawick van Pabst-Hoekstra, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
FEIT 1: heeft geprobeerd -al dan niet met voorbedachten rade- [slachtoffer] en/of andere personen te doden.
FEIT 2: twee vuurwapens en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
FEIT 1
De officier van justitie heeft bij requisitoir wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord op [slachtoffer]. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord, dan wel poging tot doodslag op andere personen.
De officier van justitie acht het weliswaar aannemelijk dat verdachte eerder door het slachtoffer bedreigd is, maar niet dat verdachte op [slachtoffer] heeft geschoten uit zelfverdediging. Zij wijst hierbij op de wisselende verklaringen van verdachte op dit punt.
FEIT 2
De officier van justitie heeft ook wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens met munitie van categorie III.
4.2 Het standpunt van de verdediging
FEIT 1
Door de verdediging is -zakelijk weergegeven- bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van poging tot moord omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte met "voorbedachten rade" heeft gehandeld. Naar de mening van de verdediging kan een poging tot doodslag op [slachtoffer] wel bewezen worden. De verdediging heeft echter bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer (zelfverdediging) en het feit dus niet strafbaar is, omdat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar van een wederrechtelijke aanranding van verdachte.
FEIT 2
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
FEIT 1
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of bewezen is dat het feit door verdachte is begaan, en zo ja, of er sprake is van een strafbaar feit.
Op 20 maart 2009 is [slachtoffer] op de kruising van de Colijnstraat met de Frank van der Goesstraat en de W.H. Vliegenstraat te Dordrecht door een Antilliaanse man beschoten, waarbij hij door een kogel werd geraakt.
Verdachte, ook wel [naam] genoemd, heeft bekend dat hij op genoemde dag en plaats met een vuurwapen richting [slachtoffer] heeft geschoten.
Dat verdachte deze handeling heeft verricht staat dan ook niet ter discussie, maar wel of verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en of het feit strafbaar is nu verdachte een beroep op noodweer heeft gedaan.
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van het volgende.
Verdachte is op 20 maart 2009 omstreeks 15.30 uur verhaal gaan halen bij [getuige 1] over lek gestoken autobanden en een gestolen fiets. [slachtoffer] is ook bij dit voorval betrokken geraakt. Bij dit voorval heeft verdachte gebruik gemaakt van een (honkbal)knuppel. Volgens verdachte had [getuige 1] een mes bij zich en zeiden die jongens tegen hem dat zij een pistool voor hem zouden halen. Verdachte heeft dit voorval met [getuige 2] besproken.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 20 maart 2009 omstreeks 20.30 uur verdachte tegenkwam en hoorde dat hij zei "waar zijn die jongens, waar zijn die jongens". [getuige 2] heeft hierop gezegd dat verdachte zich rustig moest houden. Om verdachte uit de buurt weg te krijgen zijn zij samen naar de binnenstad gegaan.
[getuige 2] heeft ook verklaard dat toen zij weer richting de Colijnstraat reden [verdachte] heel erg boos was op [getuige 1] en [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt [getuige 1] en [slachtoffer]) en dat hij hen wat ging aan doen.
Verdachte heeft verklaard dat hij voordat hij om 23.00 uur richting de Colijnstraat is gegaan zijn pistool, dat hij ergens had verstopt, heeft opgehaald.
[slachtoffer] zag die avond verdachte omstreeks 23.00 uur over de Frank van der Goesstraat richting de kruising met de Colijnstraat te Dordrecht lopen. Hij zag dat verdachte een pistool in zijn hand had en dit doorlaadde. [slachtoffer] zag vervolgens dat verdachte het wapen op hem richtte en voelde dat hij werd geraakt door een kogel .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte de opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Voorbedachten rade
Met betrekking tot de ten laste gelegde voorbedachte rade overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals de Hoge Raad, in navolging van eerdere jurisprudentie, in zijn arrest van 27 juni 2000, NJ 2000, 605 heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte was naar aanleiding van een ruzie eerder die dag boos op [slachtoffer].
Uit de verklaring van [getuige 2] (voetnoot 4) leidt de rechtbank af dat verdachte in de vroege avond op zoek was naar [slachtoffer]. Om verdachte uit de buurt van [slachtoffer] te houden heeft [getuige 2] aan verdachte gevraagd om met hem naar de binnenstad te gaan. Nadat zij na twee uur terug kwamen heeft verdachte een geladen vuurwapen bij zich gestoken. Vervolgens is verdachte naar de straat gelopen waar [slachtoffer] aanwezig was of kon zijn. Toen hij [slachtoffer] zag heeft hij zijn vuurwapen getrokken, doorgeladen en op [slachtoffer] geschoten.
Op grond van bovengenoemde gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat - mede gezien het tijdsverloop van genoemde handelingen - het wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Naar het oordeel van de rechtbank is niet geschoten in een opwelling.
Beroep op noodweer
De verdachte en de raadsman hebben in dit verband aangevoerd dat verdachte op [slachtoffer] heeft geschoten omdat die [slachtoffer] een vuurwapen pakte op het moment dat zij elkaar zagen. Verdachte heeft hierop zijn vuurwapen getrokken, doorgeladen en richting [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] zou hierbij zijn vuurwapen hebben laten vallen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt onder meer dat niet strafbaar is degene die een feit begaat geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Volgens vaste rechtspraak kan van aanranding ook sprake zijn in geval van een gedraging die een onmiddellijk dreigend gevaar oplevert voor zo'n aanranding.
Zoals hierboven beschreven komt de rechtbank bij feit 1 tot een bewezenverklaring van voorbedachten rade. Het handelen van verdachte was de uitvoering van een tevoren genomen besluit. Verdachte had het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven al genomen op het moment dat er geen enkele sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank verwerpt reeds hierom het verweer.
De rechtbank acht het bovendien niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer [slachtoffer] een vuurwapen heeft gepakt toen verdachte kwam aanlopen. Geen enkele getuige heeft dat verklaard. Onderzoek door de politie ter plaatse heeft evenmin een onderbouwing van verdachtes stelling opgeleverd.
FEIT 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- De bekennende verklaring van verdachte.
- Het proces-verbaal van politie Flevoland.
- Het proces-verbaal van technisch onderzoek.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 maart 2009 te Dordrecht, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
over de Colijnstraat en/of de Frank van der Goesstraat is aan komen lopen eneen vuurwapen in zijn hand heeft genomen en dat vuurwapen heeft doorgeladen en dat vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht en meermalen eenmaal in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in de periode van 1 november 2008 tot en met 21 maart 2009 te Dordrecht en te Lelystad wapens van categorie III, te weten een pistool (merk GT/28 kaliber 6.35), en een pistool (merk Zastava kaliber 7.65), en munitie van categorie III, te weten 8 patronen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer niet.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1.
POGING TOT MOORD.
2.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD.
EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Uit het door drs. B.F. Hoek, klinisch psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 20 juni 2009 komt naar voren dat verdachte over benedengemiddelde verstandelijke capaciteiten beschikt. Daarnaast is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en borderline trekken. Deze stoornis strekt zich over langere tijd uit en speelde ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte functioneert verstandelijk op een benedengemiddeld niveau. Hij laat zich gemakkelijk meeslepen en lijkt de gevolgen van zijn gedrag niet te overzien. Hij houdt daarbij verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag af. Zijn impulsbeheersing, frustratietolerantie, agressieregulatie, probleembesef en -inzicht, zelfbeeld, empatisch vermogen, gewetensfunctie en stressmanagement-vaardigheden zijn verminderd aanwezig. Hij is sterk op zichzelf gericht en mist het inzicht om te kiezen voor sociaal wenselijker gedrag. Dit verhoogt de kans op antisociale gedragskeuzes. Geadviseerd wordt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
De verdediging heeft subsidiair bepleit om een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar op te leggen zodat de rechtbank kan bepalen dat een deel van die straf niet ten uitvoer gelegd zal worden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Dit is een zeer ernstig misdrijf.
De aanleiding voor het plegen van dit misdrijf was, dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] wilde uitschakelen vanwege een eerder conflict tussen beiden, waarbij ook door [slachtoffer] geweld zou zijn gebruikt en door die [slachtoffer] zou zijn gedreigd verdachte neer te schieten. Er valt geen reden te bedenken die zou rechtvaardigen dat verdachte niet naar de politie zou gaan om hiervan aangifte te doen. Het is verdachte dan ook kwalijk te nemen dat hij op deze buitensporige wijze het recht in eigen hand heeft genomen. De schietpartij speelde zich af op een openbare weg in nabijheid van meerdere personen. De veiligheid van deze omstanders is hierbij kennelijk geen enkel punt van afweging geweest. Dit soort acties leidt tot begrijpelijke en reële gevoelens van onveiligheid bij de bevolking. Ook heeft de verdachte de rechtsorde door dit feit schade toegebracht. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden van vuurwapens en munitie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Voorlichtingsrapport van Leger des Heils Reclassering d.d. 24 juni 2009. Hieruit volgt dat verdachte op meerdere leefgebieden tekorten heeft. Men adviseert de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het plan van aanpak in het kader van de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling te realiseren.
De rechtbank slaat ook in dit verband acht op het rapport van drs. B.F. Hoek (psycholoog) d.d. 20 juni 2009. De deskundige heeft geen aanbevelingen gedaan, maar geeft de rechtbank in overweging om verdachte in het laatste deel van zijn straf in aanmerking te laten komen voor het volgen van een training gericht op zijn persoonlijkheidsproblematiek en morele ontwikkeling.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met de door haar gehanteerde oriëntatiepunten, zoals die gelden na de inwerkingtreding van de Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het uitgangspunt voor een poging tot moord met wapen is een gevangenisstraf vanaf vier jaar. Volgens het strafblad van verdachte is hij eerder tot een gevangenisstraf veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Daarnaast heeft hij bij de uitvoering van dit feit het leven van omstanders in gevaar gebracht. Voor het in een woning voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
8 Het beslag
8.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot de voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden die aan verdachte is opgelegd bij arrest van 26 november 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 36b, 36c, 45, 57, en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
8 stuks munitie;
1 pistool, kleur zwart, merk Zastava, inclusief patroonhouder;
1 pistool, kleur chroom, GT.28, inclusief patroonhouder;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest d.d. 26 november 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 22-004457-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. R.R. Roukema en mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 oktober 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 te Dordrecht, ter uitvoering van het door hem verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] en/of een of meer andere perso(o)n(en) van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
over de Colijnstraat en/of de Frank van der Goesstraat is aan komen lopen en/of
een vuurwapen in zijn hand heeft genomen en/of gehouden en/of
dat vuurwapen heeft doorgeladen en/of
dat vuurwapen op die [slachtoffer] en/of die andere perso(o)n(en) heeft gericht en/of
meermalen, althans eenmaal in de richting van die [slachtoffer] en/of die
andere pers(o)on(en) heeft geschoten en/of (daarbij) achter die [slachtoffer] en/of
andere perso(o)n(en) is aangerend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 21 maart 2009 te Dordrecht en/of te Lelystad in elk geval in Nederland een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk GT/28 kaliber 6.35) en/of een pistool (merk Zavasta kaliber 7.65), en/of munitie van categorie III, te weten (8) patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Parketnummer: 11/510173-09
Vonnis d.d. 1 oktober 2009