ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ9375

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76087 / HA ZA 08-2395
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal bevoegdheidsincident en arbitrageovereenkomst in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, ging het om een internationaal bevoegdheidsincident naar aanleiding van een geschil tussen een Nederlandse en een Italiaanse vennootschap. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Maasdam, vorderde betaling van een bedrag van € 26.223,50 van de gedaagde, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Venetië, Italië. De gedaagde betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en voerde aan dat er een agentuurovereenkomst was gesloten met een arbitrage- en forumkeuzebeding, waardoor de Nederlandse rechter zich onbevoegd diende te verklaren. De rechtbank beoordeelde of de overeenkomst geldig was en of de Nederlandse rechter rechtsmacht had. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde met de ondertekening van de overeenkomst had verklaard deze te willen sluiten, en dat het arbitragebeding als een geldige overeenkomst moest worden gekwalificeerd op basis van het Verdrag van New York. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, en veroordeelde de eiser in de proceskosten van het incident. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 76087 / HA ZA 08-2395
Vonnis in het incident van 30 september 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te Maasdam,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
advocaat mr. Ph. Ekering,
procesadvocaat mr. J. Wijnja,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde]
h.o.d.n. [gedaagde]
gevestigd te Venetië, Italië,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.A. Wille.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 april 2009,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. [eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met waarmerking van het vonnis als Europese executoriale titel als bedoeld in de EET-Verordening, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 26.223,50, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over het bedrag van € 25.065,50 vanaf 28 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex 6:119 BW indien [gedaagde] deze
kosten niet binnen 14 dagen na de dag van betekening van het vonnis aan [eiser] heeft voldaan.
Ter onderbouwing stelt zij, samengevat, het volgende.
2.2. De vordering is gebaseerd op een tussen partijen bestaande agentuurovereenkomst op grond waarvan [eiser] recht heeft op betaling van commissiegelden.
3. Het geschil in het incident
De vordering
3.1. [gedaagde] vordert voor alle weren dat de rechtbank zich in het onderhavige geschil onbevoegd verklaart. Ter onderbouwing stelt zij, voor zover van belang voor de beoordeling in het incident, het volgende.
3.2. Op 1 februari 2005 is er een schriftelijke en door beide partijen ondertekende agentuurovereenkomst tot stand gekomen (productie 16 bij incidentele conclusie).
Artikel 5 van de tussen partijen gesloten agentuurovereenkomst bepaalt dat alle geschillen tussen partijen zullen worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Kamer van Koophandel te Venetië, met toepassing van Italiaans recht. Indien de arbiters niet bevoegd zouden zijn of partijen af zouden zien van arbitrage, dan is de Italiaanse rechter te Venetië bevoegd.
Op grond van deze bepaling dient het onderhavige geschil dan ook of door middel van arbitrage te Venetië of door de Italiaanse rechter te Venetië te worden beslecht.
Het verweer
3.3. [eiser] voert als verweer, voor zover van belang voor de beoordeling in het incident, het volgende aan.
Er is geen schriftelijke agentuurovereenkomst tot stand gekomen. [eiser] heeft weliswaar het door [gedaagde] overgelegde stuk getekend en geretourneerd, maar er is nooit een door [gedaagde] ondertekend exemplaar aan [eiser] gezonden. [eiser] is in haar verdere contacten en contracten met [gedaagde] er altijd van uit gegaan dat er geen overeenkomst is gesloten, aangezien er geen uitvoering aan is gegeven; Bij e-mail d.d. 19 oktober 2006 (productie 19 bij conclusie van antwoord in incident) aan [gedaagde] vraagt [eiser] om ondertekening van het door haar gebruikte standaard agentencontract. Hiertoe had [eiser] niet over hebben hoeven gaan, indien reeds een door beide partijen getekende overeenkomst bestond die de grondslag zou bieden voor verdere contracten.
Verder blijkt uit de e-mail van [gedaagde] d.d. 30 oktober 2007 (productie 18 bij conclusie van antwoord in het incident) dat [gedaagde] zelf geen uitvoering geeft aan voornoemde overeenkomst:
“our business relationship between CKC Alginco, [belanghebbende] and us does not concern you since no agency agreement was entered with you.”
4. De beoordeling in het incident
4.1. Beoordeeld dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering in de hoofdzaak. Hierbij is van belang of aan die vordering de door [gedaagde] overgelegde schriftelijke overeenkomst d.d. 1 februari 2005 ten grondslag ligt, in het bijzonder het daarin achtereenvolgens opgenomen arbitrage- en forumkeuzebeding.
4.2. Nu Nederland en Italië beide lidstaat zijn van de Europese Unie en aan de vordering een, al dan niet schriftelijke, agentuurovereenkomst ten grondslag ligt, is de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna te noemen: EEX-Vo) verbindend en rechtstreeks toepasselijk en dient de rechterlijke bevoegdheid beoordeeld te worden op basis van deze verordening.
Indien echter komt vast te staan dat partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen is de EEX-Vo ingevolge artikel 1 lid 2 sub d EEX-Vo niet van toepassing.
4.3. In de eerste zinsnede van artikel 5 van de door [gedaagde] overgelegde agentuurovereenkomst is het volgende arbitragebeding opgenomen:
“If any dispute arise, such dispute shall be settled under arbitration provisions of chamber of commerce in Venice as per its code procedure, in Italian language and according to Italian law. (…)”
4.4. Nu [gedaagde] zich voor alle weren op dit door beide partijen ondertekende beding beroept en uit dit beding voorvloeit dat arbitrage buiten Nederland moet plaatsvinden, bepaalt artikel 1074 lid 1 Rv dat de rechter in Nederland zich onbevoegd verklaart om van het geschil kennis te nemen, tenzij de overeenkomst ongeldig is onder het op die overeenkomst toepasselijke recht.
4.5. De vraag of het Nederlandse of Italiaanse recht op dit arbitragebeding toepasselijk is, hoeft niet te worden beantwoord nu zowel Nederland als Italië verdragspartij is bij het Verdrag van New York betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken van 10 juni 1958 (Trb. 159/58) (hierna te noemen: Verdrag van New York).
Artikel II lid 1van dit verdrag bepaalt dat iedere Verdragsluitende Staat de schriftelijke overeenkomst erkent waarbij partijen zich verbinden aan een uitspraak van scheidsmannen te onderwerpen alle of bepaalde geschillen welke tussen hen zijn gerezen of welke tussen hen zouden kunnen rijzen naar aanleiding van een bepaalde al dan niet contractuele rechtsbetrekking en betreffende een geschil, dat vatbaar is voor de beslissing door arbitrage.
Onder ‘schriftelijke overeenkomst’ wordt krachtens lid 2 onder meer verstaan een door beide partijen ondertekend compromissoir beding in een overeenkomst.
4.6. Het onderhavige beding dient dan ook gezien artikel II Verdrag van New York te worden gekwalificeerd als een geldige arbitrageovereenkomst.
Hierbij wordt overwogen dat het verweer van [eiser] dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat zij het door haar ondertekende stuk nooit met een handtekening van [gedaagde] terug heeft gekregen, wordt gepasseerd. [eiser] heeft door de ondertekening aan [gedaagde] uitdrukkelijk verklaard de door [gedaagde] opgestelde overeenkomst te willen sluiten en derhalve het aanbod van [gedaagde], zonder enig protest, aanvaard.
Het verweer van [eiser] dat [gedaagde] zelf geen uitvoering geeft aan de overeenkomst op grond van het onder 3.3. genoemde zinsdeel uit een e-mail van [gedaagde] slaagt evenmin; [gedaagde] geeft slechts aan geen agentuurovereenkomst met [eiser] te hebben ter zake van de order met Alginco.
4.7. In de tweede zinsnede van artikel 5 van de door [gedaagde] overgelegde agentuurovereenkomst is het volgende forumkeuzebeding opgenomen:
“(…) In case of non-arbitration, the parties will accept the Italian jurisdiction and Venice as place of jurisdiction.”
4.8. De vraag of dit forumkeuzebeding tussen partijen is gaan gelden dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 23 EEX-Vo. Voor het aannemen van een geldige forumkeuze eist artikel 23 lid 1 EEX-Vo dat de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter gesloten dient te worden (a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, (b) hetzij in een vorm die toegelaten wordt door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden, (c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
4.9. Het staat vast dat het forumkeuzebeding voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste uit artikel 23 lid 1 sub a EEX-Vo. De aanwijzing van een rechter kan echter uitsluitend worden aangenomen, indien de aanwijzing daadwerkelijk het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt (HR 16 mei 2008, LJN: BC 7716).
Ook hier geldt hetgeen onder 4.6. is overwogen; door de ondertekening door [eiser] van het door [gedaagde] opgestelde stuk zijn partijen tot wilsovereenstemming gekomen ten aanzien van het forumkeuzebeding.
4.10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft.
4.11. Met deze uitspraak is ook de hoofdzaak beëindigd. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- betaald vast recht € 575,00
- salaris advocaat € 579,00 (1,0 punt x tarief € 579,00)
Totaal € 1054,00
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1054,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.?