ECLI:NL:RBDOR:2009:BK4159

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
75189 / HA ZA 08-226
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering werkgever wegens onvoldoende causaal verband bij seksuele handelingen door therapeut

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 18 november 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap TECHNICO AUTOMATISERING B.V. (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde). De eiseres vorderde op basis van artikel 6:107a BW schadevergoeding van de gedaagde, die als therapeut werkzaam was, vanwege seksuele handelingen die hij met een werkneemster had verricht. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat het causaal verband tussen de handelingen van de therapeut en de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster onvoldoende was onderbouwd.

De procedure begon met een tussenvonnis op 8 april 2009, gevolgd door verschillende akten en brieven van beide partijen. De eiseres stelde dat de werkneemster, aangeduid als [betrokkene], volledig arbeidsongeschikt was geworden door de gebeurtenissen met de therapeut. De rechtbank oordeelde echter dat de stellingen van de eiseres over de arbeidsongeschiktheid niet voldoende bewijs boden voor een causaal verband. De rechtbank benadrukte dat het moment van arbeidsongeschiktheid niet automatisch betekent dat deze is veroorzaakt door de gedragingen van de therapeut.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van getuigen, waaronder een medewerkster van een stichting, niet voldoende waren om het causaal verband te onderbouwen. De eiseres had ook niet aangetoond dat de schade die zij vorderde, daadwerkelijk het gevolg was van de handelingen van de therapeut. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op EUR 1.662,00. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 75189 / HA ZA 08-2268
Vonnis van 18 november 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNICO AUTOMATISERING B.V.,
gevestigd te Zoeterwoude,
eiseres,
advocaat mr. G.N. Sanders,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna Technico en het Centrum genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 april 2009;
- de akte van Technico van 6 mei 2009, tevens vermindering van eis;
- de brief van Technico van 28 mei 2009;
- de akte van het Centrum van 1 juli 2009;
- de door partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De zaak is naar de rol verwezen teneinde Technico in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het causale verband, de hoogte van het civiele plafond en het verweer dat een factuur gecrediteerd is. Het Centrum is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
2.2. Technico heeft gesteld dat [betrokkene] ten gevolge van de gebeurtenissen met de Therapeut volledig arbeidsongeschikt is geworden. Technico heeft deze stelling – samengevat – als volgt onderbouwd.
2.3. Allereerst heeft Technico haar stelling dat [betrokkene] in de periode van 6 februari 2007 tot 28 januari 2008 arbeidsgeschikt is geweest, nader onderbouwd. Deze stellingen zijn echter op zichzelf geen onderbouwing van het causale verband. Immers, als het zo is dat [betrokkene] arbeidsgeschikt was vóórdat zij aangifte deed tegen de Therapeut en ná dat moment arbeidsongeschikt is geworden, dan levert dit een temporeel (door tijdsverloop bepaald) verband op, maar dit zegt niet genoeg om een causaal verband aan te nemen. Het moment waarop [betrokkene] arbeidsongeschikt werd brengt namelijk niet automatisch met zich mee dat die arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door de gedragingen van de Therapeut.
2.4. Voorts heeft Technico gesteld dat [betrokkene] in staat was te werken, totdat zij besefte dat datgene wat de Therapeut had gedaan, ‘niet door de beugel kon’. Volgens Technico heeft dit besef ervoor gezorgd dat [betrokkene] met ingang van 28 januari 2008 niet meer in staat is te werken en ‘volledig is ingestort’. Na het doen van aangifte tegen de Therapeut is zij zich meer en meer bewust geworden van hetgeen haar is overkomen. [betrokkene] is misbruikt door de Therapeut en hij heeft op onmiskenbare wijze schade berokkend. Het vertrouwen van [betrokkene] is ‘in één klap vernietigd’. Toen [betrokkene] arbeidsongeschikt werd, is zij gebeurtenissen uit het verleden gaan evalueren en realiseerde zij zich dat zij al vaker, door anderen dan de Therapeut, seksueel is misbruikt. Hierdoor wordt de arbeidsongeschiktheidsduur en de schade beïnvloed, aldus Technico.
Overwogen wordt dat een ‘besef’, het ‘verlies van vertrouwen’ en/of een ‘bewustwordingsproces’ op zichzelf iemand niet arbeidsongeschikt maakt. Ook de verder niet onderbouwde stelling dat [betrokkene] ‘volledig is ingestort’, is te weinig concreet om daaraan het oordeel te verbinden dat zij daardoor arbeidsongeschikt is geraakt. Technico heeft niet onderbouwd waarom de gedragingen van de Therapeut de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] zouden hebben veroorzaakt. Gelet op voorgaande heeft Technico haar stelling dat [betrokkene] arbeidsongeschikt is geraakt ten gevolge van de gedragingen door de Therapeut, onvoldoende onderbouwd. Dat [betrokkene] schade heeft geleden als gevolg van de handelingen van de Therapeut, lijkt aannemelijk. Echter dat Technico ook díe schade heeft geleden waarvan in deze procedure vergoeding gevorderd wordt, namelijk dat [betrokkene] door die gedragingen niet meer in staat is te werken, kan niet op een ervaringsregel worden aangenomen.
2.5. Verder heeft Technico bij brief van 28 mei 2009 een verklaring in het geding gebracht van [medewerkster] van de Stichting VSK Zuid-Holland, die contact heeft gehad met [betrokkene]. Nog daargelaten de vraag welke waarde moet worden toegekend aan een verklaring, niet zijnde afkomstig van een arts of andere deskundige, laat [medewerkster] zich niet uit over het causale verband.
[medewerkster] heeft in haar verklaring de gebeurtenissen van [betrokkene] verwoord en in algemene zin gesproken over wat seksueel misbruik bij de slachtoffers daarvan kan aanrichten. Het enige dat [medewerkster] (indirect) ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid heeft verklaard, is dat het moeilijk is in te schatten wanneer [betrokkene] weer aan het werk kan. Deze verklaring kan aldus geen bijdrage leveren aan de onderbouwing van het causale verband.
2.6. Tenslotte heeft Technico gesteld dat het op grond van art. 6:98 BW redelijk is de gevolgen van de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] toe te rekenen aan de Therapeut. De aard van de normschendende gedraging, de mate van schuld en de voorzienbaarheid van de schade voor de Therapeut maken dat het causale verband aannemelijk is en redelijke toerekening van de schade aan het Centrum op zijn plaats is volgens Technico. Nu zoals hiervoor overwogen, het causale verband niet op basis van een ervaringsregel kan worden aangenomen en Technico dit verband onvoldoende heeft onderbouwd, wordt aan deze stellingen geen gevolg gegeven.
De vordering ligt voor afwijzing gereed.
2.7. Hetgeen Technico verder heeft gesteld in haar akte alsmede de reactie van het Centrum, zal gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
2.8. Technico zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Centrum worden begroot op:
- vast recht EUR 306,00
- salaris advocaat EUR 1.356,00 (3 punten × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 1.662,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Technico in de proceskosten, aan de zijde van het Centrum tot op heden begroot op EUR 1.662,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken door
mr. I. Bouter op 18 november 2009.