parketnummer: 11/500408-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 januari 2010
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1988,
wonende te [adres en woonplaats].
Raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 januari 2010, waarbij de officier van justitie mr. W.A. van Natijne, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De vader van het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door het veroorzaken van een verkeersongeluk met een dodelijk slachtoffer zich schuldig heeft gemaakt aan,
primair: doodslag, dan wel
subsidiair: roekeloos rijgedrag, waardoor een ander wordt gedood, zoals strafbaar gesteld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel
meer subsidiair: gevaarlijk rijgedrag zoals strafbaar gesteld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag door bewust de aanmerkelijke kans te aanvaarden dat hij een fataal ongeluk zou veroorzaken. De officier van justitie baseert zijn standpunt op de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], de ongevalsanalyse van de politie en de verklaringen van verdachte. Daaruit volgt volgens de officier van justitie niet alleen dat verdachte is doorgereden bij een rood verkeerslicht, maar ook dat verdachte te hard heeft gereden tijdens de ochtendspits in een hem bekende woonwijk, dat verdachte te laat heeft geremd, dat verdachte zich liet afleiden van het verkeer door een dekseltje en dat verdachte niet er op mocht vertrouwen dat het voor hem bestemde verkeerslicht op groen zou gaan, maar moest begrijpen dat het verkeerslicht voor fietsers eerder op groen zou gaan dan het voor hem bestemde verkeerslicht. De officier van justitie wijst er hierbij ook op dat verdachte de voor hem bestemde stopstreep heeft genegeerd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder primair ten laste gelegde doodslag. Naar de verdediging aanvoert is er onvoldoende overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde snelheid van de auto van verdachte. De snelheid die de 'black box' in de auto aangeeft, behoort volgens de verdediging leidend te zijn. In deze zaak ontbreken dergelijke gegevens. Als de verdachte al te hard reed, dan was dit een zeer geringe overschrijding. Dat verdachte in het verleden al driemaal eerder een rood verkeerslicht negeerde, kan niet tot de conclusie leiden dat hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat door zijn rijgedrag een persoon zou komen te overlijden. De verdediging acht het subsidiair ten laste gelegde misdrijf wettig en overtuigend bewezen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Voor een bevestigend antwoord op die vraag, dient de rechtbank ten minste vast te stellen dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Dat houdt in dat uit het handelen van verdachte volgt dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelen het slachtoffer van het leven zou beroven. Dit heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Verdachte heeft weliswaar grove verkeersovertredingen begaan, maar uit de feiten en omstandigheden kan niet worden afgeleid, dat verdachte de kans op het intreden van de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht aannemelijk, de verdachte heeft dat ook ter terechtzitting nog verklaard, dat hij het slachtoffer niet heeft gezien toen hij de kruising naderde en opreed. Verdachte is niet bewust afgereden op het slachtoffer, ook is hij niet doorgereden in de kennelijke veronderstelling dat hij haar nog kon ontwijken.
De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van de onder primair ten laste gelegde doodslag.
De rechtbank acht het onder subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd tijdens de zitting van 7 januari 2009;
- het proces-verbaal ongevalsanalyse1;
- het verslag als bedoeld in artikel 7/10 der Wet op de lijkbezorging 19912.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 september 2009 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Stadspolderring, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, immers heeft hij verdachte gereden in een motorrijtuig, om ongeveer 08.29 uur
-tijdens de ochtendspits- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur binnen de bebouwde kom
terwijl hij tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend, en
heeft hij , komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de meest rechter rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht, genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en
vervolgens rechtdoor gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietservanaf het Rudyard Kipling-erf de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij toen en aldaar niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en doende was de Stadspolderring over te steken en is hij toen aldaar nietgestopt en is hij niet uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was, dat motorrijtuig
tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met het door hem bestuurde motorrijtuig frontaal tegen die fietster is aangereden ,
tengevolge waarvan deze fietster genaamd [[slachtoffer] werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(subsidiair)
OVERTREDING VAN ARTIKEL 6 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994, TERWIJL HET EEN ONGEVAL BETREFT
WAARDOOR EEN ANDER WORDT GEDOOD, TERWIJL DE SCHULD BESTAAT IN ROEKELOOSHEID
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Over verdachte is op 1 december 2009 een rapport opgemaakt door psychiater dr. M.J. van Trommel te Rotterdam. Volgens het rapport is verdachte stressgevoelig en onzelfstandig, en beschikt hij over een gering concentratievermogen. Hij heeft een onderontwikkeld normbesef. Tijdens het tenlastegelegde bevond verdachte zich onder stresserende omstandigheden, die onder andere voortkomen uit zijn uitzichtloze financiële situatie, zijn hoge werkdruk en het zich moeten waarmaken als vader en als levenspartner van zijn vriendin. Deze factoren interfereerden met zijn plicht om zich aan regels van verkeersveiligheid te houden. Op grond hiervan adviseert de psychiater om - indien het ten laste gelegde als bewezen wordt beschouwd - verdachte te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Voorts is over verdachte gerapporteerd door de psycholoog drs. A.F.J.M. Zweers te Cadier en Keer. Deze deskundige acht verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Naar het oordeel van de deskundige is er bij verdachte sprake van sociale, emotionele en verstandelijke beperkingen waardoor verdachte niet kan voldoen aan de eisen die in het dagelijks leven aan hem gesteld worden. De stress die daaruit voortkomt, versterkt het bij verdachte aanwezige gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. De deskundige acht aannemelijk dat genoemde beperkingen verdachtes functioneren ten tijde van het tenlastegelegde in lichte mate hebben beïnvloed.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier en de rapporten van voormelde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het tenlastegelegde en bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte strafbaar is voor het door hem gepleegde strafbare feit.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde strafbare feit.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht (gekwalificeerd als doodslag) gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 360 dagen waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich verplicht onder reclasseringstoezicht stelt, waarbij verdachte zich dient te houden aan het plan van aanpak, zoals omschreven in het reclasseringsrapport van 29 december 2009;
- een werkstraf van 240 uren, subsidiair 160 dagen vervangende hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in het door de officier van justitie voorgestelde onvoorwaardelijke deel van de straf, te weten drie maanden gevangenisstraf. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor een eventueel bijkomend voorwaardelijk deel van de op te leggen straf. In dit kader heeft de verdediging naar voren gebracht dat verdachte niet probeert een straf te ontlopen, bijvoorbeeld door zich per brieven te verontschuldigen richting de nabestaanden. Verdachte voelt mee met de nabestaanden en hij zal op zijn beurt moeten leven met de wetenschap dat hij verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer]. Verder heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte het feit heeft begaan tijdens werktijd. Zijn werk diende onder grote tijdsdruk te worden verricht, waardoor de verdachte gestrest was. Nadien heeft hij geen enkele steun heeft ondervonden van zijn werkgever. Ook verdachte moet verder met zijn leven.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het dossier en het onderzoek ter zitting is gebleken.
In het bijzonder heeft rechtbank het volgende in acht genomen.
Verdachte heeft als autobestuurder een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. Tijdens de ochtendspits reed hij in de bebouwde kom met een te hoge snelheid op een rood verkeerslicht af. Hierbij is hij niet voortdurend op het verkeer blijven letten. Verdachte besloot door te rijden, omdat hij erop vertrouwde dat het verkeerslicht groen zou worden. Verdachte wist dat daar ter plaatse een fietsersoversteekplaats was, maar naar zijn zeggen heeft verdachte op dat moment geen fietsers gezien. Op ongeveer vijf meter voor het verkeerslicht kon hij gehinderd door de onnodig omlaag hangende zonneklep niet meer zien of het verkeerslicht op rood of groen stond. Kort daarna zag verdachte op een paar meter afstand het recht voor zijn auto overstekende slachtoffer op de fiets. De fatale aanrijding was vervolgens onvermijdelijk.
De rechtbank benadrukt dat er geen twijfel over bestaat dat de gebeurtenis op 25 september 2009 voor de nabestaanden voor altijd in het geheugen staat gegrift, zoals ook door de vader ter terechtzitting is verklaard. De nabestaanden rest slechts de herinnering aan hun dochter, vriendin of familielid en het verdriet om het verlies van [slachtoffer], die op zo een jonge leeftijd en gruwelijke wijze om het leven is gekomen. Dat moet onbeschrijfelijk zijn. Geen enkele straf zal de nabestaanden met het aangerichte leed kunnen verzoenen.
Bij het bepalen van haar uitgangspunt voor het opleggen van de straf, houdt de rechtbank rekening met landelijke oriëntatiepunten. Uit die oriëntatiepunten volgt dat voor het bewezen verklaarde roekeloos rijden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als uitgangspunt geldt.
Verdachte heeft reeds drie maanden in detentie doorgebracht. Met acht maanden als uitgangspunt, zou verdachte dus nog vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit moeten zitten. De rechtbank zal verdachte daar echter niet toe veroordelen, vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, bestaande uit zijn licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, zijn relatief jonge leeftijd, en de zorg over een jong kind en een tweede kind in de nabije toekomst.
Rekening houdend met het voorgaande, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 240 uren (zijnde de maximale duur van een werkstraf en gelijkgesteld aan vier maanden gevangenisstraf). Daarbij zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van vier jaren. De rechtbank acht het passend en geboden tot deze duur van de proeftijd over te gaan, nu is gebleken dat de verdachte in ieder geval driemaal eerder door rood is gereden en de kans op herhaling, met alle mogelijke gevolgen van dien, beperkt moet worden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook indien dit inhoudt dat verdachte wordt verplicht zich te melden en zich voor zijn stoornissen laat behandelen bij een psychiatrische kliniek.
Bij haar beslissing over de geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid, houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in zijn jeugd en daarna meerdere malen in aanraking is geweest met justitie. In de korte periode van tweeënhalf jaar dat verdachte een rijbewijs bezat, betrof dat meerdere verkeersdelicten. Meer in het bijzonder houdt de rechtbank er rekening mee dat in deze zaak het negeren van een rood verkeerslicht cruciaal is geweest en dat verdachte daarvoor al driemaal was bekeurd. Kennelijk neemt verdachte de risico's die aan het besturen van een auto zijn verbonden niet serieus en bewegen sancties verdachte er onvoldoende toe zijn gedrag te wijzigen. Verder volgt uit voormelde deskundigerapporten dat de kans groot is dat verdachte nogmaals een vergelijkbaar feit pleegt vanwege zijn geringe mate van normbesef, zijn onvoldoende mate van zelfstandigheid, zijn geringe concentratievermogen en zijn geringe mate van impulsbeheersing. Het over verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 29 december 2009 onderschrijft de hoge recidivekans. Uit oogpunt van bescherming van de verkeersveiligheid en uit oogpunt van vergelding zal de rechtbank voor de bij wet vastgestelde maximale duur van vijf jaren aan verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. De belangen van de samenleving wegen in dit verband zwaarder dan het belang van verdachte om een beroep uit te kunnen oefenen waarbij hij over een rijbewijs dient te beschikken.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
- spreekt verdachte vrij van wat onder primair ten laste is gelegd;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte wegens dat feit tot:
- een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES (6) MAANDEN, waarvan DRIE (3) MAANDEN VOORWAARDELIJK met een PROEFTIJD VAN VIER (4) JAREN, waarbij zij beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- een TAAKSTRAF voor de duur van TWEEHONDERDVEERTIG (240) UREN, bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door honderdtwintig (120) dagen hechtenis;
- een ONTZEGGING van de BEVOEGDHEID MOTORRIJTUIGEN TE BESTUREN voor de duur van VIJF (5) JAREN, waarbij de tijd, gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte medewerking moet verlenen aan de uitvoering van het plan van aanpak als opgenomen in het door de reclassering over verdachte opgestelde rapport van 29 december 2009;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. M.A. Waals en mr. J.J. Klomp, rechters, in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 januari 2010.
BIJLAGE 1: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht opzettelijk [[slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet
- als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) en/of
- om ongeveer 08.29 uur (tijdens de ochtendspits) en/of
- rijdende op de Stadspolderring en/of
- met een snelheid gereden, welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en/of 78 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom) en/of
- met de zonneklep(pen) (voor de voorruit) in zijn motorrijtuig naar beneden geklapt en/of
- een (voor hem bestemd) rood verkeerslicht genegeerd en/of
waarna hij tegen een fietster ([slachtoffer]) is aangereden en/of gebotst (die gezien de rijrichting van verdachte) komende van rechts vanaf een fietspad de weg overstak,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Stadspolderring, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers heeft hij verdachte gereden in een motorrijtuig, (om ongeveer 08.29 uur),
-tijdens de ochtendspits- met een snelheid welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en 78 kilometer per uur, op een weg de Stadspolderring, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van
50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom)
terwijl hij verdachte tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend naar zijn verdachtes voet(en) en/of naar de onderzijde in het door verdachte bestuurde motorrijtuig, en/of gezocht naar een blikje en/of een potje en/of een dekseltje, althans een voorwerp en/of dat voorwerp heeft vastgehouden en/of vastgepakt, in ieder geval heeft hij verdachte niet
voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg, althans op het verkeer op de weg gehouden
heeft hij verdachte, komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de (meest rechter) rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht, genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en/of vervolgens met onverminderde snelheid (rechtdoor) gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietser(vanaf het Rudyard Kipling-erf) de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
(vervolgens) met onverminderde snelheid het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij verdachte toen en aldaar geen, althans onvoldoende snelheid verminderd en/of niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en/of doende was de Stadspolderring over te steken en/of is hij toen aldaar niet, althans niet tijdig gestopt en/of is hij niet, althans onvoldoende uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij verdachte de snelheid van het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was, dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met door hem bestuurde motorrijtuig (frontaal,in volle vaart) tegen die fietster is aangereden en/of gebotst,
tengevolge waarvan deze fietster (genaamd [[slachtoffer]) werd gedood;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Stadspolderring,
heeft gereden in een motorrijtuig, (om ongeveer 08.29 uur), -tijdens de ochtendspits- met een snelheid welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en 78 kilometer per uur, op een weg de Stadspolderring, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom)
terwijl hij verdachte tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend naar zijn verdachtes voet(en) en/of naar de onderzijde in het door verdachte bestuurde motorrijtuig, en/of gezocht naar een blikje en/of een potje en/of een dekseltje, althans een voorwerp en/of dat voorwerp heeft vastgehouden en/of vastgepakt, in ieder geval heeft hij verdachte niet
voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg, althans op het verkeer op de weg gehouden
heeft hij verdachte, komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de (meest rechter) rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht, genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en/of vervolgens met onverminderde snelheid (rechtdoor) gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietser(vanaf het Rudyard Kipling-erf) de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
(vervolgens) met onverminderde snelheid het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij verdachte toen en aldaar geen, althans onvoldoende snelheid verminderd en/of niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en/of doende was de Stadspolderring over te steken en/of is hij toen aldaar niet, althans niet tijdig gestopt en/of is hij niet, althans onvoldoende uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij verdachte de snelheid van het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was, dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met door hem bestuurde motorrijtuig (frontaal,in volle vaart) tegen die fietster is aangereden en/of gebotst,
tengevolge waarvan deze fietster (genaamd [[slachtoffer]) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Parketnummer: 11/500408-09
Vonnis d.d. 21 januari 2010