ECLI:NL:RBDOR:2010:BL0212

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78613 - HA ZA 08-2772
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen in een civiele procedure tussen Steelpoint B.V. en IHC Hydrohammer B.V. over tekortkomingen in geleverde materialen

In deze civiele procedure tussen Steelpoint B.V. en IHC Hydrohammer B.V. draait het om de vraag of Steelpoint tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst van 6 september 2005, waarbij Steelpoint diverse onderdelen heeft geleverd voor de ontwikkeling van een onderwaterheihamer, de Pyrodriver. IHC stelt dat de geleverde onderdelen niet voldeden aan de overeengekomen eisen, wat heeft geleid tot schade bij IHC toen het bodemstuk van de Pyrodriver op 8 april 2007 scheurde en de machine in tweeën brak. IHC vordert schadevergoeding van Steelpoint, terwijl Steelpoint zich verweert door te stellen dat de geleverde zaken conform de eisen waren en dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Steelpoint ondeugdelijk heeft geleverd en dat de tekortkoming toerekenbaar is aan Steelpoint. De rechtbank oordeelt dat IHC voldoende bewijs heeft geleverd van de tekortkoming en de daaruit voortvloeiende schade. De vordering van IHC tot schadevergoeding wordt toegewezen, met inachtneming van een verrekening van de vorderingen tussen partijen. De rechtbank wijst de vordering van Steelpoint in conventie af en verklaart voor recht dat Steelpoint toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.

De rechtbank oordeelt verder dat de schade die IHC heeft geleden, in ieder geval € 438.709,17 bedraagt, en dat Steelpoint dit bedrag aan IHC moet vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden eveneens aan Steelpoint opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is gewezen op 20 januari 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78613 / HA ZA 08-2772
Vonnis van 20 januari 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEELPOINT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IHC HYDROHAMMER B.V.,
gevestigd te Kinderdijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Berlijn.
Partijen zullen hierna Steelpoint en IHC genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 maart 2009 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 november 2009;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 10 november 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Steelpoint drijft een onderneming in agentuur- en commissiehandel in staalproducten. IHC drijft een onderneming in fabricage van en handel in apparaten en systemen ten behoeve van civiele constructiewerken.
2.2. Op 6 september 2005 hebben IHC en Steelpoint een overeenkomst gesloten (Purchase Order 70034). Op grond van deze overeenkomst heeft Steelpoint diverse zaken, waaronder een bodemstuk, brandstofgordels en flenzen, aan IHC geleverd ten behoeve van een door IHC te ontwikkelen onderwaterheihamer (hierna: Pyrodriver).
2.3. Steelpoint heeft FACS Fucine S.p.A., gevestigd in Italië (hierna: FACS), ingeschakeld voor het maken van die geleverde zaken. De zaken zijn in de periode februari – maart 2006 aan IHC geleverd en daarna door IHC toegepast in de Pyrodriver.
2.4. Tijdens de inbedrijfstelling van de Pyrodriver op 8 april 2007, is het bodemstuk gescheurd en is de Pyrodriver in tweeën gebroken. IHC heeft de Pyrodriver niet hersteld.
2.5. In de brief van IHC aan Steelpoint van 15 januari 2008 wordt onder meer het volgende meegedeeld:
“ (…) De schade die veroorzaakt is door het inferieure materiaal zal zeer aanzienlijk zijn. Tot op heden bestaat deze in ieder geval uit de waarde van de geleverde smeedstukken, vermeerderd met de bewerkingskosten die tot het eindproduct hebben geleid, de onderzoekskosten, alsook de overige kosten die gemaakt moeten worden om het eindproduct te herstellen, te beproeven en weer in gebruik te kunnen nemen. (…)
Wij komen daarmee tot het volgende voorlopige overzicht: (…)
Claim totaal € 471.078,83(…)
Ter compensatie van bovenstaande claim hebben wij betalingen voor reeds door U geleverde producten ter waarde van € 222.500,00 (onze PO nr’s 72623 en 72370) opgeschort en verrekenen wij dit bedrag hierbij met bovenstaande schade (…)”
2.6. Steelpoint heeft aan IHC zaken geleverd waarvoor zij in de periode oktober -december 2007 in totaal een bedrag van € 266.600,46 aan IHC heeft gefactureerd. IHC heeft deze facturen onbetaald gelaten.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Steelpoint vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, IHC te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 266.600,46 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de facturen en buitengerechtelijke incassokosten van € 4.000.
Steelpoint legt aan haar vordering ten grondslag dat IHC gehouden is tot nakoming van haar betalingsverplichting voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht.
3.2. IHC voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering. IHC voert daartoe het volgende aan.
3.2.1. Steelpoint is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de Purchase Order 70034. Het door Steelpoint geleverde bodemstuk voldoet niet aan de overeengekomen vereisten waardoor het lager belastbaar is geweest. Daardoor is het bodemstuk gescheurd en is de Pyrodriver in tweeën gebroken. Ook de niet gebroken delen zijn onbruikbaar omdat deze van hetzelfde materiaal zijn gemaakt. Ten gevolge van de tekortkoming heeft IHC schade geleden. IHC is gerechtigd die schade te verrekenen met het door Steelpoint in conventie gevorderde bedrag.
3.2.2. Uit hoofde van de overeenkomst had Steelpoint de geleverde materialen moeten laten testen door een certificerende instantie, in dit geval Lloyds Register. Op de teststukken zijn echter geen stempels van Lloyds Register aangetroffen. Lloyds Register heeft die teststukken dus niet gecontroleerd.
3.2.3. Indien sprake is van een tekortkoming van FACS, dan is Steelpoint daarvoor aansprakelijk op grond van art. 6:76 BW.
3.2.4. IHC heeft als gevolg van de tekortkoming van Steelpoint schade geleden van ten minste € 471.078,83. Deze schade bestaat uit:
a) materiaal van smeedstukken en bewerkingen (€ 251.730,56)
b) oorzaakonderzoek naar breuk bottemliner (€ 47.438,27)
c) begeleidingskosten tijdens het schadeonderzoek en schadeherstel “en beproeven”
(€ 37.800)
d) arbeidskosten demontage en montage (€ 42.240)
e) uitgevoerde fabriekstesten (€ 91.870)
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. IHC vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I te verklaren voor recht dat Steelpoint toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen haar en IHC op 6 september 2005 tot stand gekomen overeenkomst (Purchase Order 70034);
II a) Steelpoint te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IHC te voldoen voorzover die schade bekend is, een bedrag van € 471.078,83 althans het bedrag dat na verrekening met het in conventie aan Steelpoint toegewezen bedrag resteert (van ten minste € 248.578,83) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 januari 2008, althans 11 maart 2009 tot de dag der algehele voldoening;
b) voorzover die schade thans nog niet bekend is een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.4.1. IHC stelt daartoe dat, voor zover haar beroep op verrekening in conventie mocht worden afgewezen, zij de volledige door haar geleden schade ten gevolge van de tekortkoming van Steelpoint vordert, te weten € 471.078,83. IHC verwijst daarbij naar haar stellingen in conventie.
3.4.2. Voor zover het beroep op verrekening van IHC wel slaagt in conventie, vordert IHC in reconventie het restant van de door haar geleden schade.
3.4.3. IHC heeft gesteld dat het aannemelijk is dat zij nog meer schade zal lijden als gevolg van de tekortkoming van Steelpoint. IHC is door haar opdrachtgever SBM aansprakelijk gesteld voor de door SBM te lijden schade ten gevolge van de gebroken Pyrodriver.
Het verweer
3.5. Steelpoint voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering.
Steelpoint voert daartoe het volgende aan.
3.6.1. De geleverde zaken zijn conform de eisen van IHC gemaakt. Lloyds Register heeft de zaken gekeurd en een keuringscertificaat afgegeven. De zaken voldoen aan de overeenkomst. Steelpoint leidt uit de formulering van de stellingen van IHC af dat IHC er niet zeker van is dat een tekortkoming de breuk in de Pyrodriver heeft veroorzaakt. IHC baseert zich op aannames en heeft de tekortkoming onvoldoende onderbouwd.
Denkbaar is dat de breuk door een andere oorzaak is ontstaan. IHC heeft de door Steelpoint geleverde zaken bewerkt en gekoppeld aan andere (door anderen dan Steelpoint geleverde) onderdelen. Steelpoint is niet op de hoogte gesteld van de door IHC uitgevoerde bewerkingen. Hierdoor heeft IHC een risicovolle situatie in het leven geroepen.
3.6.2. Omdat de zaken conform de overeenkomst waren gecertificeerd, mocht Steelpoint er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij voldeden aan de overeenkomst. Indien en voor zover mocht blijken dat sprake is van fraude bij de certificering, dan is het gelet op het verschil in omvang van de betrokken partijen en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de tekortkoming aan Steelpoint wordt toegerekend.
3.6.3. Steelpoint is niet in verzuim omdat IHC haar niet in gebreke heeft gesteld en nakoming alsnog mogelijk is. Daardoor is Steelpoint niet aansprakelijk voor door IHC geleden schade.
3.6.4. Steelpoint betwist de omvang van door IHC gevorderde schade. IHC heeft de door haar gevorderde schade niet inzichtelijk gemaakt. IHC had haar schade moeten beperken. IHC kan niet én vervangende schadevergoeding vragen én Steelpoint houden aan nakoming. Als herlevering plaatsvindt, dient de gevorderde prijs voor de geleverde onderdelen te worden afgewezen. Als herlevering niet plaatsvindt, dienen de met herlevering samenhangende kosten te worden afgewezen.
3.6.5. IHC komt geen beroep op opschorting toe nu IHC pas op 15 januari 2008 een beroep op opschorting heeft gedaan en zij toen in verzuim verkeerde jegens Steelpoint als gevolg van het onbetaald laten van de facturen waarvan betaling in conventie wordt gevorderd.
IHC mag haar schade eventueel verrekenen, mits de vordering in conventie en in reconventie niet ‘uit elkaar worden gehaald’.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. IHC heeft haar eis voor wat betreft haar vordering die resteert na verrekening met de vordering van Steelpoint, verminderd met een bedrag van € 44.100,46 vanwege een rekenfout. Op de gewijzigde eis ad € 204.478,83 zal worden beslist.
4.2. Steelpoint vordert nakoming van de overeenkomst tussen partijen (zie 2.6), te weten betaling door IHC van € 266.600,46. Nu IHC de vordering van Steelpoint niet heeft weersproken, staat de vordering van Steelpoint op IHC ter hoogte van € 266.600,46 vast.
4.3. Voor de beoordeling van de vraag of IHC een vordering op Steelpoint heeft wegens schade door een tekortkoming en of zij die vordering mag verrekenen met de vordering van Steelpoint, wordt het volgende overwogen.
Tekortkoming?
4.4. Steelpoint is op 6 september 2005 met IHC overeengekomen dat zij onderdelen zou leveren ten behoeve van een door IHC te ontwikkelen Pyrodriver. De door Steelpoint te leveren onderdelen moesten voldoen aan door IHC gestelde vereisten (productie 1). Volgens IHC voldoen de geleverde onderdelen niet aan (alle) vereisten waardoor het materiaal minder belastbaar is geweest en een scheur is ontstaan in het bodemstuk, wat heeft geleid tot het in tweeën breken van de Pyrodriver. Volgens IHC hebben verschillende deskundigen onderzoek gedaan naar de oorzaak van de scheurvorming en is het materiaal van het bodemstuk getest. Uit een onderzoeksrapport (productie 15) komt volgens IHC naar voren dat de breuktaaiheid van het materiaal onvoldoende is geweest, wat de oorsprong vormde van de scheurvorming. Daarnaast blijkt volgens IHC uit een zestal testen (productie 14) dat het materiaal een lagere kerfslagwaarde en een lagere rekgrens had dan is overeengekomen. De testen (productie 14, 18 en 19) hebben volgens IHC uitgewezen dat het bodemstuk is gegoten in plaats van gesmeed, dan wel dat het niet goed is gesmeed waardoor de vervorminggraad niet voldoende is geweest en het materiaal broos was. Volgens IHC is dit de oorzaak van de scheurvorming en daarmee van de breuk van de Pyrodriver. Steelpoint heeft zich verweerd tegen deze stellingen door aan te voeren dat uit de stellingen van IHC niet met zekerheid valt af te leiden dat sprake is van een tekortkoming. Volgens Steelpoint heeft FACS de onderdelen geleverd conform de door IHC gestelde eisen. Steelpoint heeft aangevoerd dat het voor haar moeilijk is om te reageren op de inhoud van de rapporten omdat het daarvoor benodigde technisch inzicht ontbreekt.
4.5. IHC heeft de door haar gestelde tekortkoming voldoende onderbouwd met feitelijke stellingen en met de door haar in het geding gebrachte stukken (zie 4.4). Het verweer van Steelpoint dat FACS de onderdelen heeft geleverd conform de eisen van IHC is niet onderbouwd en de juistheid van dit verweer blijkt nergens uit. Het verweer wordt verworpen. Een eventueel gebrek aan technisch inzicht komt voor risico van Steelpoint nu het op haar weg ligt de benodigde kennis te vergaren om op de stellingen van IHC te kunnen reageren. Van een relevant gebrek aan technisch inzicht aan de zijde van Steelpoint is overigens kennelijk geen sprake nu Steelpoint tijdens de comparitie heeft meegedeeld dat zij een deskundige naar de rapporten van IHC heeft laten kijken en dat dit geen bijzonderheden heeft opgeleverd.
4.6. Gelet op het voorgaande heeft Steelpoint de gestelde tekortkoming onvoldoende (gemotiveerd) betwist waardoor deze vast staat.
Causaal verband
4.7. Volgens Steelpoint ontbreekt het causaal verband tussen de tekortkoming en de gevorderde schade nu de door IHC in het geding gebrachte rapporten gebaseerd zijn op aannames en geen zekerheid verschaffen. Dit verweer wordt verworpen nu voldoende is dat IHC het causaal verband stelt en bij betwisting, voldoende onderbouwt, hetgeen IHC heeft gedaan.
Steelpoint heeft verder aangevoerd dat de scheurvorming kan zijn ontstaan doordat IHC de onderdelen heeft bewerkt door er gaten in te boren. Aangezien IHC heeft gereageerd op dit verweer door te stellen dat het onmogelijk is dat de eigenschappen van het materiaal veranderen door het boren van een gat, had het op de weg van Steelpoint gelegen haar verweer nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, faalt het verweer.
Toerekenbaarheid
4.8. Volgens artikel 6:75 BW kan een tekortkoming de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvatting voor zijn rekening komt.
In dit kader heeft Steelpoint aangevoerd dat zij bij FACS een smeedstuk heeft besteld overeenkomstig de door IHC gestelde voorwaarden. Steelpoint is en mocht volgens haar, ervan uitgaan dat zij datgene heeft gekregen van FACS dat zij heeft besteld. Op grond van artikel 6:76 BW is Steelpoint aansprakelijk voor de gedragingen van personen die zij heeft ingeschakeld bij de uitvoering van een verbintenis jegens IHC, op gelijke wijze als voor eigen gedragingen. Een tekortkoming van FACS komt voor rekening van Steelpoint. Dat toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien sprake zou zijn van fraude bij de certificering, heeft Steelpoint aangevoerd, maar niet onderbouwd. De tekortkoming is toerekenbaar aan Steelpoint.
Lloyds Register
4.9. De rechtbank begrijpt dat IHC stelt dat Steelpoint tekort is geschoten omdat de overeengekomen certificering door Lloyds Register niet heeft plaatsgevonden.
Steelpoint heeft zich op het standpunt gesteld dat certificering wél heeft plaatsgevonden, doch tijdens de comparitie heeft zij meegedeeld dat de gebruikelijke stempels van Lloyds Register ontbreken op het testmateriaal, waardoor het testmateriaal niet herleidbaar is naar een controle door Lloyds Register. Gelet op het voorgaande heeft Steelpoint onvoldoende weersproken dat Lloyds Register de overeengekomen certificering niet heeft uitgevoerd. Dit levert echter geen tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW op, nu niet is gesteld of gebleken dat IHC door dit enkele feit schade heeft geleden.
Verzuim
4.10. Tussen partijen staat vast dat IHC Steelpoint niet in gebreke heeft gesteld. Partijen twisten over de vraag of een ingebrekestelling noodzakelijk is voor het intreden van verzuim. Op grond van artikel 6:74 BW treedt het verzuim van een schuldenaar direct en van rechtswege in indien nakoming (van de verbintenis waarin de schuldenaar is tekortgeschoten) blijvend onmogelijk is. Uit hetgeen hiervoor is overwogen (zie r.o. 4.4 t/m 4.6) volgt dat Steelpoint ondeugdelijk heeft geleverd. Voor beantwoording van de vraag of deze ondeugdelijke levering door een nadere levering kan worden geheeld, is het volgende van belang.
De door Steelpoint geleverde onderdelen zijn door IHC bewerkt en onderdeel geworden van de Pyrodriver. Ruim een jaar na levering van de onderdelen heeft het gebrek aan de onderdelen zich geopenbaard bij ingebruikneming van de Pyrodriver.
De ondeugdelijke levering heeft tot gevolg gehad dat het geleverde bodemstuk is gescheurd en de Pyrodriver in tweeën is gebroken.
De geleverde onderdelen kunnen niet los gezien worden van de Pyrodriver in zijn geheel gelet op de bewerkingen die zij hebben ondergaan, die gepaard zijn gegaan met aanzienlijke kosten die voor rekening zijn gekomen van IHC. Indien weer geleverd zal worden, zal het bodemstuk moeten worden gedemonteerd en de Pyrodriver vervolgens moeten worden hersteld en opnieuw opgebouwd. Gelet op het voorgaande is de prestatie van Steelpoint niet vatbaar voor herstel en is nakoming blijvend onmogelijk. Steelpoint is in verzuim geraakt zonder dat daarvoor een ingebrekestelling is vereist.
Schade
4.11. Het verweer dat een deel van de gevorderde schade moet worden afgewezen omdat Steelpoint niet in verzuim is, wordt verworpen gelet op hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen.
Steelpoint voert weliswaar aan dat IHC de door haar gevorderde schade niet inzichtelijk heeft gemaakt en dat niet bij alle schadeposten duidelijk is dat de gevorderde kosten betrekking hebben op door Steelpoint geleverde onderdelen, maar overwogen wordt dat IHC naast de onderbouwing door middel van stukken (productie 22 t/m 30), tijdens de comparitie per onderdeel (van het overzicht, zie productie 22) een toelichting heeft gegeven op de schade, waaronder de berekening van het uurtarief van de medewerkers van IHC en het aantal ‘manuren’. Steelpoint heeft naar aanleiding van die onderbouwing haar verweer niet nader gemotiveerd, waardoor dit verweer faalt.
Schadebeperkingplicht
4.12. Volgens Steelpoint heeft IHC in strijd met de schadebeperkingplicht ex artikel 6:101 BW gehandeld omdat de kosten van het onderzoek naar de oorzaak van de breuk te hoog zijn in verhouding tot de waarde van de geleverde onderdelen. Daarnaast zijn volgens Steelpoint onnodig kosten gemaakt voor een reis van twee medewerkers van IHC naar SBM in Monaco, omdat SBM een Nederlands bedrijf is.
IHC heeft hier tegen ingebracht dat de kosten van het onderzoek in verhouding moeten worden gezien tot de totale waarde van het project, te weten € 1,5 miljoen. Ten aanzien van de kosten in verband met de reis naar Monaco, heeft IHC tijdens de comparitie meegedeeld dat SBM gevestigd is in Monaco en toegelicht dat het bezoek verband hield met het onderzoek naar de schadeoorzaak.
Het had op de weg van Steelpoint gelegen voorgaande beide verweren nader te onderbouwen naar aanleiding van de reactie van IHC. Nu zij dit niet heeft gedaan, worden de verweren verworpen.
Toekomstige schade
4.13. Steelpoint heeft aangevoerd dat de schade die IHC vordert in verband met kosten bij een eventuele herlevering moeten worden afgewezen, omdat niet zeker is dat van herlevering sprake zal zijn. Dit verweer slaagt en de vordering van die toekomstige schade zal worden afgewezen. Herlevering is afhankelijk van de omstandigheid of IHC op haar beurt daartoe opdracht zal krijgen van SBM. IHC heeft gesteld dat zij niet weet of dit zal gebeuren. Nu het onzeker is of kosten zullen worden gemaakt in verband met herlevering zal de schadepost “voorcalculatie nog te maken kosten 200 uur à € 56,32” ad € 11.249,66 (onderdeel C van productie 22) worden afgewezen.
IHC heeft tijdens de comparitie meegedeeld dat onderdeel D ad € 42.240 in totaal, ziet op kosten die zijn gemaakt in verband met de montage van de Pyrodriver en eventuele toekomstige kosten in verband met demontage. De kosten in verband met demontage zullen worden afgewezen gelet op het voorgaande. Deze kosten worden geschat op € 21.120 waarbij ervan uitgegaan wordt dat de kosten van montage gelijk zijn aan die van demontage.
Gelet op het voorgaande staat vast dat IHC een vordering ter hoogte van (€ 471.078,83 –
(€ 11.249,66 + € 21.120) =) € 438.709,17 op Steelpoint heeft.
4.14. Steelpoint heeft aangevoerd dat IHC duidelijkheid dient te geven over de vraag of zij nakoming van Steelpoint verlangt. Volgens IHC kan zij die duidelijkheid niet geven nu SBM op haar beurt niet aan IHC heeft meegedeeld of zij van IHC nakoming wenst. Mocht IHC op enig moment alsnog Steelpoint opdracht geven dezelfde onderdelen te leveren voor de Pyrodriver, dan zal sprake zijn van een nieuwe overeenkomst en zal IHC voor die nieuwe onderdelen moeten betalen.
4.15. De gevorderde verklaring voor recht ligt, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, voor toewijzing gereed. De rechtbank begrijpt dat IHC heeft bedoeld te vorderen: te verklaren voor recht dat Steelpoint toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen [toevoeging rechtbank] uit de tussen haar en IHC op
6 september 2005 tot stand gekomen overeenkomst.
Verrekening
4.16. Het staat vast dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Steelpoint waardoor IHC schade heeft geleden van in ieder geval € 438.709,17. IHC heeft in haar brief van 15 januari 2008 (zie 2.6) verklaard dat zij haar vordering op Steelpoint wenst te verrekenen met de vordering die Steelpoint op haar heeft. IHC heeft een bevoegdheid tot verrekening ingevolge artikel 6:127 BW nu zij een prestatie te vorderen heeft van Steelpoint die beantwoordt aan haar schuld jegens Steelpoint en zij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
Beide verbintenissen zijn door de verklaring van IHC tot hun gemeenschappelijk beloop teniet gegaan, met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van Steelpoint in conventie, zal worden afgewezen. De vordering van IHC in reconventie ligt ter hoogte van
(€ 438.709,17 – € 266.600,46 =) € 172.108,71 voor toewijzing gereed. De wettelijke rente over de vordering in reconventie zal als onbetwist worden toegewezen.
Opschorting
4.17. Ingevolge artikel 6:58 BW is sprake van schuldeisersverzuim wanneer nakoming van de verbintenis (door Steelpoint) wordt verhinderd doordat IHC daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of door een ander beletsel van IHC. Een dergelijke verhindering is niet aangevoerd, noch gebleken. Dat IHC al in verzuim was met het betalen van facturen (de vordering in conventie) toen zij een beroep op verrekening deed, maakt niet dat sprake is van schuldeisersverzuim.
Het verweer dat schuldeisersverzuim van IHC een rechtsgeldig beroep op opschorting ter nadere verrekening in de weg zou staan, faalt.
Schade nader op te maken bij staat
4.18. IHC heeft gesteld dat zij aansprakelijk is gesteld door SBM vanwege door SBM geleden schade ten gevolge van het breken van de Pyrodriver en dat SBM facturen van IHC onbetaald laat. Volgens IHC lijdt zij hierdoor mogelijk schade. Steelpoint heeft de vordering van IHC niet betwist. Gelet op het voorgaande is de mogelijkheid van schade aannemelijk en zal de vordering worden toegewezen.
4.19. Steelpoint zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten in conventie aan de zijde van IHC worden begroot op
- dagvaarding € 71,80
- vast recht € 4.784,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten × tarief VI € 2.000)
Totaal € 8.855,80
De kosten in reconventie aan de zijde van IHC worden begroot op:
- salaris procureur € 710,50 (½ punt x tarief V € 1.421)
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt Steelpoint in de proceskosten, aan de zijde van IHC tot op heden begroot op € 8.855,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4. verklaart voor recht dat Steelpoint toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen haar en IHC op 6 september 2005 tot stand gekomen overeenkomst (Purchase Order 70034);
5.5. veroordeelt Steelpoint om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IHC te voldoen:
- voor zover die schade thans bekend is, een bedrag van € 172.108,71 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening;
- voor zover die schade thans nog niet bekend is een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.6. veroordeelt Steelpoint in de proceskosten aan de zijde van IHC tot op heden begroot op € 710,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op
20 januari 2010.