ECLI:NL:RBDOR:2010:BL1735

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
2 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-800541-08
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos handelen als schipper van een motorboot met alcoholgebruik leidt tot zware verwondingen passagier

Op 2 februari 2010 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man, die als schipper van een snelle motorboot roekeloos heeft gehandeld. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, naast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een geldboete van € 1.000. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, de motorboot bestuurde en een passagier, G.J.I. Plet, niet waarschuwde om van de punt van de boot af te komen. Dit leidde tot een ongeval waarbij de passagier overboord viel en een incomplete dwarslaesie opliep.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld door de boot te besturen met een alcoholgehalte van 520 microgram per liter, wat ongeveer anderhalf keer de toegestane hoeveelheid is. De verdachte had de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de passagiers aan boord en had moeten anticiperen op de risico's van het gedrag van de passagier, die onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er een aanzienlijke tijd was verstreken tussen het ongeval en de behandeling van de zaak.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor zijn eigen gedrag, maar ook voor de veiligheid van de passagier, die door zijn roekeloze handelen ernstig letsel had opgelopen. De opgelegde straffen zijn in lijn met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet eenvoudig van aard was en niet voldoende onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/800541-08 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2010
in de strafzaak tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1953,
wonende te [adres en woonplaats].
Raadsman: mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 januari 2010, waarbij de officier van justitie mr. M.H.A. Paapen, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De vordering wijziging tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zich als schipper van een snelle motorboot roekeloos danwel aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een passagier van die boot een (incomplete) dwarslaesie heeft opgelopen;
Feit 2: een motorboot heeft bestuurd terwijl hij teveel alcohol had gedronken.
Feit 3: een auto heeft bestuurd terwijl hij teveel alcohol had gedronken.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1. primair tenlastegelegde roekeloos handelen bewezen. Zij baseert haar standpunt op het onderzoek naar het alcoholgehalte en de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], het slachtoffer en verdachte. Allereerst rekent de officier van justitie het verdachte zwaar aan dat hij, ondanks het feit dat hij alcohol had genuttigd, is opgetreden als schipper en later als bestuurder van een auto. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol en het besturen van vaartuigen en voertuigen niet samen gaat, aldus de officier van justitie. Verder had hij het slachtoffer moeten waarschuwen toen deze voorop de boot ging staan en had hij nimmer onverwacht van koers mogen veranderen. Ofschoon hij zich bewust was van de risico's, heeft hij dus niets gedaan om de gevolgen ervan te voorkomen. Verdachte was op dat moment de schipper en had de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de overige mensen op de boot. Het handelen van verdachte interpreteert de officier van justitie als een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid en daarmee als roekeloos gedrag.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Naar de verdediging stelt, is het voorval niet aan de schuld van verdachte te wijten, althans heeft verdachte niet onvoorzichtig of roekeloos gehandeld. De verdediging wijst er hierbij op dat het slachtoffer door gebruik van alcohol en (soft)drugs ongeremd gedrag vertoonde. Het slachtoffer is in aanraking geraakt met de schroef doordat hij vasthield aan het touw, terwijl dat in de gegeven omstandigheden geen normale reactie is. Verder voert de verdediging aan dat de bocht naar links die verdachte maakte als bestuurder van de boot, niet onverwacht is geweest zodat het slachtoffer niet daardoor overboord kan zijn gevallen.
De onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten kunnen bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 8 augustus 2008 omstreeks 20.00 uur werd de politie gevraagd te komen naar het water de Binnenbedijkte Maas in de gemeente Binnenmaas, omdat aldaar een ongeval had plaatsgevonden met een snelle motorboot. Daarbij was een van de passagiers overboord gevallen en in aanraking gekomen met de schroef van de boot. In de haven aangekomen trof de politie op de betreffende motorboot onder meer verdachte als schipper en de heer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) die onderuit hing op de motorboot. Het slachtoffer had een bloedende voet en klaagde over hevige pijn in zijn rug. Door de verbalisanten ter plaatse werd gezien dat verdachte vervolgens naar een aldaar geparkeerde auto liep en met dit voertuig de haven uitreed. Verdachte is later die avond gehoord en heeft onder meer verklaard dat het slachtoffer op de punt van de boot stond tijdens het varen en dat hij overboord viel bij het maken van een bocht. Naar verdachte heeft verklaard deed het slachtoffer net als in de film. Verder heeft verdachte verklaard dat het niet verstandig was dat het slachtoffer op de punt van de boot ging staan en dat verdachte er niets van heeft gezegd omdat het slachtoffer volwassen is. Volgens zijn verklaring had verdachte er als schipper wel wat van moeten zeggen, en weet hij dat hij verantwoordelijk is voor de boot en iedereen die er op aanwezig is, ook voor hun gedrag. Een eveneens die avond afgenomen blaastest wees uit dat verdachte tijdens het varen van de boot en het besturen van de auto een ademalcoholgehalte had van 520 microgram per liter. Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij wist dat het slachtoffer voordat hij op de punt van de boot ging staan alcoholhoudende drank had genuttigd alsmede dat verdachte op het moment van het ongeval half omgedraaid zat op zijn bestuurdersstoel. Naar verdachte verder ter zitting heeft verklaard stond het slachtoffer met blote voeten op de punt van de boot en vond verdachte dat gevaarlijk.
Het slachtoffer heeft in zijn verklaring over het voorval aangegeven dat hij op de punt stond en het touw van de boot met beide handen vast had. Hij wilde, zo heeft hij verklaard, een beetje dat Titanic-gevoel krijgen. Naar het slachtoffer heeft verklaard ging de boot niet hard, maar voelde en hoorde hij op een gegeven moment dat de boot snelheid meerderde. Het slachtoffer hoorde dat aan het motorgeluid en voelde de punt van de boot omhoog komen. Op een voor hem onverwacht moment stuurde verdachte de boot naar links. Het slachtoffer verloor zijn evenwicht en viel van de boot. Naar het slachtoffer verder heeft verklaard wilde hij niet vallen en hield hij het touw stevig vast.
[getuige 1], dochter van verdachte, heeft verklaard dat het slachtoffer voor op de boot stond, het touw vasthield en wat gek aan het doen was. Naar zij heeft verklaard deed het slachtoffer met het touw alsof hij aan het waterskiën was. Zij heeft verklaard niet te hebben gehoord dat verdachte tegen het slachtoffer heeft gezegd van de punt van de boot af te komen en niet te weten of verdachte het slachtoffer heeft gewaarschuwd. Verder heeft zij verklaard dat verdachte een bocht maakte naar links, en dat het slachtoffer toen zijn evenwicht verloor en in het water viel.
[getuige 2], schoonzoon van verdachte en neef van het slachtoffer, heeft verklaard dat op een gegeven moment verdachte en het slachtoffer aan het dollen waren met elkaar. Hierbij stond het slachtoffer op de punt van de boot, een beetje zoals uit de scene van de film Titanic. Verdachte maakte hierbij stuurbewegingen van links naar rechts. Tijdens dit dollen ging de boot volgens [getuige 2] tussen 15 en 20 mijl per uur. Dit dollen duurde zo'n tien minuten. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat verdachte niet heeft gezegd dat het slachtoffer van de punt van de boot moest komen. Op een gegeven moment ging het mis en viel het slachtoffer aan de rechterzijde van de boot af. Dit gebeurde ook in zo een bocht.
Uit een in het dossier gevoegde medische verklaring volgt dat het slachtoffer onder meer een incomplete dwarslaesie heeft opgelopen. In een op 12 september 2008 afgelegde verklaring geeft het slachtoffer aan dat hij onder behandeling is bij een revalidatieziekenhuis en dat de gevolgen voor de lange termijn zijn dat hij slecht of helemaal niet meer zal kunnen lopen.
Uit voormelde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een zeer lichtzinnige inschatting heeft gemaakt van de risico's die zich voor konden doen tijdens het varen. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] een dwarslaesie bekomen. Niet iedere gedraging van verdachte afzonderlijk is naar de rechtbank overweegt roekeloos. De gedragingen in onderlinge samenhang bezien brengen echter mee dat verdachte roekeloos heeft gehandeld en dat het ongeval aan zijn schuld is te wijten. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat bovenmatig alcoholgebruik het vermogen om situaties juist in te schatten negatief beïnvloedt, meer in het bijzonder situaties waarin een persoon als bestuurder optreedt. Verdachte had ongeveer anderhalf keer de toegestane hoeveelheid alcohol genuttigd. Desondanks bestuurde hij een boot en had hij de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de overige mensen op de boot. Verdachte wist dat ook het slachtoffer alcohol had genuttigd en diende er daardoor rekening mee te houden dat het slachtoffer niet in staat was situaties juist in te schatten. De rechtbank acht het ook een feit van algemene bekendheid dat een persoon staande op de punt van een speedboot veel eerder het evenwicht verliest dan zittende op de daarvoor bestemde plaatsen. Verdachte wist dat ook, maar waarschuwde het slachtoffer niet voor de risico's. Op het moment van het ongeval zat verdachte half omgedraaid en had hij dus niet volledig zicht op wat er gebeurde op de punt van de boot. Op een voor het slachtoffer onverwacht moment wijzigde verdachte de koers van de boot. Als gevolg daarvan is het slachtoffer overboord gevallen en in het water in aanraking gekomen met de schroef van de boot. Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank voorts van oordeel dat voor zover het vasthouden van een touw door het slachtoffer heeft bijgedragen aan de gevolgen van de val, dit te wijten is aan de schuld van verdachte. Verdachte heeft het slachtoffer in een positie gebracht dat hij zich genoodzaakt voelde een touw vast te houden.
Evenmin volgt de rechtbank de verdediging in haar verweer dat de door verdachte ingezette koerswijziging (bocht naar links) niet onverwacht was zodat het slachtoffer niet daardoor overboord kan zijn gevallen. Uit de voormelde verklaringen van verdachte, het slachtoffer en de verklaring van [getuige 1] volgt dat het slachtoffer door het maken van een bocht naar links overboord viel. Geen van de getuigen heeft verklaard dat het slachtoffer kon verwachten - bijvoorbeeld omdat verdachte dat aankondigde - dat verdachte de koers zou wijzigen. Weliswaar heeft voormelde getuige [getuige 2] verklaard over voorafgaande stuurbewegingen van links naar rechts, maar kennelijk waren die stuurbewegingen of de omstandigheden waaronder die plaatsvonden, niet van vergelijkbare aard aangezien het slachtoffer daardoor niet zijn evenwicht verloor.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat de boot zo zwaar stuurde dat de boot daardoor geen onverwachte wendingen kon maken. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de boot zwaarder, dan wel zwaar stuurt naar stuurboord, maar door de verdediging is niet bestreden dat de fatale bocht een bocht betrof naar bakboord (links).
Feiten 2 en 3
De onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, het onderzoeksrapport van het NFI en het proces-verbaal rijden onder invloed.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 08 augustus 2008 te gemeente Binnenmaas, roekeloos, is geweest
terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde
als schipper van een snelle motorboot, (speedboot), daarmee varende op de Binnenbedijkte Maas, een opvarende
genaamd: G.J.I. Pletniet heeft gewaarschuwd om tijdens het varen niet op de punt van de boot te gaan staan
en
is hij verdachte -terwijl voornoemde opvarende op de punt van de boot stond onverwachts van koers veranderd, tengevolge waarvan die opvarende in het water is gevallen envervolgens onder de boot is terechtgekomen en in aanraking is gekomen met de schroef van de snelle motorboot, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat G.J.I. Plet zwaar
lichamelijk letsel, te weten een incomplete dwarslaesie, heeft bekomen;
2.
hij op 08 augustus 2008 in de gemeente Binnenmaas op een scheepvaartweg, de Binnnenbedijkte Maas,
een varend schip, snelle motorboot, speedbootheeft gevoerd engestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek
520 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de Scheepvaartverkeerswet;
3.
hij op 08 augustus 2008 te Maasdam, gemeente Binnenmaas, als bestuurder van een voertuig, auto, dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994,
520 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten strafbaar. Als reactie op het hierna vermelde verweer van de verdediging heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit een geheel nieuw punt betreft en dat daarvan niets is gebleken in het dossier.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat het onder 1. tenlastegelegde feit niet strafbaar is omdat het voor het aanleggen van de boot noodzakelijk was dat het slachtoffer op de punt van de boot stond.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is oordeel dat alle feiten strafbaar zijn. De rechtbank verwerpt het verweer dat het voor het aanleggen van de boot noodzakelijk was dat het slachtoffer op de punt van de boot stond. Een dergelijke noodzaak is niet aannemelijk geworden gelet op de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer had kunnen verzoeken van de punt af te gaan en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat verdachte en het slachtoffer aan het dollen waren of gek deden. Het gestelde aanleggen van de boot acht de rechtbank voor het moment van het ongeval evenmin aannemelijk geworden nu geen van de verklaringen dat vermeldt en het slachtoffer heeft verklaard dat de boot vlak voor het ongeval vaart meerderde.
Het bewezenverklaarde levert op:
FEIT 1, primair
AAN ZIJN SCHULD TE WIJTEN ZIJN DAT EEN ANDER ZWAAR LICHAMELIJK LETSELT BEKOMT, TERWIJL DE SCHULD BESTAAT IN ROEKELOOSHEID
FEIT 2:
OVERTREDING VAN ARTIKEL 27, LID 2 VAN DE SCHEEPVAARTVERKEERSWET
FEIT 3:
OVERTREDING VAN ARTIKEL 8 VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen:
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, te vervangen door honderd dagen vervangende hechtenis;
- een geldboete van duizend euro te vervangen door twintig dagen vervangende hechtenis
- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Naar de verdediging aanvoert zit verdachte met het gebeurde ontzettend in zijn maag. Het heeft een smet op zijn leven geworpen en het zal hem de rest van zijn leven bijblijven. Verder verzoekt de verdediging de rechtbank rekening te houden met het misbruik dat het slachtoffer heeft gemaakt tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis van de door verdachte aan het slachtoffer ter beschikking gestelde laptop. Ter nadere onderbouwing van haar stelling dat het slachtoffer bij verdachte gebruikskosten buiten zijn reguliere tegoed heeft veroorzaakt, heeft de verdediging nota's in het geding gebracht.
Bij het opleggen van een straf voor de onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten verzoekt de verdediging rekening te houden met het feit dat verdachte zijn rijbewijs niet terug heeft gekregen door het niet volgen van de alcoholverkeerscursus.
Bovendien, zo voert de verdediging aan, heeft de zaak al heel lang geduurd (vanaf
augustus 2008) en heeft verdachte al die tijd in angst voor de zitting geleefd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bepaalt de op te leggen straf op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon alsmede de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft een speedboot bestuurd onder invloed van ongeveer anderhalf keer de toegestane hoeveelheid alcoholhoudende drank. Van het slachtoffer wist verdachte dat hij ook alcohol had gedronken. Niettemin stond verdachte het slachtoffer zonder waarschuwingen toe op de punt van de boot te gaan staan. Half omgedraaid zittend stuurde verdachte de boot naar links. Het op de punt staande slachtoffer verwachtte deze koerswijziging niet, verloor zijn evenwicht en viel overboord. Hoewel het slachtoffer ogenschijnlijk de gevolgen van zijn val probeerde te beperken door een touw vast te houden, raakte het slachtoffer in aanraking met de schroef van de boot. Het letsel dat daaruit is gevolgd, is onherstelbaar voor het slachtoffer. Een incomplete dwarslaesie heeft het leven van het slachtoffer volledig op zijn kop gezet. Naar het zich laat aanzien zal het slachtoffer de rest van zijn leven niet meer (normaal) kunnen lopen. Met deze wetenschap zal ook verdachte de rest van zijn leven moeten omgaan. Naast voormelde feiten heeft verdachte direct na het ongeval zijn auto bestuurd met daarin twee kleine kinderen. Op dat moment was verdachte onder invloed van ruim het dubbele van de voor het besturen van een auto toegestane hoeveelheid alcoholhoudende drank.
De rechtbank hanteert geen vast uitgangspunt voor het opleggen van een straf voor het onder 1. tenlastegelegde feit. Ter vergelijking betrekt de rechtbank bij haar oordeel het uitgangspunt dat geldt bij first offenders van het onder 1. tenlastegelegde feit indien dat in het wegverkeer had plaatsgevonden. Dat betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren. Het verkeer over de weg en over het water acht de rechtbank evenwel niet zonder meer vergelijkbaar. De kans dat een ongeval met zwaar lichamelijk letstel zich voordoet, acht de rechtbank bij wegverkeer in grotere mate aanwezig dan bij waterverkeer. Bij het hanteren van voormeld uitgangspunt houdt de rechtbank daarmee rekening in matigende zin. Bij het varen of rijden onder invloed hanteert de rechtbank als uitgangspunt een geldboete van vijfhonderd tot duizend euro met een mogelijke ontzegging van de rij- en of vaarbevoegdheid.
Hoewel de door de rechtbank gehanteerde uitgangspunten gelden voor first offenders, houdt de rechtbank gelet op de leeftijd van verdachte in enigszins strafverlagende zin rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het begaan van een strafbaar feit. Eveneens in strafverlagende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat anderhalf jaar is verstreken tussen de datum van het voorval en de behandeling daarvan ter zitting.
Naar de verdediging aanvoert dient in strafverlagende zin rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte nog geen motorvoertuig mag besturen. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet, nu het rijbewijs kort na de invordering is teruggegeven en verdachte na het volgen van een cursus wederom een motorvoertuig mag besturen. In de omstandigheid dat verdachte de alcoholcursus niet of niet met goed gevolg heeft gevolgd, ziet de rechtbank geen aanleiding in strafverlagende zin rekening te houden bij de strafoplegging.
De rechtbank zal verdachte niet veroordelen tot een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke ontzegging van de vaarbevoegdheid. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds het ongeval niet meer heeft gevaren, van plan is dat ook in de toekomst niet meer te doen en zijn boot wenst te verkopen.
De rechtbank zal alles overwegende en voor alle feiten samen, verdachte veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden en een geldboete van duizend euro.
8 De benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer], [adres en woonplaats]. Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 25.000,- , als voorschot op, zoals hij stelt, smartengeld.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door en namens verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
Ui het dossier en het verhandelde ter zitting volgt voor de rechtbank dat het ongeval ernstige gevolgen heeft voor het slachtoffer. Naar het zich laat aanzien zal het slachtoffer de rest van zijn leven niet meer (normaal) kunnen lopen en zijn meerdere lichaamsfuncties blijvend beperkt. In beginsel ligt toewijzing van een vordering tot schadevergoeding daarom in de rede. In deze zaak is de rechtbank niettemin van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank acht de vordering niet eenvoudig van aard. De benadeelde partij vordert een bedrag bij wijze van voorschot. Het toepasselijke recht kent die mogelijkheid niet. Zonder nadere onderbouwing is het voor de rechtbank voorts niet duidelijk of de vordering betrekking heeft op zowel materiële als immateriële schade of slechts een van beide, noch waaruit die schade concreet bestaat. Voor het geval de vordering geacht wordt betrekking te hebben op zowel materiële als immateriële schade is met de gegeven motivering niet duidelijk hoe de vordering is opgebouwd.
9 De wettelijke voor schriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57 en 308 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 27 en 31 van de Scheepvaartverkeerswet en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderdtwintig dagen;
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden
- bepaalt dat de voorwaardelijke delen van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van duizend euro, bij niet voldoening te vervangen door twintig dagen hechtenis.
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. E.H. van der Steeg en mr. J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 februari 2010.
Mr. E.H. van der Steeg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 08 augustus 2008 te Maasdam gemeente Binnenmaas, gemeente Binnenmaas, althans grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
(terwijl hij verdachte (zwaar) onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde)
als schipper van een snelle motorboot, (speedboot), daarmee varende op de Binnenmaas en/of de Binnenbedijkte Maas, een opvarende (genaamd: G.J.I. Plet) niet verboden, althans niet gewaarschuwd om tijdens het varen niet op de punt van de boot te gaan staan
en/of
is hij verdachte -terwijl voornoemde opvarende op het punt van de boot stond (onverwachts) van koers veranderd, tengevolge waarvan die opvarende in het water is gevallen en/of (vervolgens) onder de boot is terechtgekomen en/of in
aanraking is gekomen met de schroef van de snelle motorboot,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat G.J.I. Plet zwaar lichamelijk letsel, te weten een (incomplete) dwarslaesie, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 augustus 2008 in de gemeente Maasdam, gemeente Binnenmaas, als schipper van een snelle motorboot daarmede varende op de Binnenmaas en/of de Binnebedijkte Maas, zijnde een openbaar voor de
scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, terwijl uitdrukkelijke voorschriften in het Binnenvaartpolitiereglement ontbraken, niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goede zeemanschap en/of door omstandigheden waarin dat schip of dat samenstel zich bevond in het belang van de veiligheid en/of de goede orde van de scheepvaart waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht en/of schade werd veroorzaakt aan een ander schip/andere schepen en/of aan een andere drijvende voorwerpen, aan oevers en/of aan werken en/of inrichtingen die zich in de vaarweg en/of op de oevers daarvan bevonden en/of de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar werd gebracht,
immers heeft hij een opvarende (genaamd: G.J.I. Plet) niet verboden, althans niet gewaarschuwd om tijdens het varen niet op de punt van de boot te gaan staan
en/of
is hij verdachte -terwijl voornoemde opvarende op het punt van de boot stond (onverwachts) van koers veranderd, tengevolge waarvan die opvarende in het water is gevallen en/of (vervolgens) onder de boot is terechtgekomen en/of in
aanraking is gekomen met de schroef van de snelle motorboot en letsel heeft bekomen;
zijnde de terminologie in deze telastelegging gebezigd in de zin van het Binnenvaartpolitiereglement;
2.
hij op of omstreeks 08 augustus 2008 in de gemeente Binnenmaas op een scheepvaartweg, de Binnenmaas en/of de Binnnenbedijkte Maas,
een varend schip, (snelle motorboot, (speedboot)) heeft gevoerd en/of gestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek
650 microgram, althans 520 microgram, in elk geval hoger dan driehonderdvijftig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de Scheepvaartverkeerswet;
3.
hij op of omstreeks 08 augustus 2008 te Maasdam, gemeente Binnenmaas, als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
650 microgram, althans 520 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Parketnummer: 11/800541-08
Vonnis d.d. 2 februari 2010