ECLI:NL:RBDOR:2010:BL2310
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van achterstallige kinderalimentatie met overbedelingsvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 3 februari 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee gewezen echtelieden. De man vorderde te verklaren voor recht dat hij gerechtigd was om een vordering op de vrouw, voortvloeiend uit een eerder vonnis van 16 april 2008, te verrekenen met achterstallige en toekomstige kinderalimentatie die de vrouw op basis van een beschikking van 15 juni 2005 verschuldigd was. De vrouw voerde verweer en stelde dat de vorderingen van de man onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig waren, en dat hij geen bevoegdheid had tot verrekening omdat de kinderalimentatie bestemd was voor de verzorging en opvoeding van hun kind.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een vordering op de man had wegens achterstallige alimentatie, terwijl de man ook een vordering op de vrouw had uit hoofde van de afwikkeling van het huwelijksvermogen. De rechtbank oordeelde dat de man niet gerechtigd was om zijn vordering te verrekenen met de alimentatie, omdat de bestemming van de alimentatie aan verrekening in de weg stond. De alimentatie was bedoeld om te voorzien in de levensonderhoud van het kind, en het onttrekken van deze middelen aan hun bestemming door middel van verrekening was onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft de vorderingen van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van de bestemming van alimentatie en de beperkingen die gelden voor verrekening in het kader van alimentatieverplichtingen.