ECLI:NL:RBDOR:2010:BL7735
Rechtbank Dordrecht
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen en verbod tot opnieuw beslag leggen
In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiser 1] en de besloten vennootschap OTTOLINX B.V., de opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde, de besloten vennootschap BRASSTO S.P.D. B.V., waren gelegd. De voorzieningenrechter heeft op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in kort geding. Tijdens de procedure bleek dat gedaagde het originele contract, dat als bewijs diende, kwijt was geraakt, wat het onderzoek bemoeilijkte. De vordering van gedaagde werd als onaannemelijk beoordeeld, wat leidde tot de beslissing om het beslag op te heffen en een verbod op verdere conservatoire beslagen toe te wijzen. De rechtbank oordeelde dat het door gedaagde ingeroepen recht ondeugdelijk was en dat het opnieuw leggen van beslag als misbruik van recht moest worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wees de vorderingen in reconventie van gedaagde af, omdat de onderbouwing van de vorderingen te vaag was en niet voldoende bewijs werd geleverd. De proceskosten werden toegewezen aan de eisers, die in het ongelijk gestelde partij waren. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures en de gevolgen van het niet kunnen overleggen van bewijsstukken.